Hoofdcategorieën
Home » Forum » Stamcafé » [500] Week #4
[500] Week #4
Eliros zei op 14 sep 2015 - 1:13:
P R O M P T 1
Personage B is A's favoriet. Hoe laat A dat aan B weten?
sorry, hield de tijd niet in de gaten.
P R O M P T 1
Personage B is A's favoriet. Hoe laat A dat aan B weten?
Bodine zei op 14 sep 2015 - 17:08:
[500 sharp]
Ze weet al niet meer waar ze over droomde op het moment dat een plotselinge explosie van licht haar slaap doorboort. Ze opent direct haar ogen om verblind te worden door het licht, afkomstig van het peertje dat aan het plafond hangt. Ze ziet hem staan, tussen haar en het peertje; een zwarte schaduw die zijn scheve glimlach naar haar glimlacht, zijn tanden glanzend in de duisternis. Ze weet uit ervaring dat hij er een stuk bellenblaaskauwgom met aardbeiensmaak achter verstopt en dat hij het zal uitspugen voor hij haar kust. Dat doet hij altijd.
Er ontstaat kippenvel op haar armen bij het idee dat hun lichamen nu snel weer zullen versmelten. Het is alweer lang geleden: een dag, anderhalf – twee? Ze is haar gevoel voor tijd kwijtgeraakt op de dag dat ze hem ontmoette en is sindsdien ook niet meer in staat geweest het terug te vinden, maar ze weet dat ze langer heeft gewacht dan ooit.
“Sorry,” zegt hij, alsof hij haar gedachten kan lezen. “Er is het één en ander voorgevallen… maar ik heb ervoor gezorgd dat dit ons kleine geheimpje zal blijven.” Intussen rommelt hij in de doos die naast haar bed staat, dichtbij genoeg voor haar om te zien dat de haartjes op zijn armen allemaal overeind staan – net als die van haar. Het is grappig, hoe sommige dingen hetzelfde lijken terwijl ze zo anders zijn.
Hij mompelt, eerst rustig en dan steeds geagiteerder, tot hij uiteindelijk de doos ondersteboven keert. Ze hoort voorwerpen op de grond kletteren, onder het bed rollen.
Hij schudt zijn hoofd, zuchtend, draait zich dan naar haar toe en kijkt haar glimlachend aan terwijl hij met zijn rechterhand over de binnenkant van haar naakte dijbeen strijkt.
“Al die tijd dat ik hier niet kon zijn,” vlijt hij, “realiseerde ik me alleen maar meer dat jij mijn favoriet bent. Ik… Het is niet voor niets dat ik problemen kreeg. Je kunt een geheimpje ook maar zo lang bewaren. Als de tijd op is… Maar jij bent mijn favoriet. Van allemaal. Dus speciaal voor jou heb ik actie ondernomen, zodat we het nog langer onder ons kunnen houden. Fijn hè?”
Ze knikt, maar zijn ogen zijn gefocust op hele andere delen van haar lichaam, zijn glimlach nog steeds op zijn gezicht geplakt. Ze weet dat het niet lang meer kan duren, nu, houdt haar ogen open omdat ze weet dat hij boos wordt als ze ze sluit.
Ze houdt haar ogen open terwijl hij zijn nagels in haar huid begraaft, terwijl hij van twee lichamen één maakt, terwijl hij zijn tanden in haar rauwe huid zet, zijn gewicht neerdrukt op haar magere lichaam. Ze houdt haar ogen open terwijl het metaal in haar polsen en haar enkels snijdt en terwijl ze hem aankijkt, na afloop, wanneer hij zijn glimlach weer tevoorschijn tovert.
Ze houdt haar ogen open lang nadat hij de kamer heeft verlaten, omdat ze zich te vies voelt om te slapen, de smaak van aardbeien plakkerig tegen haar afgeplakte lippen.
[500 sharp]
Ze weet al niet meer waar ze over droomde op het moment dat een plotselinge explosie van licht haar slaap doorboort. Ze opent direct haar ogen om verblind te worden door het licht, afkomstig van het peertje dat aan het plafond hangt. Ze ziet hem staan, tussen haar en het peertje; een zwarte schaduw die zijn scheve glimlach naar haar glimlacht, zijn tanden glanzend in de duisternis. Ze weet uit ervaring dat hij er een stuk bellenblaaskauwgom met aardbeiensmaak achter verstopt en dat hij het zal uitspugen voor hij haar kust. Dat doet hij altijd.
Er ontstaat kippenvel op haar armen bij het idee dat hun lichamen nu snel weer zullen versmelten. Het is alweer lang geleden: een dag, anderhalf – twee? Ze is haar gevoel voor tijd kwijtgeraakt op de dag dat ze hem ontmoette en is sindsdien ook niet meer in staat geweest het terug te vinden, maar ze weet dat ze langer heeft gewacht dan ooit.
“Sorry,” zegt hij, alsof hij haar gedachten kan lezen. “Er is het één en ander voorgevallen… maar ik heb ervoor gezorgd dat dit ons kleine geheimpje zal blijven.” Intussen rommelt hij in de doos die naast haar bed staat, dichtbij genoeg voor haar om te zien dat de haartjes op zijn armen allemaal overeind staan – net als die van haar. Het is grappig, hoe sommige dingen hetzelfde lijken terwijl ze zo anders zijn.
Hij mompelt, eerst rustig en dan steeds geagiteerder, tot hij uiteindelijk de doos ondersteboven keert. Ze hoort voorwerpen op de grond kletteren, onder het bed rollen.
Hij schudt zijn hoofd, zuchtend, draait zich dan naar haar toe en kijkt haar glimlachend aan terwijl hij met zijn rechterhand over de binnenkant van haar naakte dijbeen strijkt.
“Al die tijd dat ik hier niet kon zijn,” vlijt hij, “realiseerde ik me alleen maar meer dat jij mijn favoriet bent. Ik… Het is niet voor niets dat ik problemen kreeg. Je kunt een geheimpje ook maar zo lang bewaren. Als de tijd op is… Maar jij bent mijn favoriet. Van allemaal. Dus speciaal voor jou heb ik actie ondernomen, zodat we het nog langer onder ons kunnen houden. Fijn hè?”
Ze knikt, maar zijn ogen zijn gefocust op hele andere delen van haar lichaam, zijn glimlach nog steeds op zijn gezicht geplakt. Ze weet dat het niet lang meer kan duren, nu, houdt haar ogen open omdat ze weet dat hij boos wordt als ze ze sluit.
Ze houdt haar ogen open terwijl hij zijn nagels in haar huid begraaft, terwijl hij van twee lichamen één maakt, terwijl hij zijn tanden in haar rauwe huid zet, zijn gewicht neerdrukt op haar magere lichaam. Ze houdt haar ogen open terwijl het metaal in haar polsen en haar enkels snijdt en terwijl ze hem aankijkt, na afloop, wanneer hij zijn glimlach weer tevoorschijn tovert.
Ze houdt haar ogen open lang nadat hij de kamer heeft verlaten, omdat ze zich te vies voelt om te slapen, de smaak van aardbeien plakkerig tegen haar afgeplakte lippen.
1Dzayn zei op 14 sep 2015 - 17:47:
500 woorden
Het licht van de maan is net genoeg voor haar om haar weg te vinden. Dat en wat hulp van de man naast haar. Ze weet niet waar ze heen gaan, maar het maakt haar ook niet heel veel uit. Ze vertrouwt de man naast haar helemaal.
‘Waar gaan we heen?’ vraagt ze nieuwsgierig. De man naast haar glimlacht en hijst het pakketje dat hij draagt wat beter onder zijn arm.
‘Dat is een verassing, schat.’
‘Maar..,’
‘Eh, wat hebben we gezegd over maar?’
Het meisje pruilt. ‘Dat het niet netjes is.’
‘Goed zo.’ De man wrijft door haar roodkleurige haar en glimlacht. ‘We zijn er bijna.’
Ze stappen een mooie, ronde open vlakte op en het meisje houdt haar hoofd een beetje scheef.
‘Er is hier niks.’
De man naast hem glimlacht. ‘Dat klopt.’
Hij legt het pakketje op de grond en haalt de touwen er vanaf. Dan vouwt hij het kleed weg en onthult hij een bezemsteel. Het meisje hapt zachtjes naar adem. ‘Ik dacht dat het niet mocht van mama?’
‘Daarom doen we het ook nu. Het is een geheimpje, oké?’
Het meisje knikt en de man glimlacht. ‘Alles voor mijn favorietje. Niet aan je broers vertellen, oké?’
Ze knikt en staart dan weer naar de bezem. ‘Is hij van jou?’
De man schudt zijn hoofd. ‘Hij is nu van jou.’
Het meisje klapt blij in haar handen en stapt dichterbij. ‘Awesome.’
‘Goed dan, Lily. Weet je nog wat we hebben geoefend?’ Het meisje knikt en Harry houdt de bezem ietsjes losser vast. ‘Ben je er klaar voor? En niet meteen te hoog hè?’
Het meisje knikt, haar losse haar ondertussen vastgebonden in een staart. ‘Klaar, pap.’
Harry laat de bezemsteel los en Lily laat zichzelf opstijgen. Een brede glimlach maakt zijn weg naar haar lippen en ze juicht. ‘Kijk, pap! Kijk! Ik kan het!’
Harry glimlacht. ‘Goed zo, Lily! Ga maar iets hoger!’
Lily gehoorzaamt en gaat nog iets hoger. Ze lacht luid en Harry krijgt een trots gevoel. Dan kijkt hij op zijn horloge. ‘Kom maar weer naar beneden. Het is tijd om naar huis te gaan.’
Lily gehoorzaamt weer en brengt de bezem voorzichtig naar beneden. Ze stapt eraf en samen met haar vader rolt ze de bezem weer in het kleed.
‘Vond je het leuk?’ vraagt Harry aan zijn dochter.
Ze knikt. ‘Wanneer mag ik weer?’
Harry lacht en woelt haar haar door de war. ‘Dat zien we wel weer.’
De twee lopen naar huis en Harry bergt de bezem op in de schuur.
‘En nu heel stil zijn,’ zegt hij als hij de deur opent. Ze stappen zachtjes naar binnen. Ze trekken hun schoenen uit en lopen richting de trap. Harry blijft even stilstaan, hoort niks en knikt dan naar Lily. De twee snellen de trap op en Lily schiet haar kamer in. Harry loopt de badkamer in, kleed zich snel om in zijn pyjama en sluipt de slaapkamer in. Voorzichtig glijdt hij naast Ginny in bed en ademt rustig uit. Gelukt.
500 woorden
Het licht van de maan is net genoeg voor haar om haar weg te vinden. Dat en wat hulp van de man naast haar. Ze weet niet waar ze heen gaan, maar het maakt haar ook niet heel veel uit. Ze vertrouwt de man naast haar helemaal.
‘Waar gaan we heen?’ vraagt ze nieuwsgierig. De man naast haar glimlacht en hijst het pakketje dat hij draagt wat beter onder zijn arm.
‘Dat is een verassing, schat.’
‘Maar..,’
‘Eh, wat hebben we gezegd over maar?’
Het meisje pruilt. ‘Dat het niet netjes is.’
