Hoofdcategorieën
Home » Forum » Stamcafé » [500] Week #6
[500] Week #6
CosmicPurple zei op 28 sep 2015 - 0:00:
Maandag: Schrijf een dialoog, en niets meer dan een dialoog. Geen omschrijvingen, geen derde persoon. Laat het hele verhaal zien door enkel de gesproken woorden van A en B.
Maandag: Schrijf een dialoog, en niets meer dan een dialoog. Geen omschrijvingen, geen derde persoon. Laat het hele verhaal zien door enkel de gesproken woorden van A en B.
xNadezhda zei op 28 sep 2015 - 22:44:
Holy crap, was dit moeilijk. Wel precies 500 woorden. (:
‘Oh, Azula. Het spijt me verschrikkelijk om je zo te moeten zien. Mijn arme kindje…’
‘Wat? Wat doe jij hier? Hoe ben je hier binnengekomen?’
‘Ik wilde je zien. Ik heb me zo’n zorgen om je gemaakt.’
‘Leugenaar! Je liegt! Je liegt! Alsof je je ooit zorgen zou kunnen maken om mij, jij – jij verraadster!’
‘Natuurlijk maak ik me zorgen om je, Azula. Je bent mijn dochter en ik houd van je.’
‘Je liegt! Je liegt! Dit is een truc. Straks draai je je om en dan ben je weg, net als de vorige keer! Ik trap er niet meer in, hoor je, ik trap er niet in!’
‘Oh, Azula…’
‘Nee, ik wil het niet horen! Je liegt toch alleen maar. Je zegt wel dat je van me houdt, maar ik weet hoe het werkelijk zit! Je haat me. Je vindt me een monster. Ik heb het altijd al geweten, al die jaren dat je liever bij die lieve kleine Zuzu was dan bij mij! En nu is Zuzu Vuurheer, ben je niet trots? In vaders voetsporen getreden, Zuzu de kroonprins, precies zoals je altijd al gepland had. En ik zit ook waar je me altijd al wilde hebben – in het gesticht!’
‘Dit was nooit wat ik voor je wilde, mijn dochter. Het doet me pijn om je zo te zien.’
‘Zeg dat maar tegen iemand die het gelooft. Ik weet wel beter!’
‘Je bent in de war, Azula. Luister naar me. Ik houd van je. Ik heb altijd van je gehouden, van mijn kleine meisje én van mijn trotse prinses.’
‘Je was altijd bang voor me. Je hebt me altijd in de gaten gehouden, alsof ik een wild beest was dat je het liefst een muilkorf om wilde doen. Denk je echt dat ik dat niet doorhad? Je haatte mij en je – je – je gaf Zuko alles! Hij werd getroost als vader boos op hem was, ik kreeg alleen maar straf! Zuko deed altijd alles goed, Zuko dit, Zuko dat, Zuko, Zuko, Zuko! ZUKO!’
‘Oh, Azula…’
‘HOUD OP MET LIEGEN! Ik wéét dat je mij nooit gewild hebt! Je had Zuko al, je had alles al, je hoefde niet meer – vader zei dat Zuko geluk had dat hij geboren is, dat ik geboren werd vol geluk, maar eigenlijk was het andersom, of niet dan? OF NIET DAN? KIJK ME AAN ALS IK TEGEN JE PRAAT, MOEDER!’
‘Wachters, snel, haal een zuster! De prinses heeft weer een aanval!’
‘KIJK ME AAN ALS JE TEGEN ME LIEGT! LEUGENAAR! VERRAADSTER!’
‘Prinses Azula, uw moeder is niet hier. U heeft last van schemerbeelden. Prinses Azula?’
‘MIJ KRIJG JE ER NIET ONDER! IK ZWEER HET! IK ZWEER HET! Blijf van me af, jij insect!’
‘Prinses Azula, ik probeer alleen te helpen, ik –’
‘BLIJF VAN ME AF!’
‘We hebben versterking nodig! Breng het kalmeringsmiddel!’
‘INSECTEN! VUILE VERRADERS! LAAT ME LOS! IK BEN AZULA, PRINSES VAN DE VUURNATIE –’
‘Hier is het middel! Snel, houd haar hoofd stil!’
‘BLIJF VAN – blijf – blijf van… me af…’
Holy crap, was dit moeilijk. Wel precies 500 woorden. (:
‘Oh, Azula. Het spijt me verschrikkelijk om je zo te moeten zien. Mijn arme kindje…’
‘Wat? Wat doe jij hier? Hoe ben je hier binnengekomen?’
‘Ik wilde je zien. Ik heb me zo’n zorgen om je gemaakt.’
‘Leugenaar! Je liegt! Je liegt! Alsof je je ooit zorgen zou kunnen maken om mij, jij – jij verraadster!’
‘Natuurlijk maak ik me zorgen om je, Azula. Je bent mijn dochter en ik houd van je.’
‘Je liegt! Je liegt! Dit is een truc. Straks draai je je om en dan ben je weg, net als de vorige keer! Ik trap er niet meer in, hoor je, ik trap er niet in!’
‘Oh, Azula…’
‘Nee, ik wil het niet horen! Je liegt toch alleen maar. Je zegt wel dat je van me houdt, maar ik weet hoe het werkelijk zit! Je haat me. Je vindt me een monster. Ik heb het altijd al geweten, al die jaren dat je liever bij die lieve kleine Zuzu was dan bij mij! En nu is Zuzu Vuurheer, ben je niet trots? In vaders voetsporen getreden, Zuzu de kroonprins, precies zoals je altijd al gepland had. En ik zit ook waar je me altijd al wilde hebben – in het gesticht!’
‘Dit was nooit wat ik voor je wilde, mijn dochter. Het doet me pijn om je zo te zien.’
‘Zeg dat maar tegen iemand die het gelooft. Ik weet wel beter!’
‘Je bent in de war, Azula. Luister naar me. Ik houd van je. Ik heb altijd van je gehouden, van mijn kleine meisje én van mijn trotse prinses.’
