Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Eyecatcher » \9./
Eyecatcher
\9./
Vijfde etage, zesde, zevende… achtste. Zo diep in gedachten verzonken, terwijl mijn borstkas net als die van de jongens zwaar op en neer ging, vergat ik hen te waarschuwen dat aan het trappenlopen eindelijk een eind was gekomen. Door hun vaart merkten ze pas een trap later dat ik weg was, en verbolgen van alles naar mijn hoofd slingerend keerden ze op hun stappen weer. Ik was ondertussen al binnen in mijn studiootje, en net als ik de deur wou sluiten stak Gustav als een volleerde Jehovagetuige zijn voet tussen de deur. Ik schoot in een angstige lachbui en liet me totaal onverwacht achterover de leuning van de zetel vallen. En minstens even onverwacht viel ik eruit, maaide bijna het vaasje tulpen van het salontafeltje, dat uiteindelijk na wat vervaarlijk wiebelen toch bleef staan, en landde dan pijnlijk hard op de grond. Elegant, Sofie. Elegant. En TH, TH kwam het eerste halfuur niet meer bij.
‘En? Wat willen jullie drinken?’ Ik zat in de zetel en negeerde bewust de uit het niets ontstaande lachbuien die het er nog wat dieper induwden dat ik de eerste indruk van mijn leefplaatsje volledig de mist in had geholpen.
‘Cola!’ Gewéldig, na in koor lachen konden ze nu ook al in koor commanderen.
‘Voorspelbaar!’ zuchtte ik en hees me uit de zetel.
‘Misschien, maar nog niet zo voorspelbaar als ik wist dat je dat vaasje ging meehebben!’ spotte Tom. Bill probeerde zijn lach in te houden, Georg deed geeneens die moeite en Gustav zag de hele scène nog eens voor zijn ogen, en, je raadt het al, ging ook helemaal scheef.
‘Haha.’ bauwde ik. Maar toen belde een duivels plan aan, en wie zou ik zijn als ik niet opendeed? Het kon niet mislukken. Ik keek geniepig naar rechts en dan naar links, nam het schuldige vaasje, en duwde een tulp in elk hand van de stomverbaasde pestkoppen. En toen mijn bloemetjes uitverkocht waren, zei ik luid, omdat ik wist wat ging komen, ‘Bloemetjes hebben water nodig!’, waarop ik in een mooie boog het water uit het vaasje over de hoofden van de vier judassen uitgoot. Zoals ik al dacht, brulden ze als halfvermoorde speenvarkens. Gierend spurtte ik naar de keuken, en zoals de meeste natgegoten Jehovagetuigen gaf Gustav het eindelijk op toen ik de deur weer vlak voor zijn neus dichtgooide.
Ik wiste net tranen van het lachen uit mijn ogen toen ik later terugkwam met vier kleine handdoeken in plaats van vier cola’s. Het leek alsof ze zich schikten in hun lot, want ze zaten wat te grommen, maar toen ik ze de handdoekjes gaf schokten mijn schouders van de volgende aankomende lachbui, om de toch wel overkomische scène die zich voor de gelegenheid had vermomd in vier (klets)natte jongens met twee tulpen in hun ene en een handdoek in hun andere hand, die zich bovendien nogal onhandig stonden af te deppen - Bill vooral - of af te drogen.
‘Nu, ik haal jullie drank. Kunnen jullie wat bijkomen!’ grinnikte ik; mijn stem klonk wat vervormd door het angstvallig ingehouden lachen.
‘Zolang het maar geen water is.’ zei Gustav sarcastisch. Dat was de druppel (water). Ik holde gierend naar de keuken, morste van het lachen met de cola, en nog nahikkend zette ik hun glazen voor hun neus. En net op het moment dat ze het allemaal optilden probeerde ik droog te zeggen, proberen ja, want met die nattigheden die zich nog altijd voor mijn ogen zaten af te drogen, was het nogal moeilijk om droog te blijven: ‘Mors niet, hé!’
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.