‘Goed zo.’ De man wrijft door haar roodkleurige haar en glimlacht. ‘We zijn er bijna.’
Ze stappen een mooie, ronde open vlakte op en het meisje houdt haar hoofd een beetje scheef.
‘Er is hier niks.’
De man naast hem glimlacht. ‘Dat klopt.’
Hij legt het pakketje op de grond en haalt de touwen er vanaf. Dan vouwt hij het kleed weg en onthult hij een bezemsteel. Het meisje hapt zachtjes naar adem. ‘Ik dacht dat het niet mocht van mama?’
‘Daarom doen we het ook nu. Het is een geheimpje, oké?’
Het meisje knikt en de man glimlacht. ‘Alles voor mijn favorietje. Niet aan je broers vertellen, oké?’
Ze knikt en staart dan weer naar de bezem. ‘Is hij van jou?’
De man schudt zijn hoofd. ‘Hij is nu van jou.’
Het meisje klapt blij in haar handen en stapt dichterbij. ‘Awesome.’
‘Goed dan, Lily. Weet je nog wat we hebben geoefend?’ Het meisje knikt en Harry houdt de bezem ietsjes losser vast. ‘Ben je er klaar voor? En niet meteen te hoog hè?’
Het meisje knikt, haar losse haar ondertussen vastgebonden in een staart. ‘Klaar, pap.’
Harry laat de bezemsteel los en Lily laat zichzelf opstijgen. Een brede glimlach maakt zijn weg naar haar lippen en ze juicht. ‘Kijk, pap! Kijk! Ik kan het!’
Harry glimlacht. ‘Goed zo, Lily! Ga maar iets hoger!’
Lily gehoorzaamt en gaat nog iets hoger. Ze lacht luid en Harry krijgt een trots gevoel. Dan kijkt hij op zijn horloge. ‘Kom maar weer naar beneden. Het is tijd om naar huis te gaan.’
Lily gehoorzaamt weer en brengt de bezem voorzichtig naar beneden. Ze stapt eraf en samen met haar vader rolt ze de bezem weer in het kleed.
‘Vond je het leuk?’ vraagt Harry aan zijn dochter.
Ze knikt. ‘Wanneer mag ik weer?’
Harry lacht en woelt haar haar door de war. ‘Dat zien we wel weer.’
De twee lopen naar huis en Harry bergt de bezem op in de schuur.
‘En nu heel stil zijn,’ zegt hij als hij de deur opent. Ze stappen zachtjes naar binnen. Ze trekken hun schoenen uit en lopen richting de trap. Harry blijft even stilstaan, hoort niks en knikt dan naar Lily. De twee snellen de trap op en Lily schiet haar kamer in. Harry loopt de badkamer in, kleed zich snel om in zijn pyjama en sluipt de slaapkamer in. Voorzichtig glijdt hij naast Ginny in bed en ademt rustig uit. Gelukt.
Rebella zei op 14 sep 2015 - 21:04:
500
Twee vrienden
Anno 1812
Afwezig stond Maxmillian voor het raam, wat er buiten op straat afspeelde drong niet tot hem door. Zijn gedachtes gingen naar één specifiek persoon. Als zijn vader (of stiefmoeder) erachter zou komen kon hij tot tien tellen voordat er een dokter voor hem stond met een of ander middeltje. Want wat hij was mocht niet, werd niet gezien als iets gezonds. Maar Max, zoals hij meestal genoemd werd, betwijfelde of hij er wel van genezen wilde worden.
Goed, als dat die verdraaide twijfel weg kon nemen tussen wel en niet, dan zou hij het zonder morren innemen, maar helaas, zo werkte het niet. Een korte klop deed hem uit zijn overpeinzingen ontwaken en omdraaien, Albert, een jonge bediende stond in de deuropening en boog hoffelijk.
“Uw gast is gearriveerd, mijnheer.”
“Dat is snel, stuur hem maar naar mijn privé vertrekken, Albert, dankjewel.” Maxmillian had het deze keer maar achterwege gelaten om de bediende te corrigeren hem gewoon Maxmillian te noemen, in plaats van 'mijnheer'. Misschien puur omdat hij nu dusdanig in gedachten verzonken was, dat het er nu gewoon niet toe deed.
Hij verliet de gezamenlijke woonkamer, liep door de met rood tapijt bedekte gangen naar zijn eigen vertrekken. Hij opende de deur en keek in het verraste gezicht van Nicolai.
“Je had geschreven of ik langs wilde komen,” Nico wist wel hoe je gesprekken op een vreemde manier kon beginnen.
“Ja, ik had echter pas over een week antwoord verwacht.” Max schudde zijn nog nieuwe vriend de hand en gebaarde hem te gaan zitten.
“Ik was in de buurt, mijn vader is voor een ronde in de stad. Hij vond dat ik meemoest, maar aangezien hij vandaag in een bespreking zit, had ik alle tijd om bij een vriend langs te gaan,” de twee vijftien jarigen lachten. Ze wisten allebei dat hun vaders van niet, tot nauwelijks tijd voor hun enige kinderen hadden.
“Hoe gaat het verder, ook thuis, met de kokkin en haar dochter?” Max zocht uitvluchten voor zijn eigenlijke geheim.
“O, de dochter is de ziekte alweer te boven, ik mag haar graag dus heb ik een goede dokter laten komen, vader weet er niks van. Verder gaat het leven er zo zijn gangetje.” Nico had door dat zijn vriend er niet helemaal bij was met zijn aandacht. Hij stond op en schonk voor beide een glas lichte wijn in.
“Maar, waarom wou je me zo… dringend spreken?” Nico had eerst in een comfortabele stoel gezeten maar verhuisde met het drinken in de hand naar de bank waar Max op zat. De laatste draaide met zijn glas en leek in gedachten verzonken.
“Wat ik je wou vertellen… Is dat, beloof me dat je het geheim zult houden!” Max keek even vertwijfeld opzij, zijn vriend knikte zwijgend, een goed teken, en vervolgde zijn zin.
“Ik hou van je, ik hou van je zoals ik van een vrouw behoor te houden.” Nico zette hun glazen opzij, boog zich naar zijn vriend toe en drukte zijn lippen op de zijne.
500
Twee vrienden
Anno 1812
Afwezig stond Maxmillian voor het raam, wat er buiten op straat afspeelde drong niet tot hem door. Zijn gedachtes gingen naar één specifiek persoon. Als zijn vader (of stiefmoeder) erachter zou komen kon hij tot tien tellen voordat er een dokter voor hem stond met een of ander middeltje. Want wat hij was mocht niet, werd niet gezien als iets gezonds. Maar Max, zoals hij meestal genoemd werd, betwijfelde of hij er wel van genezen wilde worden.
Goed, als dat die verdraaide twijfel weg kon nemen tussen wel en niet, dan zou hij het zonder morren innemen, maar helaas, zo werkte het niet. Een korte klop deed hem uit zijn overpeinzingen ontwaken en omdraaien, Albert, een jonge bediende stond in de deuropening en boog hoffelijk.
“Uw gast is gearriveerd, mijnheer.”
“Dat is snel, stuur hem maar naar mijn privé vertrekken, Albert, dankjewel.” Maxmillian had het deze keer maar achterwege gelaten om de bediende te corrigeren hem gewoon Maxmillian te noemen, in plaats van 'mijnheer'. Misschien puur omdat hij nu dusdanig in gedachten verzonken was, dat het er nu gewoon niet toe deed.
Hij verliet de gezamenlijke woonkamer, liep door de met rood tapijt bedekte gangen naar zijn eigen vertrekken. Hij opende de deur en keek in het verraste gezicht van Nicolai.
“Je had geschreven of ik langs wilde komen,” Nico wist wel hoe je gesprekken op een vreemde manier kon beginnen.
“Ja, ik had echter pas over een week antwoord verwacht.” Max schudde zijn nog nieuwe vriend de hand en gebaarde hem te gaan zitten.
“Ik was in de buurt, mijn vader is voor een ronde in de stad. Hij vond dat ik meemoest, maar aangezien hij vandaag in een bespreking zit, had ik alle tijd om bij een vriend langs te gaan,” de twee vijftien jarigen lachten. Ze wisten allebei dat hun vaders van niet, tot nauwelijks tijd voor hun enige kinderen hadden.
“Hoe gaat het verder, ook thuis, met de kokkin en haar dochter?” Max zocht uitvluchten voor zijn eigenlijke geheim.
“O, de dochter is de ziekte alweer te boven, ik mag haar graag dus heb ik een goede dokter laten komen, vader weet er niks van. Verder gaat het leven er zo zijn gangetje.” Nico had door dat zijn vriend er niet helemaal bij was met zijn aandacht. Hij stond op en schonk voor beide een glas lichte wijn in.
“Maar, waarom wou je me zo… dringend spreken?” Nico had eerst in een comfortabele stoel gezeten maar verhuisde met het drinken in de hand naar de bank waar Max op zat. De laatste draaide met zijn glas en leek in gedachten verzonken.
“Wat ik je wou vertellen… Is dat, beloof me dat je het geheim zult houden!” Max keek even vertwijfeld opzij, zijn vriend knikte zwijgend, een goed teken, en vervolgde zijn zin.
“Ik hou van je, ik hou van je zoals ik van een vrouw behoor te houden.” Nico zette hun glazen opzij, boog zich naar zijn vriend toe en drukte zijn lippen op de zijne.
Eliros zei op 14 sep 2015 - 21:39:
[500]
“Kom eens terug in bed,” zeurt een slaperige Simon. Hij ligt languit op bed, handen op zijn buik, hoofd naar Daan gekeerd. Hij gaapt en rekt zich uit als een kat.
Daan reageert niet. Simon bromt en rekt zijn nek nog iets verder uit om hem beter te kunnen bekijken.
“Wat doe je?”
De jongen staat over de kist aan het voeteneinde van het bed gebogen. Beiden armen zijn tot aan de ellebogen in de rommel verdwenen, handen zoeken naar... naar wat? Simon weet het niet, maar Daan geeft geen antwoord, dus zijn enige keus is om overeind te komen.
Dat doet hij overigens niet, want zijn luiheid wint het van zijn nieuwsgierigheid. En het lijkt hem dat Daan vanzelf overeind komt, dus waarom die extra moeite doen?
Precies.
Simon blijft lekker liggen en bestudeert de, op een strakke boxer na, naakte jongen. Na enkele minuten rommelen komt hij eindelijk overeind met in zijn handen een—
“Is dat een ukulele?” Simon leunt op een elleboog om beter zicht te krijgen. Met zijn vrije hand wrijft hij in zijn ogen om er zeker van te zijn. “Waarom hebben we een mini-gitaar in huis?”
“Deze was van mijn vader.” Daan op bed zitten.
“Ik wist niet dat hij muzikaal aangelegd was.”
“Van mijn biologische vader, bedoel ik. Dit is het enige dat ik van hem heb.”
“Oh.” Simon komt langzaam overeind, trekt Daan wat naar achteren tot ze beiden tegen het hoofdeinde leunen. “Speel eens wat.”
“Daar ben ik niet goed genoeg—”
Simon onderbreekt hem met een kus en schudt zijn hoofd. “Maakt niet uit. Speel eens wat,” herhaalt hij.
