Hoofdcategorieën
Home » Overige » Schrijfwedstrijden » Im ZOO mit Tom und Bill
Schrijfwedstrijden
Im ZOO mit Tom und Bill
Stuiterend van de energie sta ik in de gang langs de trap. “Kom nou, kom nou, kom nou-hou!”ť Even ben ik stil om te horen of ik enige reactie krijg. Doodse stilte. “Tom!”ť jengel ik nu en drapeer mezelf over de trapleuning. Wachten is niet leuk wanneer je moet wachten. Wacht. Wachten is nooit leuk..
“Djeez, verman jezelf eens!”ť Een geïrriteerde Tom sloft de trap af, kijkt me met een opgetrokken wenkbrauw - die ik subtiel na doe - en loopt dan weer hoofdschuddend door. “Soms vraag ik me echt af of je mijn tweeling wel bent. We lijken tien jaar te verschillen,”ť mompelt hij tijdens zijn jas aantrekken.
“Maar je houdt van me!”ť Mijn jas heb ik al aan. Dan maar onnodig aan mijn zwarte rits frummelen.
“Blijkbaar,”ť komt er nog zacht uit zijn mond, maar ik hoor het al niet meer, in gedachte op maar één ding.
“De dierentuin!”ť gil ik uitgelaten in de auto bij het zien van het bordje ZOO. Tom stapt met gescheurde trommelvliezen uit. Het plakbandrolletje waar ik de hele reis mee zat te kloten, stop ik in mijn jaszak, volg snel en ram het portier iets te hard dicht. Hij kijkt me geprikkeld aan, ik denk dat ik maar iets rustiger moet doen, anders explodeert hij nog uit elkaar. Even zie ik het beeld van kleine stukjes Tom die door de lucht dwarrelen voor me, maar schud dan snel mijn hoofd, ik ben nooit zo goed geweest met puzzelen, laat staan in de menselijke anatomie.
Voor de kassa vraagt Tom naar twee kaartjes. De vrouw achter het glas kijkt ons onderzoekend aan. Ik keer mijn hoofd van haar weg zodat mijn zwarte haar wat voor mijn gezicht valt. Gelukkig hebben we beide een muts op en wat minder opvallende kleding. Bill gespot in de dierentuin zal niet zo heel goed voor mijn ‘image’ zijn.
De pot op met die image, ik wil pinguïns zien! Ik trek Tom mee, die nog net op tijd de kaartjes weet te grijpen.
“Waarom zo’n haast? De dieren lopen niet weg.”ť Hij grinnikt om zijn eigen grap, ontsnapt uit mijn meesleurende greep en komt fatsoenlijk naast mij lopen. “Waar gaan we heen?”ť Ik wijs naar een bordje in de lucht waar Noordpool op staat. “Waarom nou weer daarheen? Azië is veel cooler, daar hebben ze Bengaalse tijgers!”ť Toms ogen vergroten.
“Nee, ik heb al lang genoeg gewacht op mijn pinguïn!”ť Demonstratief kruis ik mijn armen voor mijn borstkas, zet geen stap meer en kijk hem nors aan. Een paar ogen komen erbij kijken. Beschamend pakt Tom me bij de arm en trekt me richting het koude gebied. Jeej.
Bij het zien van die namaak ijsbergen krijg ik het al koud. Mijn handen verstop ik in de zakken van mijn jas, een vinger haakt in het rolletje van de plakband. Ik kijk naast me en zie Tom verveeld om zich heen kijkt, ik daarentegen kijk met glunderende ogen naar de beestjes in zwart kostuum. Eindelijk! Opgelaten hups ik naar de reling en bekijk hoe de veerloze vogeltjes in het water glijden en gemakkelijk door het water bewegen. Ik hou van die beestjes, ze hebben iets weg van Tom, hij waggelt net zo rond, ik houd ook van Tom.
Dolblij vlieg ik om Tom zijn hals en knuffel en stevig.
“Hé, ben je kierewiet?!”ť Geschrokken trekt hij me van hem af. Mijn armen laten als zuignappen los. “Wat als hier een foto van werd gemaakt? Dan gaan ze straks écht geloven in twincest en dan eindigen we als putjesscheppers! Wil je dat?”ť Schaapachtig kijk ik hem aan. Wat voor gare doemscenario’s gaat er door zijn hoofd, putjesscheppers? Komaan!
Ik lach hem hard uit. “Wie is hier nou kierewiet? Ik mag mijn broer toch wel ‘broederlijk’ knuffelen? Daar word je geen putjesschepper van hoor. En sinds wanneer maak jij zo’n dik probleem van paparazzi? Ik tape ze wel aan een boom bij die tijgers van jou met mijn plakband, dan geven ze wel het bewijs.”ť Ik lach nog wat na. Tom heeft altijd al een rijkere fantasie gehad dan ik, maar dit maakt de doorslag. Putjesschepper, wat een giller.
“Eindelijk naar de tijgers! Ik heb nu wel lang genoeg gekeken naar die schele vogels.”ť
“Pinguïns,”ť murmel ik aangevallen. Ze zijn niet scheel, ze zijn cool!
“Fijn.”ť Hij kijkt even rond. “We moeten langs dit paadje.”ť Hij wijst naar een zandpaadje die naar een jungle lijkt te leiden. Als er maar geen vieze spinnen zijn. Rillend loop ik achter Tom aan die door grote bladeren trotseert. De plakband in mijn zak heb ik alweer in mijn knijpende vuist verstopt. Ik hou niet van donkere paadjes. Ik voel me een beetje onbevoegd hiero.
“Waar zijn we?”ť piep ik, en heb mijn nagels in Toms vest geboord, mijn buik nog net niet tegen zijn rug aangedrukt, met mijn adem die tegen zijn nekholte aanslaat.
“In de dierentuin.”ť Aan hem heb ik echt niets.
“Maar wí¡í¡r?”ť
“Bij de putjesscheppers kannibalen.”ť Verstijfd sta ik stil. Tom draait zich verbaasd om bij het niet meer voelen van mijn nagels in zijn vest. “Bill!”ť Het geflits van vieze mannetjes in putjesschepperkleding - geen idee hoe dat er uitziet - stopt abrupt. Wazig kijk ik hem aan. “Doe normaal! Dat geloof je toch niet?”ť
“Nee?”ť
“Zucht.”ť Met rollende ogen draait hij zich terug om en veegt bladeren uit zijn zicht. “Aaaa!”ť
“Wat, wat?”ť Nog nooit heb ik zo snel gerend, heb onbewust mijn plakband erbij gehaald en heb een groot stuk los gerold om nu gevaarlijk de plakkerige kant te richten naar wat voor mij gebeurd.
“Doe normaal, ik heb de tijgers gevonden. Doe die stomme rol weg!”ť
“Oh, juist.”ť Ik gooi de plakband over mijn schouder heen en loop met Tom mee richting het gebrul.
Toch zijn die charmante pinguïns in zwart pak way cooler..
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.