Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Gone. » [7]
Gone.
[7]
Ik ben trots op mijn broer, ergens. Want ik weet dat hij altijd al een klein hartje heeft gehad, maar ik was één van de enige die het zag. Zijn daad was goed, liefdevol, perfect. Maar het maakt er mij niet gelukkiger om. Het wijst me weer op hoeveel ik voor andere mensen zou kunnen doen met mijn beroemdheid, maar ik heb er de kracht niet voor. Het is moeilijk voor mij om met vrije, onbekende mensen om te gaan. Altijd hoor ik dat stemmetje in mijn hoofd; ‘Nooit laten ze je gerust. Nooit laten ze je gerust!’ En mijn sympathie kan van het ene moment op het andere verdwijnen, gewoon omdat ik vreselijk jaloers ben. Je wilt niet weten wat ik zou doen voor een normaal leven. Ik zou alles geven, ik zou iedereen laten vallen. En ik weet dat ik het kan, dat het allemaal mogelijk is. Maar ergens ben ik bang, voor de reacties. Ik wil onze fans niet in de steek laten, ik wil niet zomaar verdwijnen. Maar het zou mijn uitweg zijn, mijn pad naar geluk. Ik mag niet meer aan anderen denken, ik kan hier niet eeuwig mee doorgaan. Een lach faken doet pijn, elk optimistisch woord zeggen knaagt aan me. Altijd weer die twijfels, ik sta ermee op en ga ermee slapen. Nooit laat het me nog gerust. Het stemmetje in mijn hoofd fluistert niet meer, het gaat steeds luider schreeuwen. Negeren is niet langer meer mogelijk. Ik snap niet dat mijn broer het niet ziet. Ergens moet hij het wel doorhebben, ergens moeten bij hem ook vragen zijn. Maar hij is teveel ondergedompeld in zijn succes, dat hij er niet om geeft. Ik mag hem geen verwijten maken, maar ik zou hem zo graag met me meenemen. Samen eropuit trekken, de wereld verkennen, vanuit een ander standpunt bekijken. Ik wil godverdomme eindelijk eens uit die bus komen! Ik ben de muren zat gezien, ik haat de kleur van de gordijntjes, de autostrades lijken allemaal dezelfde, onze crew is saai geworden. Ik ben al de mensen rondom mij gewoon beu. De fans boeien me totaal niet meer, ze doen steeds hetzelfde. Ik zie de rest van de band stralen bij elke actie op een concert, maar mij raakt het niet meer. Het is al twee jaar geleden dat ik van iets onder de indruk was. 14 oktober 2007. Ik zal het nooit vergeten. Ons eerste echte concert in België sinds we daar beroemd werden, fantastisch was het. Vanuit het niets kleurde de concertzaal wit, duizenden papieren werden in de lucht gestoken. We stonden met onze mond vol tanden. Een geweldig optreden, het laatste geweldige optreden. Of toch in mijn ogen. Die avond veranderde alles. Het lag niet aan het concert, maar wat er daarna gebeurde. Ik zal het nooit vergeten, elke dag denk ik er nog aan terug. Het is allemaal haar schuld.