Daan speelt aarzelend een aantal akkoorden en schraapt zijn keel. “Eigenlijk zou ik erbij moeten zingen.”
“Dan doe je dat toch?”
Even is het stil. Daan laat zijn vingers over de snaren dansen en lijkt iets te overwegen, totdat hij uiteindelijk, met een klein glimlachje, iets begint te spelen. Een aantal seconden later begint hij te zingen: “Wise men say only fools rush in but I can't help falling in love with you...”
Daans stem en de klanken van de ukulele zijn de enige geluiden die in de slaapkamer te horen zijn, totdat hij stopt met spelen en uiteindelijk ook met zingen.
Simon blijft nog steeds stil, staart Daan aan.
“Zal ik je een geheim verklappen?” zegt Daan na een tijdje. De ukulele ligt naast hem op bed. Hij kijkt Simon voorzichtig glimlachend aan en komt ietsjes dichterbij zitten. Het topje van zijn neus stoot nu tegen Simon's oor, totdat de jongen zijn hoofd draait en ze neus aan neus zitten. “Jij bent mijn favoriet,” fluistert Daan.
Simon begint te grinniken, gaat uiteindelijk over op een schaterlach. Hij slaat zijn armen rond Daans nek. De twee vallen door Simons gewicht zijlings op bed.
“Te cliché?” vraagt Daan. Hij pruilt.
“Beetje, maar ik accepteer het.”
Daan zucht. “Ik dacht: met Elvis zit je nooit verkeerd.”
Simon slaat zijn ogen ten hemel.
[500]
“Kom eens terug in bed,” zeurt een slaperige Simon. Hij ligt languit op bed, handen op zijn buik, hoofd naar Daan gekeerd. Hij gaapt en rekt zich uit als een kat.
Daan reageert niet. Simon bromt en rekt zijn nek nog iets verder uit om hem beter te kunnen bekijken.
“Wat doe je?”
De jongen staat over de kist aan het voeteneinde van het bed gebogen. Beiden armen zijn tot aan de ellebogen in de rommel verdwenen, handen zoeken naar... naar wat? Simon weet het niet, maar Daan geeft geen antwoord, dus zijn enige keus is om overeind te komen.
Dat doet hij overigens niet, want zijn luiheid wint het van zijn nieuwsgierigheid. En het lijkt hem dat Daan vanzelf overeind komt, dus waarom die extra moeite doen?
Precies.
Simon blijft lekker liggen en bestudeert de, op een strakke boxer na, naakte jongen. Na enkele minuten rommelen komt hij eindelijk overeind met in zijn handen een—
“Is dat een ukulele?” Simon leunt op een elleboog om beter zicht te krijgen. Met zijn vrije hand wrijft hij in zijn ogen om er zeker van te zijn. “Waarom hebben we een mini-gitaar in huis?”
“Deze was van mijn vader.” Daan op bed zitten.
“Ik wist niet dat hij muzikaal aangelegd was.”
“Van mijn biologische vader, bedoel ik. Dit is het enige dat ik van hem heb.”
“Oh.” Simon komt langzaam overeind, trekt Daan wat naar achteren tot ze beiden tegen het hoofdeinde leunen. “Speel eens wat.”
“Daar ben ik niet goed genoeg—”
Simon onderbreekt hem met een kus en schudt zijn hoofd. “Maakt niet uit. Speel eens wat,” herhaalt hij.
Daan speelt aarzelend een aantal akkoorden en schraapt zijn keel. “Eigenlijk zou ik erbij moeten zingen.”
“Dan doe je dat toch?”
Even is het stil. Daan laat zijn vingers over de snaren dansen en lijkt iets te overwegen, totdat hij uiteindelijk, met een klein glimlachje, iets begint te spelen. Een aantal seconden later begint hij te zingen: “Wise men say only fools rush in but I can't help falling in love with you...”
Daans stem en de klanken van de ukulele zijn de enige geluiden die in de slaapkamer te horen zijn, totdat hij stopt met spelen en uiteindelijk ook met zingen.
Simon blijft nog steeds stil, staart Daan aan.
“Zal ik je een geheim verklappen?” zegt Daan na een tijdje. De ukulele ligt naast hem op bed. Hij kijkt Simon voorzichtig glimlachend aan en komt ietsjes dichterbij zitten. Het topje van zijn neus stoot nu tegen Simon's oor, totdat de jongen zijn hoofd draait en ze neus aan neus zitten. “Jij bent mijn favoriet,” fluistert Daan.
Simon begint te grinniken, gaat uiteindelijk over op een schaterlach. Hij slaat zijn armen rond Daans nek. De twee vallen door Simons gewicht zijlings op bed.
“Te cliché?” vraagt Daan. Hij pruilt.
“Beetje, maar ik accepteer het.”
Daan zucht. “Ik dacht: met Elvis zit je nooit verkeerd.”
Simon slaat zijn ogen ten hemel.
MoonRocker zei op 14 sep 2015 - 22:41:
Hondenleven
Honderden kleine kusjes belandden op zijn harige wangen en natte neus. Vrolijk likte hij het kussende gezicht en rolde om, opdat hij goed bij zijn buik zou kunnen. Het was makkelijk te zeggen dat Pumba een van de gelukkigste honden op aarde was - voor zijn baas was hij immers favoriet.
Hij had niet per se een lui of verwend leven: zijn baas liet hem heus wel zijn eigen stok, touw of konijnenknuffel halen en sleepte hem meerdere keren per dag mee op wandeltocht. Ook kreeg hij niet te veel eten, want een koddige hond was schattig, maar een vette hond was gewoon niet glamorous meer.
Waarom zijn leven dan zo op waarde werd geschat, was omdat hij altijd bij zijn baasje kon zijn. Dat gold lang niet voor alle honden, terwijl het toch echt aanhankelijke dieren zijn. Pumba was echter altijd aan zijn baasjes zijde te vinden; hij mocht zelfs mee in het vliegtuig!
Bovendien hielden ze wel echt van elkaar. Bill Kaulitz had zijn hond niet alleen omdat hij er zo schattig uitzag; het beestje waggelde overal achter hem aan, sprong bovenop hem in bed als het tijd was om op te staan en kwam bij hem liggen zodra hij doorhad dat zijn baas zich niet helemaal goed voelde. Natuurlijk deed hij dat ook niet zonder reden: zijn baasje gaf hem alles wat zijn hondenhartje maar begeerde! En dat waren echt niet alleen speeltjes en het lekkerste voer, maar ook knuffels en speeltijd – heel veel speeltijd.
In de bladen werd er nog wel eens over gespeculeerd of het nou goed was voor zo’n hondje om als een ster behandeld te worden en zelfs in vliegtuigen meegesleept te worden op de zoveelste tour. Pumba wist echter niet beter: hij genoot van alle aandacht – iedereen in het park wilde hem aaien – en werd door Bill nooit achtergelaten in zo’n naar pension.
Toen Bill lachend naast Pumba op de grond ging liggen, rolde het hondje zich weer op zijn buik en ging bij Bills borst liggen. De zanger kriebelde hem achter zijn oren en op zijn rug, terwijl Pumba het resterende oog van zijn konijnenknuffel probeerde te amputeren. Grinnikend pakte Bill de knuffel voor zijn neus weg en schudde zijn hoofd toen hij het loshangende oog inspecteerde.
Hij keek naar het hondje, toen hij bedelend om zijn knuffel begon te piepen, en wierp de knuffel naar de andere kant van de kamer. Vertederd keek hij toe hoe Pumba zo snel mogelijk naar de andere kant van de kamer waggelde en met pretoogjes terugkeerde, de knuffel bij hem neerlegde en wachtte.
‘Ben je het oog alweer vergeten, jochie?’ lachte Bill en gooide de knuffel nog eens.
Toen Pumba opnieuw terugkwam, kriebelde de zanger hem weer op zijn rug en het beestje rolde weer om. De konijnenknuffel lag er vergeten bij, terwijl het hondje genoot van de aandacht.
‘Wat zou ik toch zonder jou moeten?’ verzuchtte Bill.
Alsof dat zijn teken was, sprong Pumba weer op en ging er met zijn knuffel vandoor.
[500 woorden]
Hondenleven
Honderden kleine kusjes belandden op zijn harige wangen en natte neus. Vrolijk likte hij het kussende gezicht en rolde om, opdat hij goed bij zijn buik zou kunnen. Het was makkelijk te zeggen dat Pumba een van de gelukkigste honden op aarde was - voor zijn baas was hij immers favoriet.
Hij had niet per se een lui of verwend leven: zijn baas liet hem heus wel zijn eigen stok, touw of konijnenknuffel halen en sleepte hem meerdere keren per dag mee op wandeltocht. Ook kreeg hij niet te veel eten, want een koddige hond was schattig, maar een vette hond was gewoon niet glamorous meer.
Waarom zijn leven dan zo op waarde werd geschat, was omdat hij altijd bij zijn baasje kon zijn. Dat gold lang niet voor alle honden, terwijl het toch echt aanhankelijke dieren zijn. Pumba was echter altijd aan zijn baasjes zijde te vinden; hij mocht zelfs mee in het vliegtuig!
Bovendien hielden ze wel echt van elkaar. Bill Kaulitz had zijn hond niet alleen omdat hij er zo schattig uitzag; het beestje waggelde overal achter hem aan, sprong bovenop hem in bed als het tijd was om op te staan en kwam bij hem liggen zodra hij doorhad dat zijn baas zich niet helemaal goed voelde. Natuurlijk deed hij dat ook niet zonder reden: zijn baasje gaf hem alles wat zijn hondenhartje maar begeerde! En dat waren echt niet alleen speeltjes en het lekkerste voer, maar ook knuffels en speeltijd – heel veel speeltijd.
In de bladen werd er nog wel eens over gespeculeerd of het nou goed was voor zo’n hondje om als een ster behandeld te worden en zelfs in vliegtuigen meegesleept te worden op de zoveelste tour. Pumba wist echter niet beter: hij genoot van alle aandacht – iedereen in het park wilde hem aaien – en werd door Bill nooit achtergelaten in zo’n naar pension.
Toen Bill lachend naast Pumba op de grond ging liggen, rolde het hondje zich weer op zijn buik en ging bij Bills borst liggen. De zanger kriebelde hem achter zijn oren en op zijn rug, terwijl Pumba het resterende oog van zijn konijnenknuffel probeerde te amputeren. Grinnikend pakte Bill de knuffel voor zijn neus weg en schudde zijn hoofd toen hij het loshangende oog inspecteerde.
Hij keek naar het hondje, toen hij bedelend om zijn knuffel begon te piepen, en wierp de knuffel naar de andere kant van de kamer. Vertederd keek hij toe hoe Pumba zo snel mogelijk naar de andere kant van de kamer waggelde en met pretoogjes terugkeerde, de knuffel bij hem neerlegde en wachtte.
‘Ben je het oog alweer vergeten, jochie?’ lachte Bill en gooide de knuffel nog eens.
Toen Pumba opnieuw terugkwam, kriebelde de zanger hem weer op zijn rug en het beestje rolde weer om. De konijnenknuffel lag er vergeten bij, terwijl het hondje genoot van de aandacht.
