Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Burn After Reading » Smells Like Teen Spirit.
Burn After Reading
Smells Like Teen Spirit.
Na wat ongeveer twee uren moeten zijn, bliept er iets aan Orpheus’ riem. Hij werpt een blik op het scherm van de pieper, grijnst en gaat staan.
‘We moeten bewegen, jongens. We gaan Tom hier voorstellen aan de rest van de groep.’ Ik kijk op bij het horen van mijn naam, en hij ziet de twijfel op mijn gezicht. Ik was verdiept in Harpers dagboek, haar handschrift wordt steeds duidelijker voor mij. Er zaten ook passages in over de verschillende leden, die nu door mijn hoofd spelen terwijl ik hen één voor één bekijk.
Malvolio geeft me de creeps. Dat klinkt misschien gemeen, maar het ligt niet aan zijn littekens. Hij praat nooit, behalve met Orpheus als ze plannen bespreken. Verder vult hij zijn dagen met schietoefeningen en mensen aanstaren. Ik heb soms het gevoel dat hij dwars door me heen kijkt. Zou hij gedachten kunnen lezen? Ik wil het me niet voorstellen.
Eglantine. Haar uiterlijk en warme karakter hebben me lang een rad voor de ogen gedraaid, maar intussen weet ik wat meer over haar. Zij en Orpheus zijn al samen sinds hun tienerjaren. Tijdens de oorlog danste ze met het nationaal ensemble op officiële banketten en heeft zo ontelbare geheimen afgeluisterd of op andere manieren ontfutseld. Ze is de klassieke vrouwelijke spion: bloedmooi, mysterieus en dodelijk. Nog nooit heb ik een vrouw zo met een automatisch vuurwapen zien omgaan.
Orpheus. De kapitein. Hij kan een vriend en een echtgenoot zijn, en een minuut later spreekt hij ons toe als zijn troepen. Het is onmogelijk om geen respect voor hem te voelen, hij is een ontzagwekkend soldaat en een geboren leider. Hij houdt ons samen en geeft ons hoop dat we niet voor een verloren zaak vechten. Toch heb ik het gevoel dat hij iets voor me achterhoudt, iets waar hij de anderen wel over vertelt. Ik wil zijn goedkeuring verdienen, ook in zijn cirkel vertrouwen worden toegelaten. Hij is momenteel het enige wat ik heb dat op een vaderfiguur lijkt. Hij heeft mijn leven gered.
‘Tom?’ Eglantine schudt me bij mijn schouder. ‘Jongen, kom je? Je kan hier niet alleen blijven. Bovendien is het plan opgesteld, de eerste fase begint vannacht. Je wil toch niet alle actie missen?’ Ik bekijk de knappe, rustige vrouw met de zachte glimlach en begrijp plots wat Harper bedoelde. Ze heeft een onwankelbare hardheid waardoor ze zelfs in deze wereld kan dansen. En ik heb geen moeite om haar voor me te zien in een danspakje met een Wellsmith tegen haar heup. Lachend.
‘Ja, ik kom al.’ Malvolio sluit de deur achter me, draait ze op slot en jaagt me met een knik vooruit. Mijn God, waar ben ik in terecht gekomen?
Een kleine drugstore in een groezelige wijk achter het oude justitiepaleis. Eén enkel peertje verlicht de zaak, achter de toonbank staat een waanzinnig dikke vent een sigaar te roken.
‘Is Scout hier?’ vraagt Orpheus. De man knikt naar een ijzeren schuifdeur achter een paar rekken met blikvoer. Ze schuiven knarsend en piepend open en onthullen een al even slecht verlichte loods. Overal zie ik de silhouetten van oude motorfietsen, sommige modellen lijken van voor de oorlogen te stammen. Hoe komen ze daaraan?
‘Yo, Scout! Waar zit je, luie aap?’ roept Orpheus met zijn handen als een toeter om zijn mond.
‘Niet zo brullen, kapitein, ik hoor je heus wel.’ Een met smeerolie bevlekte hand zwaait boven het zadel van een Yamaha uit, en een jongen met slordig blondbruin haar en een brede grijns komt in beeld.
Scout is aardig, maar een beetje maf. Hij is niet veel ouder dan ik, maar voor hem lijkt de oorlog nooit te zijn gebeurd. Zelfs al heeft hij er zijn moeder en twee zusjes in verloren. Ik heb hem geloof ik nog nooit triest gezien. Ondanks zijn nonchalance is hij een waardevolle aanwinst geweest voor de rebellen. Hij is geen geweldige schutter zoals Orpheus of Malvolio, maar zijn obsessie met motors maakt dat hij ongeveer alles met twee of meer wielen aan het rijden kan krijgen.