‘Je was altijd bang voor me. Je hebt me altijd in de gaten gehouden, alsof ik een wild beest was dat je het liefst een muilkorf om wilde doen. Denk je echt dat ik dat niet doorhad? Je haatte mij en je – je – je gaf Zuko alles! Hij werd getroost als vader boos op hem was, ik kreeg alleen maar straf! Zuko deed altijd alles goed, Zuko dit, Zuko dat, Zuko, Zuko, Zuko! ZUKO!’
‘Oh, Azula…’
‘HOUD OP MET LIEGEN! Ik wéét dat je mij nooit gewild hebt! Je had Zuko al, je had alles al, je hoefde niet meer – vader zei dat Zuko geluk had dat hij geboren is, dat ik geboren werd vol geluk, maar eigenlijk was het andersom, of niet dan? OF NIET DAN? KIJK ME AAN ALS IK TEGEN JE PRAAT, MOEDER!’
‘Wachters, snel, haal een zuster! De prinses heeft weer een aanval!’
‘KIJK ME AAN ALS JE TEGEN ME LIEGT! LEUGENAAR! VERRAADSTER!’
‘Prinses Azula, uw moeder is niet hier. U heeft last van schemerbeelden. Prinses Azula?’
‘MIJ KRIJG JE ER NIET ONDER! IK ZWEER HET! IK ZWEER HET! Blijf van me af, jij insect!’
‘Prinses Azula, ik probeer alleen te helpen, ik –’
‘BLIJF VAN ME AF!’
‘We hebben versterking nodig! Breng het kalmeringsmiddel!’
‘INSECTEN! VUILE VERRADERS! LAAT ME LOS! IK BEN AZULA, PRINSES VAN DE VUURNATIE –’
‘Hier is het middel! Snel, houd haar hoofd stil!’
‘BLIJF VAN – blijf – blijf van… me af…’
Merula zei op 28 sep 2015 - 22:53:
“Hoi.”
“Hai.”
“Hoe gaat het?”
“Het gaat...”
“Klinkt niet overtuigend... Misschien overtuigt jou dit. Er was eens een man die alles had. Hij had een vrouw, een goede baan, kinderen... Alles waar hij als kind van droomde. Toch was hij niet gelukkig. Hij wou een mooiere vrouw, kinderen die beter luisterden en beter konden leren, een baan waar hij niet steeds met tegenzin naartoe hoefde... Hij besloot alles achter te laten en te verhuizen naar het land waar hij altijd al naartoe wilde. Zijn vrouw en kinderen waren er kapot van, maar heel veel deed het hem niet. Hij was niet harteloos, dus het deed hem wel wát, maar hij vond ze ook egoïstisch en overdreven. Later merkte hij pas dat hij juist egoïstisch was.
Waar hij naartoe ging, was een plek waar hij kon doen wat hij wilde zonder rekening te hoeven houden met zijn baas, zijn vrouw, zijn kinderen... En voor even was dat wat hij deed. Hij deed wat hij droomde te doen, bezocht wat hij wilde bezoeken. Het was leuk, het voelde goed, maar hij was nog niet gelukkig. Hij miste de kleine dingen. De dingen die hij nu niet aan zijn kinderen kon leren, de gezelligheid van zijn werk die hij nu moest missen. Het meeste van alles miste hij de prachtige glimlach van zijn vrouw. Hij had vele mooie vrouwen gezien, maar geen van hen had haar glimlach.
Al snel besloot hij terug te gaan naar waar hij eigenlijk thuishoorde.
Dolgelukkig kwam hij het huis binnen. Hij wou zijn werk al bellen en kon niet wachten tot zijn kinderen thuiskwamen. Hij ging naar de woonkamer. Daar draaide zijn vrouw zich naar hem om. Ze lachte niet.
‘Heb je enig idee wat je hebt gedaan?’ vroeg ze. ‘Weet je wel in wat voor problemen je ons hebt gestort? En jij denkt hier zomaar naar binnen te kunnen lopen en te zeggen ‘ik ben thuis’?’
‘Maar lieverd, wat is er dan?’
‘De kinderen zijn verdrietig en opstandig, we moeten het doen met alleen mijn deel van het inkomen, ik moet alles alleen regelen zonder steun van de persoon waarvan ik dacht dat hij me altijd zou steunen!’
De man dacht even over haar woorden na. Natuurlijk wist hij wel dat zijn vertrek invloed zou hebben, maar hij had geen idee dat de gevolgen zo groot zouden zijn.
Zijn werk had al een vervanger, dus hij moest opnieuw werk zoeken. Hij had veel belangrijke dingen van zijn kinderen gemist en het duurde lang voordat ze geloofden dat hij ze écht nooit meer zou verlaten. Bij zijn vrouw duurde het nog langer.
‘Waarom zie ik jouw mooie glimlach nooit meer?’ vroeg hij aan haar. ‘Hou je niet meer van me?’
‘Jawel, juist heel veel. Daarom vraag ik me elke keer weer af wanneer je me weer gaat verlaten.’
De man zoende haar. ‘Ik heb nu geweldig werk, een mooi huis, lieve kinderen en de beste vrouw van de wereld. Dit is beter dan in mijn dromen.’
Snap je?”
500 weer
“Hoi.”
“Hai.”
“Hoe gaat het?”
“Het gaat...”
“Klinkt niet overtuigend... Misschien overtuigt jou dit. Er was eens een man die alles had. Hij had een vrouw, een goede baan, kinderen... Alles waar hij als kind van droomde. Toch was hij niet gelukkig. Hij wou een mooiere vrouw, kinderen die beter luisterden en beter konden leren, een baan waar hij niet steeds met tegenzin naartoe hoefde... Hij besloot alles achter te laten en te verhuizen naar het land waar hij altijd al naartoe wilde. Zijn vrouw en kinderen waren er kapot van, maar heel veel deed het hem niet. Hij was niet harteloos, dus het deed hem wel wát, maar hij vond ze ook egoïstisch en overdreven. Later merkte hij pas dat hij juist egoïstisch was.