‘Wat zou ik toch zonder jou moeten?’ verzuchtte Bill.
Alsof dat zijn teken was, sprong Pumba weer op en ging er met zijn knuffel vandoor.
[500 woorden]
Kayley zei op 14 sep 2015 - 23:06:
De personages zijn mijn OCs van verscheidene Glee twin roleplays en het plot is gebaseerd op een roleplay waarbij ze allemaal een zomerbaantje hadden bij een hotel in Vegas. (:
Het maakte niet uit of ze heel de dag op hun respectievelijke hotelkamer hadden liggen niksen of een meest interessante zaterdag hadden meegemaakt: elke avond begaven Marc Evans, Eleanor Fabray, Keaton Hummel en Olivia Lopez zich naar de bar op de gelijkvloers waar ze Eric Puckerman zouden treffen, die hen gratis drankjes bereidde evenredig met hoe cool hun verhalen waren.
Soms betekende dat Marc die schaapachtig toegaf dat hij heel zijn vrije dag verkwanselt had aan spelletjes spelen—waarop hij maar een mager biertje toegeschoven kreeg.
Soms betekende dat Eleanor die nog stiller was dan gewoonlijk, omdat ze helemaal níets te vertellen had.
Maar zelfs als de twee blondjes teleurstelden, was er altijd de hoop dat Keaton en Olivia, beste vrienden sinds de jongen aangekomen was en het meisje hem met een golfkarretje door het hotel vervoerd had, iets cool hadden gedaan.
Als de twee samen op pad waren, kwamen er meestal brokken van.
En geweldige verhalen.
Daarom keek de barman met verwachtingsvolle ogen naar de twee leden van het gezelschap die een zonnebril droegen. Binnen. Dat kon maar één ding betekenen—Hummel en Lopez die samen dronken waren geweest?
Verhaaltjestijd!
Keaton duwde zijn zonnebril omhoog, zijn hazelnootbruine haar in, en likte zijn tong langs zijn lippen voor hij van wal stak: “Onze avond begon toen Liv voorstelde dat we haar skateboard gingen inbreken.”
Waarop Olivia verderging: “Terwijl Keaton zich nergens op waagt zonder zijn bloed te vervangen door alcohol, dus toen hebben we room service gebeld.”
“Alleen zijn we niet meer van de telefoon af geweest.”
“Volgens mij hebben we room service tien keer gebeld, als ’t al niet meer was.”
Tot daar toe was het nog best een standaard verhaal; ze hadden een avond een paar weken geleden met z’n vijven op Erics kamer gezeten en om de beurt hadden ze naar één van de medewerkers gebeld om er een grap mee uit te halen; Finn Hudson, Rachel Berry, de Smythes… Het was een goede avond geweest.
“We belden naar een kapelletje om ons huwelijk vast te leggen. Jullie zijn allemaal uitgenodigd, trouwens,” grinnikte Keaton, die beschreven servetten uit zijn binnenzak haalde en ze uitdeelde.
Olivia krabde in haar donkere haren en grijnsde. “Ze begrijpen wel niet waarom en lesbienne en een homo willen trouwen, maar…”
Tegelijkertijd haalden ze hun schouders op.
Op dat moment ging Keatons telefoon over. Hij nam op, antwoordde de vragen die aan de andere kant gesteld werden met een frons en een stiekeme glimlach, en hing toen op. Alsof het het normaalste van de wereld was, zei hij: “Dat was de CDC.”
“Centers for Disease Control and Prevention?”
Olivia’s ogen werden groot. “Ooooohja. Dat was ik vergeten.”
Marc, Eleanor en Eric riepen in koor: “Watwatwatwat?”
“Nou… We probeerden een zebra te importeren. Die staat blijkbaar nu op het vliegveld.”
Eric schudde bulderend zijn hoofd. “Dit is waarom jullie mijn favorieten zijn.”
Hij haalde een fles champagne uit de koelkast, liet de stop eruit knallen, en overhandigde de fles.
De twee duivelskinderen waren onoverwinnelijk.
De personages zijn mijn OCs van verscheidene Glee twin roleplays en het plot is gebaseerd op een roleplay waarbij ze allemaal een zomerbaantje hadden bij een hotel in Vegas. (:
[x]—Avonden in het Hard Rock Hotel—[x]
Het maakte niet uit of ze heel de dag op hun respectievelijke hotelkamer hadden liggen niksen of een meest interessante zaterdag hadden meegemaakt: elke avond begaven Marc Evans, Eleanor Fabray, Keaton Hummel en Olivia Lopez zich naar de bar op de gelijkvloers waar ze Eric Puckerman zouden treffen, die hen gratis drankjes bereidde evenredig met hoe cool hun verhalen waren.
Soms betekende dat Marc die schaapachtig toegaf dat hij heel zijn vrije dag verkwanselt had aan spelletjes spelen—waarop hij maar een mager biertje toegeschoven kreeg.
Soms betekende dat Eleanor die nog stiller was dan gewoonlijk, omdat ze helemaal níets te vertellen had.
Maar zelfs als de twee blondjes teleurstelden, was er altijd de hoop dat Keaton en Olivia, beste vrienden sinds de jongen aangekomen was en het meisje hem met een golfkarretje door het hotel vervoerd had, iets cool hadden gedaan.
Als de twee samen op pad waren, kwamen er meestal brokken van.
En geweldige verhalen.
Daarom keek de barman met verwachtingsvolle ogen naar de twee leden van het gezelschap die een zonnebril droegen. Binnen. Dat kon maar één ding betekenen—Hummel en Lopez die samen dronken waren geweest?
Verhaaltjestijd!
Keaton duwde zijn zonnebril omhoog, zijn hazelnootbruine haar in, en likte zijn tong langs zijn lippen voor hij van wal stak: “Onze avond begon toen Liv voorstelde dat we haar skateboard gingen inbreken.”
Waarop Olivia verderging: “Terwijl Keaton zich nergens op waagt zonder zijn bloed te vervangen door alcohol, dus toen hebben we room service gebeld.”
“Alleen zijn we niet meer van de telefoon af geweest.”
“Volgens mij hebben we room service tien keer gebeld, als ’t al niet meer was.”
Tot daar toe was het nog best een standaard verhaal; ze hadden een avond een paar weken geleden met z’n vijven op Erics kamer gezeten en om de beurt hadden ze naar één van de medewerkers gebeld om er een grap mee uit te halen; Finn Hudson, Rachel Berry, de Smythes… Het was een goede avond geweest.
“We belden naar een kapelletje om ons huwelijk vast te leggen. Jullie zijn allemaal uitgenodigd, trouwens,” grinnikte Keaton, die beschreven servetten uit zijn binnenzak haalde en ze uitdeelde.
Olivia krabde in haar donkere haren en grijnsde. “Ze begrijpen wel niet waarom en lesbienne en een homo willen trouwen, maar…”
Tegelijkertijd haalden ze hun schouders op.
Op dat moment ging Keatons telefoon over. Hij nam op, antwoordde de vragen die aan de andere kant gesteld werden met een frons en een stiekeme glimlach, en hing toen op. Alsof het het normaalste van de wereld was, zei hij: “Dat was de CDC.”
“Centers for Disease Control and Prevention?”
Olivia’s ogen werden groot. “Ooooohja. Dat was ik vergeten.”
Marc, Eleanor en Eric riepen in koor: “Watwatwatwat?”
“Nou… We probeerden een zebra te importeren. Die staat blijkbaar nu op het vliegveld.”
Eric schudde bulderend zijn hoofd. “Dit is waarom jullie mijn favorieten zijn.”
Hij haalde een fles champagne uit de koelkast, liet de stop eruit knallen, en overhandigde de fles.
De twee duivelskinderen waren onoverwinnelijk.
[x]—500 woorden—[x]
xDevilBitch zei op 14 sep 2015 - 23:34:
Overwinnen
Wapengekletter en hoefgetrappel was al weggestorven, maar het terrein was verre van rustig. Gezoem van mensen en het briesen van de paarden dreef de tent in toen Ser Loras het doek opzij vouwde om naar binnen te stappen.
“Gaat het goed? Ik schrok me dood toen ik je door de lucht zag vliegen!” stamelde de ridder toen hij zag dat Renly inderdaad in de tent was. Hij stormde meteen op de andere man af.
“Geen zorgen, het zijn maar wat blauwe plekken. Het harnas heeft het meeste opgevangen, en de smid weet de helm vast wel te repareren,” antwoordde de broer van de koning. “Jij bent er gelukkig beter vanaf gekomen. De halve finale! Ik ben trots op je.” Hij glimlachte, maar het was niet de charismatische lach die Loras gewend was. Er leek iets te ontbreken.
Loras durfde echter niet te vragen wat er scheelde. In plaats daarvan liep hij naar de karaf in de hoek.
“Mooi meisje, die Sansa Stark,” merkte Renly op terwijl Loras zichzelf aan het voorzien was van een glas wijn. “’Geen overwinning zo schoon als u,’” citeerde hij met een dromerige stem. “Heel poëtisch.”
“Ik ben toevallig niet blind,” merkte Loras luchtig op. Hij draaide zich weer naar de andere man.
“Hetzelfde geldt voor het volk,” kaatste Renly terug. “Eén rode roos tussen al die witten. Loras toch! Ze smullen ervan!”
“Ach, Renly, je kent de toneelstukjes,” zei hij venijnig. “Wat wil je dan? Je eigen roos? Ik ga met liefde terug en zoek de allergrootste en allerroodste.”
“Ik hoef je stomme roos niet! Maar je kent het hof, de verhalen, en je hebt zojuist het hoogstepunt van de roddels een extra duwtje gegeven.”
“Dat zijn toch de toneelstukjes die bij het hele stomme hof met hun stomme regeltjes horen!” brieste de jonge ridder. “Hecht er niet zoveel waarde aan. Ik snap dat je een rotdag hebt, maar reageer dat nou niet af op mij omdat ik de verwachtingen wel waarmaak.”
Loras draaide zich kwaad om en Renly brieste achter hem. Prima, als Renly zich als een onverzettelijke zak wilde gedragen, wist hij het wel. Giftig beende hij de tent uit.
Een hand sloot om zijn bovenarm.
Ser Loras liep even luchtig als altijd door de feestzaal, glas wijn in zijn hand, zich van het ene naar het andere gesprek lachend. Een hele avond op zijn vaste plek tussen zijn familieleden kon hij onmogelijk uithouden zonder gillend gek te worden.
De glimlach op zijn gezicht zakte weg toen hij zich naar de persoon achter hem draaide. “Goedenavond, Koninklijke Hoogheid,” zei hij overijverig.
Maar in tegenstelling tot wat hij verwacht had, stond Renly’s gezicht niet op bliksem. “Kan ik je zo spreken?” vroeg hij zacht.
Loras knikte slechts, dat was genoeg.
Loras’ lippen hadden al aan die van Renly gehangen voor die ook maar iets had kunnen zeggen. Toen hij dat wel kon, was de verrassing des te groter. “Het spijt me.”
Loras’ ogen glinsteren. “Dit is toch een overwinning, nog schoner dan Sansa Stark.”