‘Hé Bill? Bill, luister je?’ En weer zit hij op een andere planeet en hoort me niet. Ik begin hem ervan te verdenken dat hij me opzettelijk negeert. Moest ik een reden daarvoor kunnen verzinnen, natuurlijk. We hebben geen echte ruzies meer gehad, er is niets opvallends gebeurt de laatste weken. Er is iets mis, maar het aan ons vertellen? Nee hoor, daar voelt hij zich te goed voor. Het begint mij verschrikkelijk tegen te steken, en ook Gustav en Georg krijgen iets in de gaten. Allebei sloegen ze mij trots op de rug na mijn optreden tijdens BigBen. Maar Bill, die staart gewoon gezellig voor zich uit. ‘Ik eet zo graag chocolade.’ Geen reactie. ‘Nena kan niet zingen.’ Niets. Ik verlies even mijn kalmte en schud wild aan Bills schouders. En eindelijk krijg ik gehoor, en hoe. ‘Tom godverdomme! Kan je mij nu nooit even met rust laten?! We zijn geen kleuters meer, bemoei je met je eigen zaken. Ik ben je gezaag goed zat!’ Wat? Waar heb ik dit aan verdiend? Ik maak me gewoon zorgen en ben zijn gedrag beu. Mijn ooit zo lieve broer stelt zich recht en stormt woedend weg. Net voor hij door de deur naar buiten verdwijnt, schreeuwt hij nog: ‘En zorg dat ik een eigen kamer krijg. Ik word misselijk van jouw aanwezigheid!’ Ik voel me vanbinnen koken en bijna ren ik hem achterna. Hij wordt ziek van mij? Ik ben hier anders wel niet degene die zich afsluit van alles en iedereen. Langzaam tel ik tot tien en probeer me te kalmeren. Godverdomme Bill! Hij heeft dan alles wat hij maar kan wensen, dan gaat hij zich nog arroganter en verschrikkelijk egoïstisch gaan gedragen. Nooit gedacht dat mijn bloedeigen tweelingbroer zo laag kon vallen. Met een plof laat ik me weer in de zetel vallen en slaak een zucht. Ik ben kapot. En ik voel me verschrikkelijk. Machteloos. Zijn sterrenstatus is hem naar het hoofd gestegen. Ik had het moeten weten, dat dat ooit zou gebeuren. Maar waarom juist Bill? Ik ben van nature al zoveel meer zelfingenomen dan mijn broer. Maar ik weet tenminste nog waar de lijn ligt. Een kuch brengt me uit mijn overdenkingen. Juist, Georg en Gustav bestaan ook nog. Al zien ze er momenteel heel erg geschrokken en lijkbleek uit. ‘Tom, wat moest dat voorstellen? Wat heb je gedaan dat Bill zo woedend op jou is?’ ‘Zo hebben we hem nog nooit gezien. Het leek allemaal zo, zo gemeend.’ Inderdaad, deze keer leek het alsof hij echt meende wat hij zei. Het leek geen vlaag van woede, het leken geen ondoorgedachte woorden. Het leek alsof wat hij al eeuwen voelde eindelijk naar buiten kwam. ‘Ik weet het niet. Ik weet het echt niet. Het kwam uit het niets. Ik, ik…’ Ik heb er geen verklaring voor. Monsi, onze hoofdbewaker komt de kamer binnen, met de boodschap dat Bill al alleen naar het hotel teruggekeerd is. Als verdoofd klik ik, niet nadenkend over wat Monsi ons juist vertelt. Bill denk al langer zo over mij, maar hoelang? Als in een doodstoestand worden ook wij naar het hotel gevoerd en stilletjes glip ik mijn kamer binnen. Bill heeft blijkbaar geen aparte kamers meer kunnen regelen. Maar dat probleem heeft hij opgelost door zijn bed subtiel naar het andere uiteinde van de kamer te verschuiven. Zonder het grote licht aan te doen trek ik mijn kleren uit en kruip in bed. Ik ben verschrikkelijk uitgeput maar kan de slaap toch niet vatten. Steeds dezelfde vier woorden blijven door mijn hoofd spoken.
Mijn tweelingbroer haat mij.
Mijn tweelingbroer haat mij.
Mijn
Tweelingbroer
Haat
Mij.
Reacties:
Het is allemaal haar schuld.
Ewa?!?
Toen kwam er dus een meisje/vrouw in het spel. Ik wil weten, ja echt heel erg. Ik ben trouwens niet nieuwsgierig hoor, ik weet gewoon graag alles.
En shuffle begint eng te doen.
Lass uns Laufen, best toepasselijk.
En dan Tom. Oh, nu vind ik het ook zielig voor hem. Voor Bill én Tom. Waarom zegt Bill het niet gewoon? Tom zal het heus wel begrijpen! Denk ik. Ja, hij doet zijn best maar het te begrijpen!
Bill, jij gaat nu heel erg lief doen tegen Tom ja?
Nee?
o.o
Nou zeg.
Ik ga verder lezen
maar ik was één van de enigste die het zag
Zie de reactie bij hoofdstuk vier.
Ik ben de muren zat gezien
Waarschijnlijk bedoelde je:
Ik ben het zat dezelfde muren steeds te zien
Ik heb de muren te vaak gezien
?
Hoe kan Bill zijn eigen tweelingbroer nou haten?
Dat mag gewoon niet.
An en Sun
Het is allemaal haar schuld.
HAAR.
HAAR?
HAAR!
Sjeezes.
Tommie, mag ik je troosten?
Zoef
En nu vind ik Tom egt zoooooooo zielig hé, arme schat. En Bill is ook zielig, en en en wie is HAAR o.o? Billie moet jij ons iets vertellen?