Waar hij naartoe ging, was een plek waar hij kon doen wat hij wilde zonder rekening te hoeven houden met zijn baas, zijn vrouw, zijn kinderen... En voor even was dat wat hij deed. Hij deed wat hij droomde te doen, bezocht wat hij wilde bezoeken. Het was leuk, het voelde goed, maar hij was nog niet gelukkig. Hij miste de kleine dingen. De dingen die hij nu niet aan zijn kinderen kon leren, de gezelligheid van zijn werk die hij nu moest missen. Het meeste van alles miste hij de prachtige glimlach van zijn vrouw. Hij had vele mooie vrouwen gezien, maar geen van hen had haar glimlach.
Al snel besloot hij terug te gaan naar waar hij eigenlijk thuishoorde.
Dolgelukkig kwam hij het huis binnen. Hij wou zijn werk al bellen en kon niet wachten tot zijn kinderen thuiskwamen. Hij ging naar de woonkamer. Daar draaide zijn vrouw zich naar hem om. Ze lachte niet.
‘Heb je enig idee wat je hebt gedaan?’ vroeg ze. ‘Weet je wel in wat voor problemen je ons hebt gestort? En jij denkt hier zomaar naar binnen te kunnen lopen en te zeggen ‘ik ben thuis’?’
‘Maar lieverd, wat is er dan?’
‘De kinderen zijn verdrietig en opstandig, we moeten het doen met alleen mijn deel van het inkomen, ik moet alles alleen regelen zonder steun van de persoon waarvan ik dacht dat hij me altijd zou steunen!’
De man dacht even over haar woorden na. Natuurlijk wist hij wel dat zijn vertrek invloed zou hebben, maar hij had geen idee dat de gevolgen zo groot zouden zijn.
Zijn werk had al een vervanger, dus hij moest opnieuw werk zoeken. Hij had veel belangrijke dingen van zijn kinderen gemist en het duurde lang voordat ze geloofden dat hij ze écht nooit meer zou verlaten. Bij zijn vrouw duurde het nog langer.
‘Waarom zie ik jouw mooie glimlach nooit meer?’ vroeg hij aan haar. ‘Hou je niet meer van me?’
‘Jawel, juist heel veel. Daarom vraag ik me elke keer weer af wanneer je me weer gaat verlaten.’
De man zoende haar. ‘Ik heb nu geweldig werk, een mooi huis, lieve kinderen en de beste vrouw van de wereld. Dit is beter dan in mijn dromen.’
Snap je?”
500 weer
Bodine zei op 28 sep 2015 - 23:07:
“Je zult merken dat sommige tovenaarsfamilies beter zijn dan andere, Potter. Je moet niet aanpappen met de verkeerde soort. Daar kan ik je bij helpen.”
“Ik kan heel goed zelf beslissen wie de verkeerde mensen zijn, dank je.”
“Soms denk ik dat het anders geweest zou zijn als ik hem gewoon de tijd gegeven zou hebben om aan hem te wennen. Denk je ook niet?”
“Ik denk dat het niet uitmaakt.”
“Maar wat als –”
“Het is gebéúrd, Draco. Je kunt allicht proberen nu nog iets met hem aan te pappen, maar het heeft echt geen nut om nu nog door te blijven gaan over dingen die je bijna een jaar geleden hebt gezegd.”
“Maar –”
“Hij is veel buiten, rondom Hagrids huisje. Als je hem daar een keer onderschept, kun je misschien nonchalant beginnen over… iets interessants.”
“‘Goh, Potter, vind jij het gras ook zo groen?’”
“Jouw keus.”
“Ik weet het gewoon niet, Benno.”
“Misschien moet je gewoon open kaart spelen.”
“Maar wat als hij niet –”
“Je bent bijna net zo erg als hij. En maar zeuren tegen mij, maar nooit zelf een keer iets doen. Dat hij zich blind staart, wil niet zeggen dat jij dat ook moet doen. Geef hem een bril, zodat hij jóú kan zien.”
“Ik heb geen bril.”
“Figuurlijk, sukkel.”
“Hmm.”
“Als je het vrijdag nog niet gedaan hebt, geef ík hem een bril.”
“Bedankt, Patty.”
“Hey, Draco?”
“Hmm.”
“Ik heb gemerkt hoe je naar die Harry Potter staart.”
“Ik moet toch in de gaten houden dat hij niet –”
“Met iemand anders flirt?”
“Wat?”
“Je verbergt het minder goed dan je denkt.”
“Hoe –”
“Ik wil niet vervelend zijn en ik gun je je crush, maar laten we eerlijk zijn: het gaat nooit iets worden tussen jullie.”
“Ik weet niet wat je denkt, maar –”
“Wil je een eerlijk antwoord? Ik denk dat je je oogkleppen af moet doen en je moet realiseren dat er iemand is die veel leuker is, veel beter bij je past en wél naar je omkijkt.”
“Patty, ik vind je –”
“Doe je oogkleppen af.”
“Jíj was het! Jij hebt het haar verteld! Het is níét aan me te zien en jij bent de enige die het weet! Biecht op! Jij hebt het haar verteld!”
“Ik –”
“Ik ga je vermoorden.”
“Draco, rustig, ik wilde niet –”
“Misschien moet je de volgende keer nadenken voor je iets doet.”
“Wat heeft ze gezegd?”
“Dat ze het wéét.”
“Wat?”
“Van Potter.”
“En?”
“Ja, gebazel over dat ik háár leuk zou moeten vinden omdat ze me wel ziet staan.”
“Háár?”
“Nou ja, ze zei het niet expliciet, maar wie kan ze anders bedoelen?”
“Sorry dat ik zo stom was.”
“Geeft niet.”
“Niet zo lachen!”