500 woorden
Overwinnen
Wapengekletter en hoefgetrappel was al weggestorven, maar het terrein was verre van rustig. Gezoem van mensen en het briesen van de paarden dreef de tent in toen Ser Loras het doek opzij vouwde om naar binnen te stappen.
“Gaat het goed? Ik schrok me dood toen ik je door de lucht zag vliegen!” stamelde de ridder toen hij zag dat Renly inderdaad in de tent was. Hij stormde meteen op de andere man af.
“Geen zorgen, het zijn maar wat blauwe plekken. Het harnas heeft het meeste opgevangen, en de smid weet de helm vast wel te repareren,” antwoordde de broer van de koning. “Jij bent er gelukkig beter vanaf gekomen. De halve finale! Ik ben trots op je.” Hij glimlachte, maar het was niet de charismatische lach die Loras gewend was. Er leek iets te ontbreken.
Loras durfde echter niet te vragen wat er scheelde. In plaats daarvan liep hij naar de karaf in de hoek.
“Mooi meisje, die Sansa Stark,” merkte Renly op terwijl Loras zichzelf aan het voorzien was van een glas wijn. “’Geen overwinning zo schoon als u,’” citeerde hij met een dromerige stem. “Heel poëtisch.”
“Ik ben toevallig niet blind,” merkte Loras luchtig op. Hij draaide zich weer naar de andere man.
“Hetzelfde geldt voor het volk,” kaatste Renly terug. “Eén rode roos tussen al die witten. Loras toch! Ze smullen ervan!”
“Ach, Renly, je kent de toneelstukjes,” zei hij venijnig. “Wat wil je dan? Je eigen roos? Ik ga met liefde terug en zoek de allergrootste en allerroodste.”
“Ik hoef je stomme roos niet! Maar je kent het hof, de verhalen, en je hebt zojuist het hoogstepunt van de roddels een extra duwtje gegeven.”
“Dat zijn toch de toneelstukjes die bij het hele stomme hof met hun stomme regeltjes horen!” brieste de jonge ridder. “Hecht er niet zoveel waarde aan. Ik snap dat je een rotdag hebt, maar reageer dat nou niet af op mij omdat ik de verwachtingen wel waarmaak.”
Loras draaide zich kwaad om en Renly brieste achter hem. Prima, als Renly zich als een onverzettelijke zak wilde gedragen, wist hij het wel. Giftig beende hij de tent uit.
Een hand sloot om zijn bovenarm.
Ser Loras liep even luchtig als altijd door de feestzaal, glas wijn in zijn hand, zich van het ene naar het andere gesprek lachend. Een hele avond op zijn vaste plek tussen zijn familieleden kon hij onmogelijk uithouden zonder gillend gek te worden.
De glimlach op zijn gezicht zakte weg toen hij zich naar de persoon achter hem draaide. “Goedenavond, Koninklijke Hoogheid,” zei hij overijverig.
Maar in tegenstelling tot wat hij verwacht had, stond Renly’s gezicht niet op bliksem. “Kan ik je zo spreken?” vroeg hij zacht.
Loras knikte slechts, dat was genoeg.
Loras’ lippen hadden al aan die van Renly gehangen voor die ook maar iets had kunnen zeggen. Toen hij dat wel kon, was de verrassing des te groter. “Het spijt me.”
Loras’ ogen glinsteren. “Dit is toch een overwinning, nog schoner dan Sansa Stark.”
500 woorden
Eliros zei op 15 sep 2015 - 0:00:
P R O M P T 2
Verwerk je favoriete kleur (of die van één van de personage's) in het stuk.
en ik realiseer me dat 't best wel ambiguous af is dus sorry
P R O M P T 2
Verwerk je favoriete kleur (of die van één van de personage's) in het stuk.
Bodine zei op 15 sep 2015 - 13:48:
[500 woorden]
[spoilers voor A Storm of Swords]
Rood is de kleur van de liefde.
Het is de kleur van de smeulende takjes die zich uit jullie kampvuur hadden bevrijd, de eerste nacht dat ik je zag, dat ik je metgezellen heb vermoord; de vachten die hen beschermden rood kleurde met het laatste leven dat uit hun koude lichamen vloeide. In het beperkte maanlicht leek het zwart.
Zwart is de kleur van de Nachtwacht.
Het is de kleur van mijn kleding, van mijn schoenen, van mijn haar, van mijn pupillen. Het is de kleur van het vuil onder mijn nagels, van de lucht, van de grond – van de wereld in de nacht. Het is de kleur van de nacht zelf.
Jouw rood verloochende toen al mijn zwart; de rode schittering in je haar was duidelijk zichtbaar ondanks de zwarte schaduwen die de wereld vormden. Ik had je moeten vermoorden, toen. Ik had moeten bewijzen dat zwart de heersende kleur was, dat je haar nog zo rood kon zijn, dat het me niet uitmaakte. Juist omdat het me wel uitmaakte.
Zwart is de kleur van gebroken beloftes. Ik heb je niet vermoord. Ik heb me bij jullie gevoegd en ik heb me door je laten verleiden, mijn Eed gebroken, mijn broeders verraden. Moedwillig.
Rood was de kleur van mijn wangen. Door de kou, door de anticipatie. De kleur van mijn vingers en van mijn klamme benen. De kleur van jouw haar, overal.
Toen ik me eenmaal van mijn zwarte kleding had ontdaan, bleek jouw rood mij overgenomen te hebben. Iedereen kon het zien, iedereen kon het horen. Iedereen wist het. De kou, de schaamte, de lust; ze werkten samen om mijn huid dezelfde kleur te maken als jouw haar, om te fysiek te bewijzen dat ik de jouwe ben.
Toch was zwart de kleur van de banner onder welke ik vocht, de nacht dat de Wildlingen Kasteel Zwart aanvielen. Toch was zwart de kleur van mijn broeders, toen ik pijlen afvuurde op de mensen onder wie ik me wekenlang geschaard heb, met wie ik gelachen en geleefd heb.
Mijn bloed is zwart, Ygritte. Toen je die pijl door mijn been zond, die ene avond, toen was het bloed dat eruit kwam kleurloos. Het leidde me recht terug naar mijn broeders, de donkere, kleurloze broeders van de Nacht. Je hebt mijn huid, mijn hoofd, mijn hart allemaal betoverd met je rode magie, maar mijn gebroken Eed kleurt mijn bloed voor altijd zwart.
Ik zal van je houden, altijd, met mijn rode hart.
Maar evenzo zal ik voor altijd vechten aan de zijde van mijn broeders van de Nachtwacht, met mijn zwarte bloed.
Rood is de kleur van jouw bloed, dat over mijn handen stroomt terwijl ik wanhopig probeer de schade die de pijl heeft aangebracht te beperken, terwijl ik je smeek om bij me te blijven en je nog meer gebroken beloftes doe, hoewel ik weet dat rood en zwart nooit naast elkaar zullen kunnen bestaan.
Zwart is de kleur van de Nachtwacht.
Rood is de kleur van de liefde.
[500 woorden]
[spoilers voor A Storm of Swords]
Rood is de kleur van de liefde.
Het is de kleur van de smeulende takjes die zich uit jullie kampvuur hadden bevrijd, de eerste nacht dat ik je zag, dat ik je metgezellen heb vermoord; de vachten die hen beschermden rood kleurde met het laatste leven dat uit hun koude lichamen vloeide. In het beperkte maanlicht leek het zwart.
Zwart is de kleur van de Nachtwacht.
Het is de kleur van mijn kleding, van mijn schoenen, van mijn haar, van mijn pupillen. Het is de kleur van het vuil onder mijn nagels, van de lucht, van de grond – van de wereld in de nacht. Het is de kleur van de nacht zelf.
Jouw rood verloochende toen al mijn zwart; de rode schittering in je haar was duidelijk zichtbaar ondanks de zwarte schaduwen die de wereld vormden. Ik had je moeten vermoorden, toen. Ik had moeten bewijzen dat zwart de heersende kleur was, dat je haar nog zo rood kon zijn, dat het me niet uitmaakte. Juist omdat het me wel uitmaakte.
Zwart is de kleur van gebroken beloftes. Ik heb je niet vermoord. Ik heb me bij jullie gevoegd en ik heb me door je laten verleiden, mijn Eed gebroken, mijn broeders verraden. Moedwillig.
Rood was de kleur van mijn wangen. Door de kou, door de anticipatie. De kleur van mijn vingers en van mijn klamme benen. De kleur van jouw haar, overal.
Toen ik me eenmaal van mijn zwarte kleding had ontdaan, bleek jouw rood mij overgenomen te hebben. Iedereen kon het zien, iedereen kon het horen. Iedereen wist het. De kou, de schaamte, de lust; ze werkten samen om mijn huid dezelfde kleur te maken als jouw haar, om te fysiek te bewijzen dat ik de jouwe ben.
Toch was zwart de kleur van de banner onder welke ik vocht, de nacht dat de Wildlingen Kasteel Zwart aanvielen. Toch was zwart de kleur van mijn broeders, toen ik pijlen afvuurde op de mensen onder wie ik me wekenlang geschaard heb, met wie ik gelachen en geleefd heb.
Mijn bloed is zwart, Ygritte. Toen je die pijl door mijn been zond, die ene avond, toen was het bloed dat eruit kwam kleurloos. Het leidde me recht terug naar mijn broeders, de donkere, kleurloze broeders van de Nacht. Je hebt mijn huid, mijn hoofd, mijn hart allemaal betoverd met je rode magie, maar mijn gebroken Eed kleurt mijn bloed voor altijd zwart.
Ik zal van je houden, altijd, met mijn rode hart.
Maar evenzo zal ik voor altijd vechten aan de zijde van mijn broeders van de Nachtwacht, met mijn zwarte bloed.
Rood is de kleur van jouw bloed, dat over mijn handen stroomt terwijl ik wanhopig probeer de schade die de pijl heeft aangebracht te beperken, terwijl ik je smeek om bij me te blijven en je nog meer gebroken beloftes doe, hoewel ik weet dat rood en zwart nooit naast elkaar zullen kunnen bestaan.
Zwart is de kleur van de Nachtwacht.
Rood is de kleur van de liefde.
1Dzayn zei op 15 sep 2015 - 20:14:
500 woorden
Blauw. Blauw is de lucht, blauw zijn z’n spijkerbroeken en blauw is de sprei van zijn bed. Blauw zijn ook zijn ogen. Blauw is zijn lievelingskleur. Hij glimlacht als hij in een spijkerbroek schiet en loopt dan richting de woonkamer. Ondertussen trekt de jongen een shirt over zijn hoofd en gaapt hij. De keuken laat heerlijke geuren los en de jongen gaapt weer.
‘Babe?’
‘In de keuken!’ wordt er geantwoord. De jongen stapt de keuken in en glimlacht als hij zijn vriendje ziet staan. Hij slaat zijn armen rond de middel van zijn vriendje en drukt zich tegen zijn rug aan.
‘Goedemorgen.’
‘Hmm, goedemorgen, babe,’ zegt Louis zacht. Hij glimlacht en stapt dan achteruit.
‘Wat eten we?’
