Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Eyecatcher » \8./

Eyecatcher

11 okt 2009 - 15:59

1085

1

419



\8./

Man, was ik blij dat we er waren! Ik was bijna uit pure verlegenheid uit de auto gesprongen! Voor de poort remde ik en keek achterom. Ik had namelijk een prangende vraag.
‘Waar is dat bakje nu?’ vroeg ik. Tom haalde zijn schouders op maar bleef kalm zitten, niet van plan om zijn hele lichaam in beweging te zetten voor het vinden van zo’n onnozel doosje. En ook de anderen maakten geen aanstalten om deze zoekende te hulp te schieten.
‘Luiaards!’ mompelde ik in het Nederlands en deed mijn gordel los. Ik trok mijn benen helemaal van onder het stuur, draaide me om en ging, op mijn knieën zowat tussen de zetels hangen.
‘Georg! Trek nu alsjebliiieef je benen ‘ns op, joh!’ zei ik benepen en waarschijnlijk ook wel wat moeilijk verstaanbaar aangezien ik met een kaak op Georgs knie was gebotst en bijgevolg op diezelfde kaak had gebeten. Toen hij dat deed kon ik nu pas helemaal de zetel onder handen nemen. Ik hing helemaal voorover en kwam pas tot het besef dat het wel erg grote gevaar op een onderrugverkoudheid liep als ik al 2 min. naarstig op zoek was. Na nog een kleine inspanning, want het doosje lag vér, had ik al een paar ideeën, het ene al afschuwelijker dan het andere, opgerakeld over wí t ze nu precies van me zouden denken. En midden in de *Jézus, wat een slet!*-denkpiste voelde ik een precies één vinger op nog preciezer één wervel. En niet alleen een wervel, ook een nagel. En de enige persoon met iet of wat deftige nagels hier in deze auto, was…
‘Bill! Ik schrok me bijna het pleuris!’ In één vloeiende beweging kwam ik recht en plofte weer zoals iedereen verondersteld wordt in een auto te zitten, met mijn voeten en benen onder het stuur.
‘Maaaar… Tadaaa!’ Ik zwaaide triomfantelijk met het bakje. Bill grijnsde en zei nepzeurderig: ‘Claraaa… Wat zijn luijjaardss?’ Nu was het mijn beurt om te grijnzen, zijn Nederlands was ook meer dan een goeie aanleiding, zei ‘Dat zijn jullie.’, en reed de garage binnen. Pas toen ik de motor uitdraaide viel Bills euro.
‘Pff…’ blies hij. ‘ZO lui zijn we nu toch ook weer niet?’ Ik schaterde het uit.
‘Keep dreaming, Bill. Keep dreaming!’ Plots vloog hij op mij af en deed dingen met mijn haar die ik nog niet eens door een kapper zou willen laten doen. En toen de rest ook doorhad dat ik vond dat ze minstens even lui waren als de gemiddelde koala in Planckendael, stierf ik net niet een extreem gewelddadige marteldood door gillend naar de lift te lopen. Maar ze waren snel, te snel. En de lift was traag, te traag. Ik gilde weer toen ik ze met hun verschrikkelijk nepmoordlustige blikken op me toe zag komen en begon als in de eerste de beste thriller met mijn vuisten op de inoxen liftdeuren te bonken. En terwijl ze steeds dichter op me toe slopen, was de aandacht voor de lift zelf helemaal weg. Wat dacht je, dat als je op het punt staat verslagen te worden door vier tegen één - meisje dan nog wel - je, en passant, ook nog eens diep nadenkt over het compleet onbelangrijke feit dat die lift misschien nog wel ‘ns zou kunnen werken? Nee dus. En daardoor merkte ik dus niet dat diezelfde inoxen deuren, waar ik zo vrolijk op stond te bonken, opengingen, en dat ik ei zo na het hoofd van de mens í­n de lift in elkaar beukte. Toen ze gilde - ongetwijfeld een ze - hield ik verschrikt op.
‘Trut!’ schold ze en toen ik zag wie me die waarheid zo duidelijk onder mijn neus wreef, zakte de moed me in de schoenen. Lysa, de dochter van de conciërge, en Sally, Bianca en June, haar op zijn minst even geitige vriendinnen, die tevens ook f-
‘O my god! O my god! O my god! TOKIO HOTEL!!’ Wat ik dus trachtte te zeggen, Fan waren. En geen fans op mijn manier, zo van die fans die beginnen te gillen - check! -, te huilen - halve check! -, te flippen - DUBBEL CHECK! -, fans die gewoon alles deden wat ik niet deed, zoals vriendelijk zijn, kalm blijven en voorí l NIET beginnen zeuren I love you, Bill! De fans waardoor haters nog meer gaan haten, snappie.
Bill, die het dichtst bij de lift stond, grijnsde gespannen. ‘Hey.’ piepte hij. ‘Alles goed?’
Verbeelde ik het me nu, of had de immer vrolijke Bill even géén zin in fans? De proef op de som.
‘De trap?’ brulde ik.
‘De trap!’ knikten ze allen hevig overtuigd. Ze hadden géén zin in fans. Ik greep onbewust Bills hand, sleurde hem mee naar een deur rechts van de lift, hoopte met heel mijn hart dat de anderen ondertussen nog niet besprongen waren, en voorspelde hoe de gezichten van die geiten er zouden uitzien als ze, zoals nu, de onverwachte levering door hun zwartgelakte vingers zagen glippen. En toen ik mijn visioen deelde met de jongens, hielden ze het niet meer. Hun gelach werkte heel aanstekelijk, en voor ik het goed en wel besefte lachte ik met de jongens mee alsof ik ze al jaren kende.
Pas op het derde verdiep (dus acht trappen) merkte ik de aanwezigheid van Bills ringen op. Wat erop sloeg dat ik dus al de hele tijd zijn hand had vastgehouden. Ik was ze helemaal anders beginnen zien, niet meer als beroemde sterren, afstandelijk en onbereikbaar, maar als vrienden. En toch… dit hoorde niet. Met een ruk trok ik mijn hand los, misschien wel harder dan ik bedoelde, en mompelde opdat alleen hij het zou horen: ‘Sorry.’ Ik lachte niet meer, bleef de trappen op rennen met twee treden tegelijk. Het kon niet anders of ik ooit zou vallen en breken en alles zou uit me stromen, alles wat ik angstvallig probeer te verbergen voor deze wereld en haar bewoners. En dan, als ik gebroken was, kon ik niet meer gelijmd worden, een porseleinen pop die gewoon mooi staat te wezen en als ze valt onverbiddelijk doorverwezen wordt naar de afvalcontainer. Een porseleinen pop die door de kille steen sterk leek, klaar om elke slag eeuwig glimlachend op te vangen, maar als het erop aankwam zo broos was, zo afschuwelijk breekbaar dat je ervan zou walgen. Dezelfde steen die ervoor zo sterk leek, ligt in duizenden afzonderlijke stukjes op het tapijt, klaar om opgeveegd te worden, klaar om vergeten te worden, voor eeuwig “Dat arme gevallen meisje”¯. Voor eeuwig “Het was een ongelukje”¯, voor eeuwig “Ik koop meteen een ander”¯, even vervangbaar als de batterij uit de weegschaal.
Voor eeuwig alleen in de afvalbak.


Reacties:


AnotherZero
AnotherZero zei op 9 mei 2010 - 15:51:
dat laatste stukje is zooooooo mooi ;o