“Ik ben gewoon blij.”
“Ik ook.”
“Niet zo lachen!”
“Sorry. Hoe kan ik het goedmaken?”
“Hmm. Bij me blijven zou een goed begin zijn.”
“Een begín?”
“En een eind.”
“Ons eind?”
“Voor mij ben jij het einde.”
“Benno, niet zo lachen!”
“Lach zelf niet zo, Draco!”
[500]
[en ik heb Iv gewitnessed.]
“Je zult merken dat sommige tovenaarsfamilies beter zijn dan andere, Potter. Je moet niet aanpappen met de verkeerde soort. Daar kan ik je bij helpen.”
“Ik kan heel goed zelf beslissen wie de verkeerde mensen zijn, dank je.”
“Soms denk ik dat het anders geweest zou zijn als ik hem gewoon de tijd gegeven zou hebben om aan hem te wennen. Denk je ook niet?”
“Ik denk dat het niet uitmaakt.”
“Maar wat als –”
“Het is gebéúrd, Draco. Je kunt allicht proberen nu nog iets met hem aan te pappen, maar het heeft echt geen nut om nu nog door te blijven gaan over dingen die je bijna een jaar geleden hebt gezegd.”
“Maar –”
“Hij is veel buiten, rondom Hagrids huisje. Als je hem daar een keer onderschept, kun je misschien nonchalant beginnen over… iets interessants.”
“‘Goh, Potter, vind jij het gras ook zo groen?’”
“Jouw keus.”
“Ik weet het gewoon niet, Benno.”
“Misschien moet je gewoon open kaart spelen.”
“Maar wat als hij niet –”
“Je bent bijna net zo erg als hij. En maar zeuren tegen mij, maar nooit zelf een keer iets doen. Dat hij zich blind staart, wil niet zeggen dat jij dat ook moet doen. Geef hem een bril, zodat hij jóú kan zien.”
“Ik heb geen bril.”
“Figuurlijk, sukkel.”
“Hmm.”
“Als je het vrijdag nog niet gedaan hebt, geef ík hem een bril.”
“Bedankt, Patty.”
“Hey, Draco?”
“Hmm.”
“Ik heb gemerkt hoe je naar die Harry Potter staart.”
“Ik moet toch in de gaten houden dat hij niet –”
“Met iemand anders flirt?”
“Wat?”
“Je verbergt het minder goed dan je denkt.”
“Hoe –”
“Ik wil niet vervelend zijn en ik gun je je crush, maar laten we eerlijk zijn: het gaat nooit iets worden tussen jullie.”
“Ik weet niet wat je denkt, maar –”
“Wil je een eerlijk antwoord? Ik denk dat je je oogkleppen af moet doen en je moet realiseren dat er iemand is die veel leuker is, veel beter bij je past en wél naar je omkijkt.”
“Patty, ik vind je –”
“Doe je oogkleppen af.”
“Jíj was het! Jij hebt het haar verteld! Het is níét aan me te zien en jij bent de enige die het weet! Biecht op! Jij hebt het haar verteld!”
“Ik –”
“Ik ga je vermoorden.”
“Draco, rustig, ik wilde niet –”
“Misschien moet je de volgende keer nadenken voor je iets doet.”
“Wat heeft ze gezegd?”
“Dat ze het wéét.”
“Wat?”
“Van Potter.”
“En?”
“Ja, gebazel over dat ik háár leuk zou moeten vinden omdat ze me wel ziet staan.”
“Háár?”
“Nou ja, ze zei het niet expliciet, maar wie kan ze anders bedoelen?”
“Sorry dat ik zo stom was.”
“Geeft niet.”
“Niet zo lachen!”
“Ik ben gewoon blij.”
“Ik ook.”
“Niet zo lachen!”
“Sorry. Hoe kan ik het goedmaken?”
“Hmm. Bij me blijven zou een goed begin zijn.”
“Een begín?”
“En een eind.”
“Ons eind?”
“Voor mij ben jij het einde.”
“Benno, niet zo lachen!”
“Lach zelf niet zo, Draco!”
[500]
[en ik heb Iv gewitnessed.]
xDevilBitch zei op 28 sep 2015 - 23:15:
Idunno mate. 500 woorden onzin, vers van de pers.
Bedvredebreuk
“Hé, Remus.”
“Hmmph.”
“Mooi, je bent dus wakker..”
“Ga James lastigvallen, ik wil slapen.”
“Helaas, zoveel geluk heb je vandaag niet. James is niet wakker te krijgen zonder hem te vervloeken, dat weet je.”
“Ik wil hem wel voor je vervloeken. Hé, hou je koude voeten uit mijn bed!”
“Te laat, hierbuiten is het nog veel kouder. Schuif eens op!”
“Dit is bedvredebreuk!”
“Roep niet zo, je maakt de hele slaapzaal wakker.”
“Graag, dan kun je James en Peter lastigvallen en kan ik weer fijn verder slapen.”
“Doe het niet. Alsjeblieft? Je bent nu toch al wakker.”
“Snel dan. Wat heb je?”
“Teveel, eigenlijk. Ken je dat? Dat je gedachtes maar blijven kolken en je niet weet waar je met ze heen moet?”
“Sirius!”
“Wat?”
“Ik wil slapen, hou het kort.”
“Aah, Remus, luister nou even.”
“Laten we gewoon afspreken dat ik je m’n bed uittrap als het dat niet is.”
“Als jij nou stopt met door me heen blaten, ben ik een stuk eerder klaar. Waar was ik? Oja, mijn kolkende gedachtes. Zoals over ons transfiguratiehuiswerk. Kwam jij uit vraag zestien? Want die was echt onmogelijk!”
“Ga slapen!”
“Graag, het liefst in Anderlings les. Maar zoals jij ook wel weet, gaat dat extra lastig worden als mijn huiswerk niet af is. Dus: vraag zestien, kon jij er wat mee?”
“Ik kan er heel fijn over dromen.”