‘Verrassing,’ zegt zijn vriend met een grijns. Louis grinnikt en neemt plaats aan de tafel.
‘Babe, ik moet weg, red je het alleen?’ zegt zijn vriendje. Louis knikt en dan klikt de deur in het slot. Louis maakt het zich gemakkelijk op de bank en zet net de tv aan als de bel gaat. Met een zucht staat hij op en opent de deur.
‘Liam. Hi. Wat doe jij hier?’
‘We gaan gezellig op stap vandaag.’
‘Ehm,’ Louis kijkt hem vertwijfeld aan, ‘oke?’
Liam glimlacht alleen maar en stapt naar binnen. ‘Kom, kom. Schoenen aan, jas aan. We gaan.’
‘Oke, oke. Ontspan,’ zegt Louis snel. Hij steekt zijn handen op en schiet dan in een paar blauw/wit geblokte Vans. Vervolgens trekt hij zijn spijkerjack aan en pakt een sleutel bos van het haakje. Dan stapt hij de deur uit en doet hem op slot.
‘Goed dan, laten we maar gaan.’
Liam rijdt ze naar Notes. Louis staart verward uit het raam.
‘Liam, Notes is dicht op zondag.’
Liam antwoordt niet en Louis fronst. Liam parkeert de auto vlak voor de deur en Louis kan het gesloten bordje zo zien hangen. De lichten zijn uit en Louis draait zich weer naar Liam.
‘Liam, Notes is gesloten op zondag. ‘
Liam antwoord weer niet en stapt uit de auto.
‘Liam!’ roept Louis. Hij stapt zelf uit, hoort hoe de auto op slot wordt gedaan. Liam loopt richting de deur en Louis zucht diep. Dan opent Liam de deur en Louis blijft verbaast stil staan.
‘Liam,’ vraagt hij dan, ‘wat is hier gaande?’
‘Volg me maar,’ zegt de jongen. Louis zucht diep en volgt Liam naar binnen.
Zodra beiden binnen staan en de deur dicht is, knipt het licht aan. Harry zit in het midden van een met rozen gevormd hart, op een knie en een klein, fluwelen doosje in zijn hand. Louis hapt naar adem, slaat zijn handen voor zijn mond.
‘Harry wat is dit?’
Harry glimlacht enkel en opent het doosje. ‘Woorden zijn niet genoeg om jou te vertellen hoeveel ik van je houdt. Allerliefste Louis, wil je met me trouwen?’
Louis kijkt hem verward aan, glimlacht dan breed en opent zijn mond om het woord uit te spreken. De zilveren band met een blauw steentje schittert in het licht als Louis ja zegt.
500 woorden
Blauw. Blauw is de lucht, blauw zijn z’n spijkerbroeken en blauw is de sprei van zijn bed. Blauw zijn ook zijn ogen. Blauw is zijn lievelingskleur. Hij glimlacht als hij in een spijkerbroek schiet en loopt dan richting de woonkamer. Ondertussen trekt de jongen een shirt over zijn hoofd en gaapt hij. De keuken laat heerlijke geuren los en de jongen gaapt weer.
‘Babe?’
‘In de keuken!’ wordt er geantwoord. De jongen stapt de keuken in en glimlacht als hij zijn vriendje ziet staan. Hij slaat zijn armen rond de middel van zijn vriendje en drukt zich tegen zijn rug aan.
‘Goedemorgen.’
‘Hmm, goedemorgen, babe,’ zegt Louis zacht. Hij glimlacht en stapt dan achteruit.
‘Wat eten we?’
‘Verrassing,’ zegt zijn vriend met een grijns. Louis grinnikt en neemt plaats aan de tafel.
‘Babe, ik moet weg, red je het alleen?’ zegt zijn vriendje. Louis knikt en dan klikt de deur in het slot. Louis maakt het zich gemakkelijk op de bank en zet net de tv aan als de bel gaat. Met een zucht staat hij op en opent de deur.
‘Liam. Hi. Wat doe jij hier?’
‘We gaan gezellig op stap vandaag.’
‘Ehm,’ Louis kijkt hem vertwijfeld aan, ‘oke?’
Liam glimlacht alleen maar en stapt naar binnen. ‘Kom, kom. Schoenen aan, jas aan. We gaan.’
‘Oke, oke. Ontspan,’ zegt Louis snel. Hij steekt zijn handen op en schiet dan in een paar blauw/wit geblokte Vans. Vervolgens trekt hij zijn spijkerjack aan en pakt een sleutel bos van het haakje. Dan stapt hij de deur uit en doet hem op slot.
‘Goed dan, laten we maar gaan.’
Liam rijdt ze naar Notes. Louis staart verward uit het raam.
‘Liam, Notes is dicht op zondag.’
Liam antwoordt niet en Louis fronst. Liam parkeert de auto vlak voor de deur en Louis kan het gesloten bordje zo zien hangen. De lichten zijn uit en Louis draait zich weer naar Liam.
‘Liam, Notes is gesloten op zondag. ‘
Liam antwoord weer niet en stapt uit de auto.
‘Liam!’ roept Louis. Hij stapt zelf uit, hoort hoe de auto op slot wordt gedaan. Liam loopt richting de deur en Louis zucht diep. Dan opent Liam de deur en Louis blijft verbaast stil staan.
‘Liam,’ vraagt hij dan, ‘wat is hier gaande?’
‘Volg me maar,’ zegt de jongen. Louis zucht diep en volgt Liam naar binnen.
Zodra beiden binnen staan en de deur dicht is, knipt het licht aan. Harry zit in het midden van een met rozen gevormd hart, op een knie en een klein, fluwelen doosje in zijn hand. Louis hapt naar adem, slaat zijn handen voor zijn mond.
‘Harry wat is dit?’
Harry glimlacht enkel en opent het doosje. ‘Woorden zijn niet genoeg om jou te vertellen hoeveel ik van je houdt. Allerliefste Louis, wil je met me trouwen?’
Louis kijkt hem verward aan, glimlacht dan breed en opent zijn mond om het woord uit te spreken. De zilveren band met een blauw steentje schittert in het licht als Louis ja zegt.
Eliros zei op 15 sep 2015 - 20:32:
[500]
Zo blauw als Ravenklauw en zo blauw als de lucht boven haar hoofd op een zonnige dag.
Zo blauw als haar huppelende patronus.
Blauw is Loena's lievelingskleur.
Zo groen als het gras en zo groen als de bladeren van een boom (maar dan alleen in lente en in de zomer, want, buiten die seizoenen om, verandert het groen en wordt het soms zelfs oranje. Ze heeft niets tegen die kleur, maar het neemt het groen weg, en daar kan ze niet tegen, hoe mooi een boom vol oranje ook kan zijn).
Zo groen als een appel en zo groen als een Gewone Groene Huisdraak.
Soms, heel soms, zelfs zo groen als een Roemeense Langhoorn.
Loena's favoriete kleur is groen, behalve als het om groen van jaloezie gaat. Dan vindt ze er niets aan.
In de herfst wordt oranje haar lievelingskleur, want de bladeren zien er toch best wel heel erg mooi uit.
Soms is rood haar lievelingskleur, als hij voorbij komt in de gangen en haar een glimlach geeft. Zo rood als de binnenkant van zijn gewaad en zo rood als haar hoofd zodra zijn blik die van haar vangt.
Als hij zijn das rond zijn nek heeft hangen (of zijn sjaal zodra het koud begint te worden) dan is geel ook haar lievelingskleur.
Andere keren springt er geen enkele kleur uit, omdat hij omringd is door zoveel tinten dat ze door de bomen het bos niet meer ziet. Dan ziet ze alleen nog maar kleuren hier en kleuren daar. Dan ziet ze zijn gewaad en zijn das en zijn glimlach en zijn ogen niet meer. Dan ziet ze alleen nog maar zwart en rood en geel en wit en bruin. Als ze pech heeft zijn er nog meer kleuren die ze eruit kan halen, en dan is het nog moeilijker om hem in die waas van tinten te zien.
Op dat soort momenten is hij Kleur. Ze weet niet zo goed wat dat betekent, maar iedere keer als dat gebeurd is en ze hem weer in zijn geheel kan zien lijkt hij nog mooier te zijn geworden. Ook dat snapt ze niet. Als alles steeds maar mooier wordt, waar is het einde dan? (Ze is blij dat ze geen eind ziet als ze naar hem kijkt.)
“Loena.” Ze draait zich om, bedenkt zich dat ze niet precies weet waar ze is in het kasteel. Had ze weer lopen dromen? Hij staat voor haar, glimlacht haar toe.
Wit is haar favoriete kleur.
“Hoi.”
“Heb je zin om mee naar het Grote Meer te gaan?”
Daar heeft ze zin in. Ze knikt gretig en loopt met hem mee.
De twee zijn stil onderweg, maar dat maakt haar niet uit. Met hem kan ze goed stil zijn.
Terwijl ze aan het water zitten is donkergroen de mooiste kleur die ze ooit gezien heeft.
Als ze opzij kijkt en zijn blik vangt is het bruin van zijn ogen lievelingskleur.
Als Daan een kleur was geweest, dan was hij haar favoriet.
[500]
Zo blauw als Ravenklauw en zo blauw als de lucht boven haar hoofd op een zonnige dag.
Zo blauw als haar huppelende patronus.
Blauw is Loena's lievelingskleur.
Zo groen als het gras en zo groen als de bladeren van een boom (maar dan alleen in lente en in de zomer, want, buiten die seizoenen om, verandert het groen en wordt het soms zelfs oranje. Ze heeft niets tegen die kleur, maar het neemt het groen weg, en daar kan ze niet tegen, hoe mooi een boom vol oranje ook kan zijn).
Zo groen als een appel en zo groen als een Gewone Groene Huisdraak.
Soms, heel soms, zelfs zo groen als een Roemeense Langhoorn.
Loena's favoriete kleur is groen, behalve als het om groen van jaloezie gaat. Dan vindt ze er niets aan.
In de herfst wordt oranje haar lievelingskleur, want de bladeren zien er toch best wel heel erg mooi uit.
Soms is rood haar lievelingskleur, als hij voorbij komt in de gangen en haar een glimlach geeft. Zo rood als de binnenkant van zijn gewaad en zo rood als haar hoofd zodra zijn blik die van haar vangt.
Als hij zijn das rond zijn nek heeft hangen (of zijn sjaal zodra het koud begint te worden) dan is geel ook haar lievelingskleur.
Andere keren springt er geen enkele kleur uit, omdat hij omringd is door zoveel tinten dat ze door de bomen het bos niet meer ziet. Dan ziet ze alleen nog maar kleuren hier en kleuren daar. Dan ziet ze zijn gewaad en zijn das en zijn glimlach en zijn ogen niet meer. Dan ziet ze alleen nog maar zwart en rood en geel en wit en bruin. Als ze pech heeft zijn er nog meer kleuren die ze eruit kan halen, en dan is het nog moeilijker om hem in die waas van tinten te zien.
Op dat soort momenten is hij Kleur. Ze weet niet zo goed wat dat betekent, maar iedere keer als dat gebeurd is en ze hem weer in zijn geheel kan zien lijkt hij nog mooier te zijn geworden. Ook dat snapt ze niet. Als alles steeds maar mooier wordt, waar is het einde dan? (Ze is blij dat ze geen eind ziet als ze naar hem kijkt.)