Een klein café, niet ver van de plek waar we Scout hebben opgepikt. Er zitten een paar mannen in een hoekje tegen elkaar te grommen in het Tsjechisch, verder is er geen klandizie. Achter de bar staan twee meisjes, één van hen komt meteen op ons af. Zwart haar, mokkakleurige huid, ogen als zwartgloeiende kooltjes. Niet groot, maar ik deins toch een stapje achteruit als ik de ergernis in haar blik zie. Met dat kind wil ik geen ruzie.
‘Wat, nu meteen?’ bijt ze Orpheus toe. ‘Mijn shift is nog niet over! Heb je enig idee hoeveel moeite het me heeft gekost om met mijn huidskleur deze kutjob te krijgen?’
‘Kalm aan, Tethys,’ sust Orpheus. ‘Je collega kan het wel een halfuurtje alleen aan tot de aflossing komt.’
‘En ze zwijgt ook tegen je baas. Zeker als ik het haar vraag, hé Rima!’ voegt Scout eraan toe met een knipoog naar het blonde meisje. Die wordt knalrood en gaat verder met glazen spoelen.
‘Al goed, Don Juan, we snappen het,’ blaast Tethys. ‘Je hebt haar geneukt, applaus. Gaan we nu?’
Tethys, het Egyptische kruidvaatje. Haar vader heeft zijn hele gezin naar Duitsland verscheept toen de oorlog begon, denkende dat ze daar veilig zouden zijn. Hij dacht verkeerd. Tethys en haar broer overleefden, maar hij trok terug naar Cairo toen de storm weer ging liggen. Tethys weigerde mee te gaan, en hij vertrok zonder omkijken. Ze is vreselijk verbitterd en scheldt dagelijks op het racisme in de Westerse wereld, maar ze zou voor geen geld terugkeren naar Egypte. De waarheid, zo hoorde ik van Eglantine, is dat haar vader vlak voor de oorlog van plan was geweest om zijn dochter uit te huwelijken aan een vriend van hem. Om aan dat lot te ontsnappen was ze bereid alles de rug toe te keren, zelfs haar thuisland en de enige familie die ze nog had. Ze is allesbehalve een lieverdje, maar gelukkig is ze gevaarlijker voor onze tegenstanders dan voor ons.
Een rave in het centrum. ’s Nachts komen de jongeren op straat in een poging om nog iets te maken van dit leven. Drugs, alcohol en psychedelische muziek nemen dan de straten en leegstaande gebouwen over.
In een oude parkeergarage die momenteel dreunt van de muziek en de springende, schreeuwende tieners maken we kennis met Isolde en Takumi. Isolde gaat dagelijks undercover in het drugsmilieu, op zoek naar nieuwe rekruten en houdt haar oren open voor geruchten. Gepierced op meer plaatsen dan ik kan tellen, gekleed in fluorescerende kleuren en met haar haren in gele, groene, blauwe en zwarte dreadlocks lijkt ze een opvallende verschijning, maar in deze omgeving gaat ze op in de massa en het duurt even voor we haar vinden.
‘Oh, nu al?’ is alles wat ze zegt als Eglantine haar op de schouder tikt. ‘Oké, ik ga Takumi even zoeken. Dadelijk terug.’
Isolde. Uiterlijk bedriegt, want het is eigenlijk een schat van een meid. Ze heeft haar speedverslaving met veel moeite en hulp van de groep overwonnen en is nu vier jaar clean. Ze heeft een tijdje iets gehad met Scout, maar hij is nog te veel een kind voor haar. Ze is de eerste met wie ik echt klikte in de groep, en we hebben dezelfde liefde voor Clamp .9 laserguns.
Takumi is een Japanse jongen met wild rechtopstaand zwart haar. Buiten de rebellen is hij een vermaard DJ, vertelt Scout me, dus hij komt overal in Berlijn. Bij elke bevolkingslaag heeft hij zijn contacten en daardoor gaan veel moeilijke deuren voor hem open. Als ik hem zie staat hij letterlijk te springen van enthousiasme.
‘Hiya, amigo’s! Tijd voor actie?’ roept hij enthousiast en speelt met de veiligheidspal van zijn laserguns. Hij draagt er één op elke heup als een cowboy uit een oude wild west-film.
‘Laat dat, idioot,’ sist Orpheus en duwt de overenthousiaste jongen voor zich uit naar de trap. ‘Kan jij nu nooit eens ergens heengaan zonder per se te moeten opvallen?’