“Heb je wel eens op die kattenogen van haar gelet? Alsof ze je aan stukken wil scheuren.”
“Dat ligt toch echt aan jou. Misschien dat als je je zou gedragen…”
“Kom, kom, je weet zelf best dat ik dat niet kan maken. Stel je voor! Het kasteel zou prompt in slaap vallen als ik dat maar in mijn hoofd zou halen! Dan zou Anderling me zeker aan het spit willen rijgen!”
“Probeer het anders een uit. Nu, bijvoorbeeld. Zodat ik kan slapen.”
“Nee! Wacht! Er kolken nog veel meer gedachtes door mijn hoofd! We zijn nog lang niet uitgepraat, jij en ik.”
“Praat dan sneller. Zeg op: wat is er?”
“Euhm, vond je het eten vanavond ook zo heerlijk?”
“Lig ik al te pitten of kraam je nu complete onzin uit? O nee, wacht, als ik lag te slapen, en er is werkelijk waar niets wat ik nu liever zou doen, zou ik jou stem niet de hele tijd zulke kolder horen verkondigen! Natuurlijk was het eten lekker! Het is Zweinstein.”
“Sorry, ik maakte een grapje. Ik vroeg me eigenlijk af of…”
“Of? Zoals ik al zei: houd het kort.”
“… je morgen wil helpen James en Peter compleet te verslaan in een verassingssneeuwballengevecht? Het wordt perfect! We lokken ze na de lessen naar buiten - als we zeggen dat Lily met haar vriendinnen richting het meer ging, komen ze zonder twijfel mee - en dan veranderen we ze in sneeuwmannen voor ze er erg in hebben!”
“Alsof James dat niet door zou hebben. Ga, alsjeblieft slapen.”
“… Ik wil best stil zijn, maar mag ik dan wel hier blijven?”
“Best, zolang je je kop maar houdt.”
500 woorden
Idunno mate. 500 woorden onzin, vers van de pers.
Bedvredebreuk
“Hé, Remus.”
“Hmmph.”
“Mooi, je bent dus wakker..”
“Ga James lastigvallen, ik wil slapen.”
“Helaas, zoveel geluk heb je vandaag niet. James is niet wakker te krijgen zonder hem te vervloeken, dat weet je.”
“Ik wil hem wel voor je vervloeken. Hé, hou je koude voeten uit mijn bed!”
“Te laat, hierbuiten is het nog veel kouder. Schuif eens op!”
“Dit is bedvredebreuk!”
“Roep niet zo, je maakt de hele slaapzaal wakker.”
“Graag, dan kun je James en Peter lastigvallen en kan ik weer fijn verder slapen.”
“Doe het niet. Alsjeblieft? Je bent nu toch al wakker.”
“Snel dan. Wat heb je?”
“Teveel, eigenlijk. Ken je dat? Dat je gedachtes maar blijven kolken en je niet weet waar je met ze heen moet?”
“Sirius!”
“Wat?”
“Ik wil slapen, hou het kort.”
“Aah, Remus, luister nou even.”
“Laten we gewoon afspreken dat ik je m’n bed uittrap als het dat niet is.”
“Als jij nou stopt met door me heen blaten, ben ik een stuk eerder klaar. Waar was ik? Oja, mijn kolkende gedachtes. Zoals over ons transfiguratiehuiswerk. Kwam jij uit vraag zestien? Want die was echt onmogelijk!”
“Ga slapen!”
“Graag, het liefst in Anderlings les. Maar zoals jij ook wel weet, gaat dat extra lastig worden als mijn huiswerk niet af is. Dus: vraag zestien, kon jij er wat mee?”
“Ik kan er heel fijn over dromen.”
“Heb je wel eens op die kattenogen van haar gelet? Alsof ze je aan stukken wil scheuren.”
“Dat ligt toch echt aan jou. Misschien dat als je je zou gedragen…”
“Kom, kom, je weet zelf best dat ik dat niet kan maken. Stel je voor! Het kasteel zou prompt in slaap vallen als ik dat maar in mijn hoofd zou halen! Dan zou Anderling me zeker aan het spit willen rijgen!”
“Probeer het anders een uit. Nu, bijvoorbeeld. Zodat ik kan slapen.”
“Nee! Wacht! Er kolken nog veel meer gedachtes door mijn hoofd! We zijn nog lang niet uitgepraat, jij en ik.”
“Praat dan sneller. Zeg op: wat is er?”
“Euhm, vond je het eten vanavond ook zo heerlijk?”
“Lig ik al te pitten of kraam je nu complete onzin uit? O nee, wacht, als ik lag te slapen, en er is werkelijk waar niets wat ik nu liever zou doen, zou ik jou stem niet de hele tijd zulke kolder horen verkondigen! Natuurlijk was het eten lekker! Het is Zweinstein.”
“Sorry, ik maakte een grapje. Ik vroeg me eigenlijk af of…”
“Of? Zoals ik al zei: houd het kort.”
“… je morgen wil helpen James en Peter compleet te verslaan in een verassingssneeuwballengevecht? Het wordt perfect! We lokken ze na de lessen naar buiten - als we zeggen dat Lily met haar vriendinnen richting het meer ging, komen ze zonder twijfel mee - en dan veranderen we ze in sneeuwmannen voor ze er erg in hebben!”
“Alsof James dat niet door zou hebben. Ga, alsjeblieft slapen.”
“… Ik wil best stil zijn, maar mag ik dan wel hier blijven?”
“Best, zolang je je kop maar houdt.”
500 woorden
Kayley zei op 28 sep 2015 - 23:31:
“Wat hebben jullie nu weer uitgespookt?”
“Niets…”
“Dit ziet er niet als niets uit.”
“Het is maar een gebroken arm.”
“Máár een gebroken arm? Ik word niet voor niets om drie uur ’s nachts uit m’n bed gebeld om helemaal hierheen te rijden voor máár een gebroken arm. Je dokter zei dat je ribben gekneusd zijn en dat ze je van ’t politiekantoor op moesten halen.”