“Loena.” Ze draait zich om, bedenkt zich dat ze niet precies weet waar ze is in het kasteel. Had ze weer lopen dromen? Hij staat voor haar, glimlacht haar toe.
Wit is haar favoriete kleur.
“Hoi.”
“Heb je zin om mee naar het Grote Meer te gaan?”
Daar heeft ze zin in. Ze knikt gretig en loopt met hem mee.
De twee zijn stil onderweg, maar dat maakt haar niet uit. Met hem kan ze goed stil zijn.
Terwijl ze aan het water zitten is donkergroen de mooiste kleur die ze ooit gezien heeft.
Als ze opzij kijkt en zijn blik vangt is het bruin van zijn ogen lievelingskleur.
Als Daan een kleur was geweest, dan was hij haar favoriet.
MoonRocker zei op 15 sep 2015 - 22:28:
Klaar
Voorzichtig om hem niet te beschadigen, zette Georg zijn bril af. Hij legde hem op het hoofdkussen van zijn tourbusbed en keek er nog eens naar, opdat hij niet vergat waar hij hem precies gelaten had. Vervolgens trok hij zijn bezwete T-shirt uit, smeet het in zijn waszak en zocht in zijn rugzak naar zijn deodorant.
Toen hij de koele metalen bus eindelijk in zijn handen had, spoot hij gauw wat onder zijn oksels en stopte de bus weer weg. Vervolgens ging hij op zoek naar een schoon T-shirt – een speciaal schoon T-shirt welteverstaan. Hij schoof zijn koffer onder het bed vandaan en legde hem op zijn bed. Met wat moeite, omdat hij het ding net iets te vol had gestopt, ritste hij hem open. Eerst probeerde hij de boel nog netjes te houden, door voorzichtig delen van de stapeltjes opgevouwen kleding op te tillen, maar toen hij wat wanhopiger begon te worden, gooide hij alles door elkaar.
Tenslotte vond hij het T-shirt dat hij zocht helemaal onderin de koffer. Met een zucht trok hij het tussen de andere kledingstukken vandaan, propte alles zo goed en kwaad als het ging weer terug en ritste zijn koffer dicht. Het T-shirt trok hij over zijn hoofd en streek hij met zorg glad. Zijn bril pakte hij, opnieuw voorzichtig om hem niet te beschadigen, van het kussen en zette hij weer op zijn neus. De verdwaalde pluisjes die her en der aan de stof vastplakte, plukte hij eraf, om vervolgens het shirt nog eens glad te strijken.
Hij beet op zijn lip. Hij twijfelde of hij dit shirt echt wel aan moest doen. Het was in zijn lievelingskleur, waarin hij nauwelijks andere kleren bezat, en de verkoopster had hem ervan overtuigd dat het echt heel mooi stond. Hij schudde zijn hoofd en lachte nerveus. Waarschijnlijk was hij gewoon zenuwachtig vanwege de gelegenheid waarop hij het zou dragen.
Vlug wierp hij een blik op zijn horloge, sprintte het badkamertje in en draaide de deur op slot. Hij maakte zijn handen nat onder de kraan en haalde ze door zijn haar, dat net nog alle kanten op had gestaan. Met een kam temde hij zijn haar nog effectiever en tenslotte bleef het allemaal op zijn plek dankzij een flinke klodder gel. Hij controleerde zijn kapsel nog gauw even aan de zijkanten, besloot dat het goed zat en verliet de badkamer weer. Hij wandelde door het zitgedeelte en keukentje naar het voorste deel van de bus en sprong het trappetje af.
Buiten was nog niemand te bekennen, dus maakte hij gretig gebruik van een van de bankjes die op de parkeerplaats stonden. Hij legde zijn rechtervoet net over zijn linkerknie, verwisselde zijn bril met zijn zonnebril en ging lekker achterover leunen. Hij kon echter niet lang in zijn eentje van de zon genieten, want Bill plofte naast hem neer op het bankje.
‘Klaar?’ vroeg Georg glimlachend.
‘Ik wel,’ antwoordde Bill, ‘maar ik ga echt niet met je op date als je dat paarse shirt blijft dragen!’
[500 woorden]
Klaar
Voorzichtig om hem niet te beschadigen, zette Georg zijn bril af. Hij legde hem op het hoofdkussen van zijn tourbusbed en keek er nog eens naar, opdat hij niet vergat waar hij hem precies gelaten had. Vervolgens trok hij zijn bezwete T-shirt uit, smeet het in zijn waszak en zocht in zijn rugzak naar zijn deodorant.
Toen hij de koele metalen bus eindelijk in zijn handen had, spoot hij gauw wat onder zijn oksels en stopte de bus weer weg. Vervolgens ging hij op zoek naar een schoon T-shirt – een speciaal schoon T-shirt welteverstaan. Hij schoof zijn koffer onder het bed vandaan en legde hem op zijn bed. Met wat moeite, omdat hij het ding net iets te vol had gestopt, ritste hij hem open. Eerst probeerde hij de boel nog netjes te houden, door voorzichtig delen van de stapeltjes opgevouwen kleding op te tillen, maar toen hij wat wanhopiger begon te worden, gooide hij alles door elkaar.
Tenslotte vond hij het T-shirt dat hij zocht helemaal onderin de koffer. Met een zucht trok hij het tussen de andere kledingstukken vandaan, propte alles zo goed en kwaad als het ging weer terug en ritste zijn koffer dicht. Het T-shirt trok hij over zijn hoofd en streek hij met zorg glad. Zijn bril pakte hij, opnieuw voorzichtig om hem niet te beschadigen, van het kussen en zette hij weer op zijn neus. De verdwaalde pluisjes die her en der aan de stof vastplakte, plukte hij eraf, om vervolgens het shirt nog eens glad te strijken.
Hij beet op zijn lip. Hij twijfelde of hij dit shirt echt wel aan moest doen. Het was in zijn lievelingskleur, waarin hij nauwelijks andere kleren bezat, en de verkoopster had hem ervan overtuigd dat het echt heel mooi stond. Hij schudde zijn hoofd en lachte nerveus. Waarschijnlijk was hij gewoon zenuwachtig vanwege de gelegenheid waarop hij het zou dragen.
Vlug wierp hij een blik op zijn horloge, sprintte het badkamertje in en draaide de deur op slot. Hij maakte zijn handen nat onder de kraan en haalde ze door zijn haar, dat net nog alle kanten op had gestaan. Met een kam temde hij zijn haar nog effectiever en tenslotte bleef het allemaal op zijn plek dankzij een flinke klodder gel. Hij controleerde zijn kapsel nog gauw even aan de zijkanten, besloot dat het goed zat en verliet de badkamer weer. Hij wandelde door het zitgedeelte en keukentje naar het voorste deel van de bus en sprong het trappetje af.
Buiten was nog niemand te bekennen, dus maakte hij gretig gebruik van een van de bankjes die op de parkeerplaats stonden. Hij legde zijn rechtervoet net over zijn linkerknie, verwisselde zijn bril met zijn zonnebril en ging lekker achterover leunen. Hij kon echter niet lang in zijn eentje van de zon genieten, want Bill plofte naast hem neer op het bankje.
‘Klaar?’ vroeg Georg glimlachend.
‘Ik wel,’ antwoordde Bill, ‘maar ik ga echt niet met je op date als je dat paarse shirt blijft dragen!’
[500 woorden]
Rebella zei op 15 sep 2015 - 22:57:
500
Orginal, beetje gebasseerd op de schrijfstijl van Natalie Koch.
De kleuren van Natalie
De witte pagina staarde Natalie verlegen aan. Woordeloos uitdagend haar te bekleden. Peinzend over de eerste letter staarde ze uit het raam van haar kleine kantoortje. Buiten ging, achter de daken van de rustige woonwijk, de zon onder. De lucht kleurde langzaam van geel naar oranje en roze. Om na een tijdje over te gaan in rood gevolgd door de duizenden tinten blauw en paars om over te gaan in de nacht. Terwijl de buitenwereld steeds minder zichtbaar werd, reflecteerde het raam steeds meer een kopie van haar werkplek. De boekenkasten aan twee wanden, het grote, gepolijste eikenhouten bureau met de computer erop, waarvan het scherm haar genadeloos wit verblinde. Buiten klonk het geronk van een motor die voorbij reed, in een flits zag ze een kale man met een zwart, glimmend, leren jack, getatoeëerde ledematen en zware schoenen onder zijn grauwe spijkerbroek. Natalie schudde haar hoofd en keek haar, bijna, volle boekenkast. Sommige boeken hadden een sobere kleur als bordeauxrood en kastanjebruin. Anderen hadden de opzichtige kleuren als hemelsblauw en grasgroen. Maar geen van de boeken leek haar nu uit te nodigen om de, met ingedrukte, pagina's te lezen. Erin te verdwijnen naar een andere realiteit dan de hare. Vanavond was het huis van haar alleen. Maar ondanks dat haar grote familie weg was, voelde ze zich niet eenzaam. Boeken fluisterden hun avonturen naar elkaar, de klok tikte de uren van avonturen weg. Het zwarte weerspiegelende glas liet een verhaal zien die geen mens zich kon voorstellen. De boiler maakte een zacht geluid dat Natalie interpreteerde als het snorren van een kat. Al was het roestige gesnor minder knus dat het daadwerkelijke spinnen van haar rode kater, die als een bont, roodharige kussen op de bank in de grote woonkamer lag te slapen. Het tikken van de beginnende regen op de ramen maakte dat ze zich veilig voelde met het warme gelige licht van haar werkkamertje, de lichten op de beneden verdieping had ze aangedaan, kaarsen had ze maar achterwege gelaten aangezien ze wist de hele avond in dit kleine kamertje gaan zitten. Nog altijd staarde de achttien jarige studente taalkunde uit het nu steeds natter wordende raam naar de donkere nacht. Alsof daar de zwarte letters voor op haar scherm te vinden waren, die haar het verhaal dat al dagen in haar hoofd rondspookte zouden doen vormen. Alsof de woorden met de druppels uit de hemel zouden komen tuimelen. Uiteen spattend op de straatstenen voor het huis, als duizenden stukjes gesplinterd doorzichtig glas.
Men beweerde wel eens dat doorzichtige dingen alle kleuren had. Als de rode, ondergaande zon erin scheen werd het rood, oranje, geel en zelfs roze. Als de blauwe lentehemel erdoorheen drong werd het wit, blauw en kleurloos.
Maar Natalie hield niet van doorzichtig. Ze hield van alle kleuren maar niet van doorzichtig. Ze hield het meest van de woorden die de kleuren hadden gekregen. Terwijl dat door haar heen ging, wist ze eindelijk waarover ze wilde gaan schrijven.
"De witte pagina staarde Natalie verlegen aan."
500
Orginal, beetje gebasseerd op de schrijfstijl van Natalie Koch.
