Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Naamloos... » Hoofdstuk 30
Naamloos...
Hoofdstuk 30
Tops zat rechtop in haar bed, vrijwel geluidloos etend uit een grote zak Hoffman’s Superklevende Kleefbonbons. Ze staarde voor zich uit en schudde een bonbon van haar vingers, die helemaal onder zaten met een plakkende, toffeekleurige substantie. Een zacht piepje en een gesmoorde kreet uit het bed naast haar vertelde haar dat Sam weer een nachtmerrie had. Hij was bang voor May. Hoe vaak had ze nu wel niet naast hun bedden gestaan, gehuild, door haar tranen heen gefluisterd dat het haar speet? Het maakte niet uit, hij vond haar nog steeds eng. Tops begreep hem ergens wel, maar toch ook weer niet. Het beeld van May tijdens haar laatste ziekenbezoekje zorgde even voor een woedende blik richting Sam, maar toen ze zijn gezicht zo tussen de ruwe wollen dekens zag liggen besefte ze dat ze ook onmogelijk boos kon zijn op hem. Een zucht verliet Tops’ mond en een haast onzichtbaar wolkje volgde. Het was bijna maart, maar nog steeds koud genoeg om ziek te worden als je naar buiten zou gaan zonder jas, sjaal en handschoenen. Waar was haar deken eigenlijk? Tops draaide zich om, maar op haar bed lag niets. Iets te wild ging ze op haar buik liggen om over de rand van het bed te kijken, dus schopte ze haar zak Hoffman’s Superklevende Kleefbonbons op de grond. Eenzelfde plakkerige vloeistof als die aan Tops’ vingertoppen bedekte een deel van de vloer. Een zacht ‘o jee’ verstoorde de stilte, gevolgd door een gemompelde spreuk - een gemompelde en mislukte spreuk. De bonbons werden weliswaar minder, maar ook zwaartekrachtloos. Tops keek met opgetrokken wenkbrauwen naar haar zwevende zoetigheid en prikte er zachtjes in met haar toverstok. Het spul bewoog heen en weer als een velletje papier in een herfstbriesje, en bleef tegelijkertijd een beetje aan Tops’ toverstok kleven, zodat het weer rubberachtig terugbewoog zodra Tops haar stok wegtrok.
‘Wauw.’
Na een tijdje gebiologeerd gestaard te hebben haar het zwevende goedje voor haar neus besefte Tops eindelijk dat het hier weg moest - madame Plijster zou haar levend verbranden als ze zwevend snoep zag in haar brandschone Ziekenzaal. Maar eigenlijk had Tops geen idee hoe je zoiets liet verdwijnen, dus griste ze een stukje bonbon uit de vloeistof en stak ze het in haar mond. Het smaakte zo ongeveer hetzelfde, alleen wat - luchtiger. Zachtjes lachte ze in zichzelf. Ze zat op een Ziekenzaal, in Zweinstein, bijna genezen van de aanval van haar beste vriendin, tevens weerwolf, en ze at zwevende Kleefbonbons. Als iemand haar dat een jaar geleden had verteld had ze hem waarschijnlijk alleen maar wezenloos aangestaard.
Nadat Tops haar de hele zwevende inhoud van haar zak Kleefbonbons had opgegeten en haar handen schoon had geveegd - niet helemaal vertrouwend op haar toverkunsten - ging ze weer op haar rug liggen, onder haar deken die onder het bed had gelegen. Een tijdje bleef ze zo liggen staren naar het plafond, maar slapen kon ze niet. Alles in haar hoofd bleef denken aan May en Tobi. Muisstil zette Tops haar blote voeten op de koude vloer naast haar bed. De deken gleed van haar af en de kou bezorgde haar even de rillingen. Een klein stapje richting de grote houten deur, nauwelijks hoorbaar. Toch bleef Tops stil staan, scherp luisterend of iemand haar gehoord had. Kennelijk niet, want even later liep ze zachtjes in de gang. Een van de portretten naast haar snurkte zachtjes, en een ander maakte piepgeluidjes. Tops stapte voorzichtig op de marmeren trap en wenste dat ze toch iets van sokken aan had getrokken. Maar terug ging ze niet. Nu al te laat. Halverwege de tweede trap kreeg ze opeens het gevoel dat ze bekeken werd, maar na twee en een halve minuut bijna ademloos tegen de muur te staan besefte ze dat ze zich vergist moest hebben. Dus liep ze verder, tot aan de tweede verdieping. De oude man op een schilderij aan de linkerkant was diep in slaap en mompelde losse woordjes, zoals ‘pruim’, ‘zeep’ en ‘ijscokraampje’. Tops liep er zachtjes heen en staarde ongemakkelijk naar het gezicht van de geschilderde man. Zijn lippen vormden zachtjes het woord ‘verstoppertje’ toen Tops besloot gewoon te doen wat ze normaal zou doen. Zachtjes tikte ze op de neus van de man. Zijn ogen gingen abrupt open en hij vloog overeind.
‘Boe,’ mompelde Tops zachtjes.
‘Wat is er in Godsnaam aan de hand?’
‘Niets.’
‘Het is drie uur ’s ochtends, en jij komt me vertellen dat er nies aan de hand is?’
‘Ik wil alleen mijn vrienden zien.’
‘Krijg nou wat. Je vrienden zien. Nu?’
‘Ja. Nu.’
De man zuchtte zachtjes, en zijn schilderij zwaaide open. Naar het wachtwoord had hij niet eens gevraagd.
Reacties:
Jij bent geweldig.<3
1. Omdat je weer verder geschreven hebt.
2. Wat voor een deel.
Zwevende kleefbonbons, paranoïa Tops, inslaappratende portretten,...
Ik vind dat je geweldig schrijft, en dat ga je niet proberen te ontkennen!
Want het is zo!
Ik heb me helemaal plat gelachen om dit stuk.
En ik vind dat je toch heel snel verder moet gaan.
Ik lees niet veel Harry Potter verhalen omdat ze nooit echt heel goed zijn, dus beschouw dat echt als een eer!
En nu ga ik snel LU afmaken.
deze is geen flut!! hij is geweldig