“Dat… zou de waarheid kunnen zijn, ja.”
“En dat vind jij normaal? Eén dag in Florida en ze moeten je al van de stenen opschrapen. En waar zijn je vriendjes nu? Huh? Ik zie Eric of Marc hier niet zitten, of je dierbare vriendinnetje. Hoe heet zij ook alweer?”
“Santana, alsjeblieft-”
“Nee, Olivia. Nee. Kijk me niet aan met die ogen- Olivia- Olivia…”
“Het was niet mijn bedoeling, oké? We waren gewoon…”
“Gewoon wat?”
“Gewoon dronken, oké? Gewoon verdomde dronken. Is dat wat je wil horen? Dat we weeral dronken waren en stommiteiten begingen en dat ik toen bijna naar m’n dood tuimelde? Oké, nou, ik heb ’t gezegd. Nu kan je zeggen dat je ’t wel wist en zo, dan zijn we daar vanaf, en dan kan ik aan de verplegers meer morfine vragen en een jaar slapen.”
“Olivia…”
“Santana…”
“Ik wil weten wat er gebeurd is. En waarom je vrienden het hebben laten gebeuren. Dronken of niet, jullie zijn normaal gezien nooit zo onverantwoordelijk. Weet je nog, met Halloween, toen je-”
“Ja, maar dat was… anders. Dat ging om jóu.”
“Dus?”
“Dús als het om jou gaat… dan doe ik meer mijn best.”
“En voor jezelf niet?”
“… Wil je dat antwoord echt weten?”
“Olivia, kijk me aan. Alsjeblieft.”
“Verdomme, San. Stop met zo diep te graven. Het was een ongeluk. We waren dronken en vonden het wel gezellig om het park terug in te sluipen en op een attractie te kruipen. Wisten wij veel dat ’t zo verdomde glad zou zijn.”
“Olivia- Livi, je huilt.”
“Misschien omdat jij niet ophoudt.”
“Vind je dat echt vreemd?”
“Ja…”
“Livi, ik hou van jou. Ik hóu van jou. Vind je het dan echt vreemd dat ik bezorgd ben? Dat ik báng word als ik weeral ’s nachts gebeld wordt? Ik dacht echt…”
“Echt wat?”
“Eén van de volgende keren gaat het telefoontje niet zijn om je te bezoeken in het ziekenhuis. Dan bellen ze me om je te komen identificeren.”
“Santana-“
“Dan ben je dóód, Livi. Dan mag ik mooi komen opdagen om te zeggen dat je toch echt mijn spiegelbeeld bent, ook al ben je platgereden of vermorzeld of-”
“San, kijk me aan. Alsjeblieft.”
“Oh, nu wil je me aankijken?”
“San, alsjeblieft, dit is niet- Zo fragiel ben ik niet. Zo snel ga ik niet dood.”
“Dat moest je maar eens durven.”
“Nu ben jij degene die huilt.”
“Dat is niet grappig, Olivia.”
“Komaan, er is nog plek zat voor jou om erbij te komen liggen.”
“Deel je je morfine?”
“Vooruit dan. Omdat jij ’t bent.”
“Niet sterven, oké?”
“Nooit.”
“Beloofd?”
“Plechtig beloofd.”
[x]—3:33—[x]
“Wat hebben jullie nu weer uitgespookt?”
“Niets…”
“Dit ziet er niet als niets uit.”
“Het is maar een gebroken arm.”
“Máár een gebroken arm? Ik word niet voor niets om drie uur ’s nachts uit m’n bed gebeld om helemaal hierheen te rijden voor máár een gebroken arm. Je dokter zei dat je ribben gekneusd zijn en dat ze je van ’t politiekantoor op moesten halen.”
“Dat… zou de waarheid kunnen zijn, ja.”
“En dat vind jij normaal? Eén dag in Florida en ze moeten je al van de stenen opschrapen. En waar zijn je vriendjes nu? Huh? Ik zie Eric of Marc hier niet zitten, of je dierbare vriendinnetje. Hoe heet zij ook alweer?”
“Santana, alsjeblieft-”
“Nee, Olivia. Nee. Kijk me niet aan met die ogen- Olivia- Olivia…”
“Het was niet mijn bedoeling, oké? We waren gewoon…”
“Gewoon wat?”
“Gewoon dronken, oké? Gewoon verdomde dronken. Is dat wat je wil horen? Dat we weeral dronken waren en stommiteiten begingen en dat ik toen bijna naar m’n dood tuimelde? Oké, nou, ik heb ’t gezegd. Nu kan je zeggen dat je ’t wel wist en zo, dan zijn we daar vanaf, en dan kan ik aan de verplegers meer morfine vragen en een jaar slapen.”
“Olivia…”
“Santana…”
“Ik wil weten wat er gebeurd is. En waarom je vrienden het hebben laten gebeuren. Dronken of niet, jullie zijn normaal gezien nooit zo onverantwoordelijk. Weet je nog, met Halloween, toen je-”
“Ja, maar dat was… anders. Dat ging om jóu.”
“Dus?”
“Dús als het om jou gaat… dan doe ik meer mijn best.”
“En voor jezelf niet?”
“… Wil je dat antwoord echt weten?”
“Olivia, kijk me aan. Alsjeblieft.”
“Verdomme, San. Stop met zo diep te graven. Het was een ongeluk. We waren dronken en vonden het wel gezellig om het park terug in te sluipen en op een attractie te kruipen. Wisten wij veel dat ’t zo verdomde glad zou zijn.”
“Olivia- Livi, je huilt.”
“Misschien omdat jij niet ophoudt.”
“Vind je dat echt vreemd?”
“Ja…”
“Livi, ik hou van jou. Ik hóu van jou. Vind je het dan echt vreemd dat ik bezorgd ben? Dat ik báng word als ik weeral ’s nachts gebeld wordt? Ik dacht echt…”
“Echt wat?”