De kleuren van Natalie
De witte pagina staarde Natalie verlegen aan. Woordeloos uitdagend haar te bekleden. Peinzend over de eerste letter staarde ze uit het raam van haar kleine kantoortje. Buiten ging, achter de daken van de rustige woonwijk, de zon onder. De lucht kleurde langzaam van geel naar oranje en roze. Om na een tijdje over te gaan in rood gevolgd door de duizenden tinten blauw en paars om over te gaan in de nacht. Terwijl de buitenwereld steeds minder zichtbaar werd, reflecteerde het raam steeds meer een kopie van haar werkplek. De boekenkasten aan twee wanden, het grote, gepolijste eikenhouten bureau met de computer erop, waarvan het scherm haar genadeloos wit verblinde. Buiten klonk het geronk van een motor die voorbij reed, in een flits zag ze een kale man met een zwart, glimmend, leren jack, getatoeëerde ledematen en zware schoenen onder zijn grauwe spijkerbroek. Natalie schudde haar hoofd en keek haar, bijna, volle boekenkast. Sommige boeken hadden een sobere kleur als bordeauxrood en kastanjebruin. Anderen hadden de opzichtige kleuren als hemelsblauw en grasgroen. Maar geen van de boeken leek haar nu uit te nodigen om de, met ingedrukte, pagina's te lezen. Erin te verdwijnen naar een andere realiteit dan de hare. Vanavond was het huis van haar alleen. Maar ondanks dat haar grote familie weg was, voelde ze zich niet eenzaam. Boeken fluisterden hun avonturen naar elkaar, de klok tikte de uren van avonturen weg. Het zwarte weerspiegelende glas liet een verhaal zien die geen mens zich kon voorstellen. De boiler maakte een zacht geluid dat Natalie interpreteerde als het snorren van een kat. Al was het roestige gesnor minder knus dat het daadwerkelijke spinnen van haar rode kater, die als een bont, roodharige kussen op de bank in de grote woonkamer lag te slapen. Het tikken van de beginnende regen op de ramen maakte dat ze zich veilig voelde met het warme gelige licht van haar werkkamertje, de lichten op de beneden verdieping had ze aangedaan, kaarsen had ze maar achterwege gelaten aangezien ze wist de hele avond in dit kleine kamertje gaan zitten. Nog altijd staarde de achttien jarige studente taalkunde uit het nu steeds natter wordende raam naar de donkere nacht. Alsof daar de zwarte letters voor op haar scherm te vinden waren, die haar het verhaal dat al dagen in haar hoofd rondspookte zouden doen vormen. Alsof de woorden met de druppels uit de hemel zouden komen tuimelen. Uiteen spattend op de straatstenen voor het huis, als duizenden stukjes gesplinterd doorzichtig glas.
Men beweerde wel eens dat doorzichtige dingen alle kleuren had. Als de rode, ondergaande zon erin scheen werd het rood, oranje, geel en zelfs roze. Als de blauwe lentehemel erdoorheen drong werd het wit, blauw en kleurloos.
Maar Natalie hield niet van doorzichtig. Ze hield van alle kleuren maar niet van doorzichtig. Ze hield het meest van de woorden die de kleuren hadden gekregen. Terwijl dat door haar heen ging, wist ze eindelijk waarover ze wilde gaan schrijven.
"De witte pagina staarde Natalie verlegen aan."
xDevilBitch zei op 15 sep 2015 - 23:17:
Zwarts
Zijn rondslingerende sokken op de grond. De lakens van hun bed. De sofa in de woonkamer. Allemaal waren ze rood.
Sirius Zwarts had nooit een lievelingskleur gehad. Ja, als je hem zag lopen in zijn donkere kleding met wapperende motorjas, zou je kunnen zeggen dat hij zijn naam eer aandeed. Maar zijn lievelingskleur? Dat was het toch echt niet.
Zwart waren de deuren in Grimmauldplein 12. De gordijnen, de pronkjuwelen, de stoelbekleding voordat egale stoffen uit de mode raakten. Zijn moeders ziel.
Toch had hij zich in de kleuren van zijn familienaam gehuld. Het ging niet om de kleur, het ging om de manier van dragen. Visueel had hij zich niet harder van zijn familie kunnen afzetten door enkel in felle kleurtjes door het leven te gaan, maar hij wist hoeveel kwader hij zijn ouders maakte door het zwart van hun familie te dragen als een dreuzelpunker.
Maar zwart kon onmogelijk zijn lievelingskleur zijn.
Zijn jeugd was niet alleen in het donkerste van het donkerste gehuld geweest. Door enkel zwart te dragen, stak men immers zo bleek af. Zeker als je huid zo bleek als marmer hebt. Ook groen en zilver hadden trots door het huis geslingerd, van de deurknoppen tot het behang en zelfs de badkamer.
Niet voor niets: Zwadderich was voor de Zwartsen en aanverwante families immers al generatie op generatie een thuis zo ver weg van huis. Hun enige optie was opgroeien tussen het groen en zilver, dus waarom daar al niet met de geboorte mee beginnen? Het was tussen deze kleuren dat hun ouders, hun ouders’ ouders, vele generaties daarvoor en ook vele daarna leerden, lol hadden en meestal ook de liefde vonden.
Sirius had de kleuren vanaf kleins af aan al onderhuids gehaten.
Toen, op die ene met angst doorspekte één september, had zijn drietintige wereld plotseling kleur gekregen. Die ochtend was hij nog stern en zwart op het station verschenen, onwetend wat hem te wachten stond. De scharlaken Zweinsteinexpress had een voorteken kunnen zijn. Dat zag hij toen echter nog niet, omringt door de jongetjes die net als hij opgegroeid waren in het groen en zilver en die nu zijn schoolkameraden zouden zijn.
Maar achter hen was de trein gevuld met kleur. De shirtjes van alle verschillende tovenaarskinderen: volbloeden, halfbloeden en zij met dreuzelouders. Rode katten, groene kikkers, witte uilen. Pompoentaartjes, smekkies in alle smaken en kleuren. Die wereld leek echter nog mijlenver bij Sirius vandaan te zijn.
Pas die avond, toen hij met knikkende knieën naar de sorteerhoed liep en het groen en zilver van zijn toekomst hem al voor de ogen stond, begon de kleur zijn wereld binnen te kruipen. Toen de sorteerhoed “Griffoendor!” door de Grote Zaal bulderde en Sirius vol ongeloof en nog banger dan ooit tevoren zijn ogen opende, was het alsof er een knop omgedraaid was en de zwart-wit tv in zijn hoofd plots kleuren kon afspelen.
Nu, in het appartement met het bed met de rode lakens, wist hij het zeker: zijn favoriete kleur was rood.
500 woorden
Zwarts
Zijn rondslingerende sokken op de grond. De lakens van hun bed. De sofa in de woonkamer. Allemaal waren ze rood.
Sirius Zwarts had nooit een lievelingskleur gehad. Ja, als je hem zag lopen in zijn donkere kleding met wapperende motorjas, zou je kunnen zeggen dat hij zijn naam eer aandeed. Maar zijn lievelingskleur? Dat was het toch echt niet.
Zwart waren de deuren in Grimmauldplein 12. De gordijnen, de pronkjuwelen, de stoelbekleding voordat egale stoffen uit de mode raakten. Zijn moeders ziel.
Toch had hij zich in de kleuren van zijn familienaam gehuld. Het ging niet om de kleur, het ging om de manier van dragen. Visueel had hij zich niet harder van zijn familie kunnen afzetten door enkel in felle kleurtjes door het leven te gaan, maar hij wist hoeveel kwader hij zijn ouders maakte door het zwart van hun familie te dragen als een dreuzelpunker.
Maar zwart kon onmogelijk zijn lievelingskleur zijn.
Zijn jeugd was niet alleen in het donkerste van het donkerste gehuld geweest. Door enkel zwart te dragen, stak men immers zo bleek af. Zeker als je huid zo bleek als marmer hebt. Ook groen en zilver hadden trots door het huis geslingerd, van de deurknoppen tot het behang en zelfs de badkamer.
Niet voor niets: Zwadderich was voor de Zwartsen en aanverwante families immers al generatie op generatie een thuis zo ver weg van huis. Hun enige optie was opgroeien tussen het groen en zilver, dus waarom daar al niet met de geboorte mee beginnen? Het was tussen deze kleuren dat hun ouders, hun ouders’ ouders, vele generaties daarvoor en ook vele daarna leerden, lol hadden en meestal ook de liefde vonden.
Sirius had de kleuren vanaf kleins af aan al onderhuids gehaten.
Toen, op die ene met angst doorspekte één september, had zijn drietintige wereld plotseling kleur gekregen. Die ochtend was hij nog stern en zwart op het station verschenen, onwetend wat hem te wachten stond. De scharlaken Zweinsteinexpress had een voorteken kunnen zijn. Dat zag hij toen echter nog niet, omringt door de jongetjes die net als hij opgegroeid waren in het groen en zilver en die nu zijn schoolkameraden zouden zijn.
Maar achter hen was de trein gevuld met kleur. De shirtjes van alle verschillende tovenaarskinderen: volbloeden, halfbloeden en zij met dreuzelouders. Rode katten, groene kikkers, witte uilen. Pompoentaartjes, smekkies in alle smaken en kleuren. Die wereld leek echter nog mijlenver bij Sirius vandaan te zijn.
Pas die avond, toen hij met knikkende knieën naar de sorteerhoed liep en het groen en zilver van zijn toekomst hem al voor de ogen stond, begon de kleur zijn wereld binnen te kruipen. Toen de sorteerhoed “Griffoendor!” door de Grote Zaal bulderde en Sirius vol ongeloof en nog banger dan ooit tevoren zijn ogen opende, was het alsof er een knop omgedraaid was en de zwart-wit tv in zijn hoofd plots kleuren kon afspelen.
Nu, in het appartement met het bed met de rode lakens, wist hij het zeker: zijn favoriete kleur was rood.
500 woorden
Welkom bij de 500 Challenge! Week vier. We zitten bijna op een maand! *\0/*
B E L A N G R I J K
- Post de stukjes die je schrijft (tussen de 450 en 550 woorden) in dit topic. Anders telt het niet.
[- Als je niet online kunt komen maar wel iets geschreven hebt, stuur dan een foto via Whatsapp of zo, in pb kun je om nummers vragen.]
- Heb heel erg veel plezier.
P R O M P T S
- maandag: personage B is A's favoriet. Hoe laat A dat aan B weten?
- dinsdag: verwerk je favoriete kleur (of die van één van de personage's) in het stuk.
- woensdag: personage A probeert B van zijn/haar favoriet te overtuigen.
- donderdag: personage A heeft personage B's favoriete … gestolen/stuk gemaakt/verloren.
- vrijdag: kies één van je favoriete liedjes (of die van één van de personage's) uit. Baseer je stukje op de tekst/clip/gevoel erachter/whatevs.
- zaterdag: wat is je favoriete 500-stuk dat je tot nu toe hebt geschreven? Schrijf een prequel/vervolg.
- zondag: personage A is B's favoriet niet. Hoe gaat A daarmee om?
T U S S E N S T A N D
1. Bo - 9,7
1. Elise - 9,7
3. Kay - 9,6
3. Daan - 9,6
5. Iv - 4,4
6. Roos - 3,3
7. Juul - 2,2
8. Dezh - 2,1
9. Tessa - 1