Takumi is gek, maar op een goeie manier. Hij is altijd enthousiast en je kan niet anders dan lachen als je hem ziet. Hij en Isolde trekken vaak op omdat hij met zijn DJ-werk veel nachten doorbrengt op dezelfde fuiven als zij. Maar ook de upper-class heeft voor hem geen geheimen. Bovendien is hij een technisch genie en kan hij ongeveer elk mogelijk beveiligingssysteem kraken binnen de zevenentwintig seconden. Vingerafdruksloten of internetsites kraken is iets waarin veel leden bedreven zijn, maar niemand hackt een zwaarbeveiligde politiesite, schrijft een virus in hun bestanden én steelt de belangrijkste files zoals Takumi. Met een glimlach, een koptelefoon op zijn hoofd, en intussen aan het kletsen met iedereen om zich heen.
Aan het politiekantoor. We wachten op Ramsey en Rupin, die nadat ze mijn wapens gingen ophalen nog één jongen moesten oppikken en ons vervolgens hier zouden ontmoeten. Alle rebellen controleren hun wapens, klikken volle patronen in hun laserguns of zwaaien achteloos met dubbelzijdige messen. Ik heb het daar niet zo voor, dus ik blijf zo veel mogelijk aan de kant en klik mijn holster open en dicht, open en dicht, open en dicht.
‘Nerveus?’ vraagt Orpheus met een verwonderlijk zachte stem. Ik knik, doe mijn mond niet open uit angst om zijn schoenen onder te kotsen. ‘Dat gaat wel over,’ zegt hij en geeft me een klap op mijn schouder. ‘Met een beetje geluk zit Harper hier nog in voorhechtenis en is dit allemaal voorbij binnen het uur.’ Ik wil vragen wat er gebeurt als dat niet het geval is, maar dan wijst Eglantine naar het einde van de straat.
‘Daar zijn ze.’ In mijn hoofd speelt het volgende fragment van Harpers dagboek.
Ramsey en Rupin, de tweeling. Joviale types, en perfect op elkaar ingespeeld. Zo goed als identiek, ze zijn alleen uit elkaar te houden door Rupins oorring. Aardige jongens, maar maak ze niet kwaad. Ze schieten, steken en slaan met een onvoorstelbare precisie. Sloten kraken is hun hobby, maar hun grootste passies liggen ergens anders. Ramsey is een onvoorstelbare beatboxer en Rupin doet breakdance zoals ik nog nooit gezien heb.
Het laatste lid is Jonah. Tot mijn verbazing herken ik hem, hij is zo’n beetje het jeugdidool van Berlijn. De looks heeft hij mee, halflang blond haar, bruine ogen, het bad boy-trekje in zijn gezicht… Elke dag krioelt het skatepark achter de Hemingway van de meisjes die voor die kerel van nauwelijks zeventien in katzwijm vallen. Ik legde niet meteen de link tussen hem en de naam in Harpers schrift, ik vond die knul altijd een beetje afgeborsteld. Maar nu hij lid van de rebellen blijkt te zijn, heb ik een ander beeld van hem. Zeker in combinatie met wat Harper over hem schreef.
Ik heb respect voor Jonah. Hij leeft een dubbelleven als jongerenicoon en rebellenlid. Hij moet jongeren aantrekken, zorgen dat we niet uitsterven, de nieuwe generatie ervan bewustmaken dat er veranderingen aan de gang zijn. Het kan niet makkelijk voor hem zijn. Zeker niet als zoon van Orpheus en Eglantine. Zijn hele familie loopt dagelijks gevaar voor het hoger doel.
‘Mooi zo, we zijn voltallig.’ Orpheus laat nergens uit blijken dat de jongen naast hem zijn zoon is, nu is hij alleen nog kapitein. Hij gebaart ons allemaal dichterbij te komen en begint het plan uiteen te zetten. Ik kreun hartsgrondig en buig naar hem toe. Here goes nothing.
En voor de 'speciale' mensen onder ons: cursief = Harpers dagboek.
En deze is voor Liesbeth, omdat dat ook eens mag ^^
Reacties:
Spannend zeg. En ik heb zo'n mooi beeld van die personages nu ^^
Ik kan niet wachten tot de actie begint! Volgens mij gaat het er hard aan toe gaan xS.
XX.
Ik ben blij dat ik dit verhaal begon te lezen. Het is echt goed, zoals ik van je gewend ben
Ga je snel verder?
Whiej!
Ik vind het allemaal leuke personages ^^
Weet je, jouw personen zijn eigenlijk altijd echte mensen, en ik vind het geweldig <3
[Zit op school + ben doodmoe, dus sorry voor de vreselijkheid van deze reactie --' ]
Maar het is en blijft geweldig (:
Wauuuw!
Dit stukje zoog me echt het beeldscherm in.
En wauw!
*hoopt dat ze zich alle namen herinnert*
Wieeeeeee :'D
xoxo <3
Stiekem wil ik wel weten hoe het verdergaat.