“Eén van de volgende keren gaat het telefoontje niet zijn om je te bezoeken in het ziekenhuis. Dan bellen ze me om je te komen identificeren.”
“Santana-“
“Dan ben je dóód, Livi. Dan mag ik mooi komen opdagen om te zeggen dat je toch echt mijn spiegelbeeld bent, ook al ben je platgereden of vermorzeld of-”
“San, kijk me aan. Alsjeblieft.”
“Oh, nu wil je me aankijken?”
“San, alsjeblieft, dit is niet- Zo fragiel ben ik niet. Zo snel ga ik niet dood.”
“Dat moest je maar eens durven.”
“Nu ben jij degene die huilt.”
“Dat is niet grappig, Olivia.”
“Komaan, er is nog plek zat voor jou om erbij te komen liggen.”
“Deel je je morfine?”
“Vooruit dan. Omdat jij ’t bent.”
“Niet sterven, oké?”
“Nooit.”
“Beloofd?”
“Plechtig beloofd.”
[x]—500 woorden—[x]
CosmicPurple zei op 28 sep 2015 - 23:50:
Supah proud of all of you, ducklings. Ik maak het jullie niet makkelijk. Opdracht 2 komt er iets voor middernacht op, beetje cheaten, maar ik moet echt dringend naar bedje toe.
Dinsdag: Lievelingswoorden. Wat vind jij het mooiste, leukste, meest betekenisvolle of inspirerende woord ooit? Heb je het? Goed. Gebruik dat nu als inspiratie om nog 500 woorden te schrijven.
Supah proud of all of you, ducklings. Ik maak het jullie niet makkelijk. Opdracht 2 komt er iets voor middernacht op, beetje cheaten, maar ik moet echt dringend naar bedje toe.
Dinsdag: Lievelingswoorden. Wat vind jij het mooiste, leukste, meest betekenisvolle of inspirerende woord ooit? Heb je het? Goed. Gebruik dat nu als inspiratie om nog 500 woorden te schrijven.
Eliros zei op 28 sep 2015 - 23:56:
[500, just in bloody time ah.]
“Wat ben je aan het doen?”
“Niets.”
“Dat ziet er niet uit als niets.”
“Hoe ziet niets er dan volgens jou uit?”
“Als niets.”
“Dat slaat nergens op.”
“Tuurlijk wel.”
“Echt niet.”
“Als je niets doet dan doe je ook echt niets.”
“Maar hoe kan je nou niets doen?”
“Nou, gewoon zo.”
“...”
“...”
“Dat is ook niet niets.”
“Hoezo niet?”
“Je ademt. Je denkt. Je bloed stroomt door je lichaam. Je hart klopt. Je leeft. Dat is niet niets. Dat is alles.”
“... Ja, oké, maar—“
“Als ik je nu zou zoenen, zou je hart sneller gaan kloppen en denk je over mij na.”
“Wedden van niet?”
“Wedden van wel?”
“...”
“...”
“Misschien... Maar—”
“Als ik mijn hand onder je shirt zou stoppen, zo dus, of... Of in je broek, dan—”
“Stiles!”
“Wat?”
“Straks ziet iemand ons nog!”
“Heus niet. Iedereen is dronken. Kijk maar. Niemand heeft door of er een tweetal meer of minder liggen te vozen.”
“Maar niemand weet het.”
“Niemand weet wat?”
“Van... ons.”
“Oh. Ja. Maar...”
“Maar wat?”
“Ik weet het niet. Soms lijkt het me best fijn om me niet in te hoeven houden. In ieder geval niet rondom vrienden of familie.”
“Ik weet het. Maar, het is gewoon, het is moeilijk, want...”
“Ja. Ik weet het.”
“Sorry.”
“Waarvoor?”
“Voor het geheim houden.”
“Het geeft niet. Voor jou maak ik een uitzondering.”
“Echt?”
“Echt.”
“Dankjewel.”
“Scott?”
“Hm?”
“Ik wil je best wel heel graag zoenen nu.”
“...”
“Stop eens met lachen. Ik meen het.”
“Weet ik, maar—auw!”
“Stop dan ook met lachen!”
“Het klonk gewoon heel lief.”
“En dat vindt je grappig?”
“Nee. Ja. Ik weet het niet. Het is allemaal zo nieuw. Ik moet nog even wennen.”
“Hm. Hoe erg zou je het vinden als ik je nog eens zou zoenen? Ook al zou iedereen het theoretisch kunnen zien? Van één tot tien.”
“Vier.”
“Vier maar?”
“Wat had je verwacht?”
“Minstens tweehonderd.”
“Overdrijf niet zo.”
“Hoe lang ken je me al?”
“Lang.”
“Lang?”
“Ja.”
“Dus dan weet je dat ik van nature overdrijf.”
“Hm. Is vier laag genoeg voor je?”
“Vier is een lachertje.”
“Dus je gaat me zoenen? Waar iedereen bij is?”
“Ja. Tenzij je daar heel erg op tegen bent. Maar dat had je me dan allang laten weten.”
“Doe het dan. Zoen me.”
“...”
“...”
“...”
“Hier ga ik nooit aan wennen.”
“Vind je het niet fijn?”
“Jawel. Ik wist alleen niet dat het ook zo kon.”
“Zo?”
“Gewoon, zo. Zoals dit. Ons.”
“Ja. Ik snap wat je bedoelt.”
“Zoen me nog eens.”
[500, just in bloody time ah.]
“Wat ben je aan het doen?”
“Niets.”
“Dat ziet er niet uit als niets.”
“Hoe ziet niets er dan volgens jou uit?”
“Als niets.”
“Dat slaat nergens op.”
“Tuurlijk wel.”
“Echt niet.”
“Als je niets doet dan doe je ook echt niets.”
“Maar hoe kan je nou niets doen?”
“Nou, gewoon zo.”
“...”
“...”
“Dat is ook niet niets.”
“Hoezo niet?”
“Je ademt. Je denkt. Je bloed stroomt door je lichaam. Je hart klopt. Je leeft. Dat is niet niets. Dat is alles.”
“... Ja, oké, maar—“
“Als ik je nu zou zoenen, zou je hart sneller gaan kloppen en denk je over mij na.”
“Wedden van niet?”
“Wedden van wel?”
“...”
“...”
“Misschien... Maar—”
“Als ik mijn hand onder je shirt zou stoppen, zo dus, of... Of in je broek, dan—”
“Stiles!”
“Wat?”
“Straks ziet iemand ons nog!”
“Heus niet. Iedereen is dronken. Kijk maar. Niemand heeft door of er een tweetal meer of minder liggen te vozen.”
“Maar niemand weet het.”
“Niemand weet wat?”
“Van... ons.”
“Oh. Ja. Maar...”
“Maar wat?”
“Ik weet het niet. Soms lijkt het me best fijn om me niet in te hoeven houden. In ieder geval niet rondom vrienden of familie.”
“Ik weet het. Maar, het is gewoon, het is moeilijk, want...”
“Ja. Ik weet het.”
“Sorry.”
“Waarvoor?”
“Voor het geheim houden.”
“Het geeft niet. Voor jou maak ik een uitzondering.”
“Echt?”
“Echt.”
“Dankjewel.”
“Scott?”
“Hm?”
“Ik wil je best wel heel graag zoenen nu.”
“...”
“Stop eens met lachen. Ik meen het.”
“Weet ik, maar—auw!”
“Stop dan ook met lachen!”
“Het klonk gewoon heel lief.”
“En dat vindt je grappig?”
“Nee. Ja. Ik weet het niet. Het is allemaal zo nieuw. Ik moet nog even wennen.”
“Hm. Hoe erg zou je het vinden als ik je nog eens zou zoenen? Ook al zou iedereen het theoretisch kunnen zien? Van één tot tien.”
“Vier.”
“Vier maar?”
“Wat had je verwacht?”
“Minstens tweehonderd.”
“Overdrijf niet zo.”
“Hoe lang ken je me al?”
“Lang.”
“Lang?”
“Ja.”
“Dus dan weet je dat ik van nature overdrijf.”
“Hm. Is vier laag genoeg voor je?”
“Vier is een lachertje.”
“Dus je gaat me zoenen? Waar iedereen bij is?”
“Ja. Tenzij je daar heel erg op tegen bent. Maar dat had je me dan allang laten weten.”
“Doe het dan. Zoen me.”
“...”
“...”
“...”
“Hier ga ik nooit aan wennen.”
“Vind je het niet fijn?”
“Jawel. Ik wist alleen niet dat het ook zo kon.”
“Zo?”
“Gewoon, zo. Zoals dit. Ons.”
“Ja. Ik snap wat je bedoelt.”
“Zoen me nog eens.”
Kayley zei op 29 sep 2015 - 14:50:
Dit is weer Santana en Olivia Lopez, alleen blijkt dat niet zo, omdat het een brief is van Oli aan haar zus, I suppose. Maar ik laat het toch tellen als fandom.
Also don't judge me.
Toen we vijf jaar oud waren, vertelde Opa ons dat alle woorden in het woordenboek uitgelegd worden. Maar hoe verklaar je dan de woorden die niet uitgelegd kunnen worden?
Toen we twaalf jaar oud waren, vertelde Opa me dat alle woorden in een vertaalwoordenboek in een andere taal omgezet worden. Maar hoe verklaar je dan de woorden die niet vertaald kunnen worden?
Gezellig bestaat alleen in het Nederlands; onverklaarbaar, onvertaalbaar. Toch kan ik perfect uitleggen wat het betekent: de lange avonden doorgebracht met Eric, Marc en Cassie, samen op de gammele, van vele gaten voorziene bank in de garage van de Puckermans; nog halfdronken opstaan en pannenkoeken bakken met de radio aan, alle vreselijke zomerliedjes op het allerhoogste volume; een biertje hier en een wijntje daar, gelach en over elkaar heen struikelen om bij de afstandsbediening te komen, in de knoop raken, een hoopje mens zijn, niet met z’n vieren maar één grote puinhoop van ledematen.
Je mag mijn vrienden niet, maar ze zijn gezellig.
Friolero is wat Abuela je altijd noemde; er bestaat geen woord voor in eender welke taal, ook al heb ik overal gezocht. Ik dacht dat ik je dan beter zou begrijpen, als ik wist hoe je te noemen. In het Spaanse woordenboek staat het omslachtig beschreven als “iemand die gevoelig is voor koude”, maar dat ben jij helemaal niet. Je bent gewoon koud. Vanbinnen. Iets in jou is kapot; je thermostaat, je verwarming.
Altijd als je voeten tegen mijn benen drukken, altijd als je handen in mijn nek liggen, voel je zo koud aan. Zelfs als je me kust, als we samen in bed liggen, voel je zo koud aan.
Je bent ijskoud vanbinnen, friolero is niet genoeg.
Mamihlapinatapei is Yaghaans. Ik las het in een boek en vergat het meteen weer; zocht het op en vergat het meteen weer; het was alles dat ik kon denken toen ik je aankeek de ochtend na die eerste kus. Mijn hart beukte zich tegen mijn ribben aan – het wist niet wat het moest doen nu de verboden gevoelens naar het oppervlak waren gerezen, nu we elkaar voor het eerst aankeken in het daglicht. Er is iets aan de nachtelijke duisternis dat vreselijke dingen oké doet lijken. Zoals ik die jou kus, jij die mij kust.
Je wacht tot ik iets doe, maar mamihlapinatapei is wederzijds wachten.
Fernweh is Duits en klinkt zo zacht op je lippen, op mijn lippen, tussen onze monden en handen en lichamen. Kun je heimwee hebben naar een plaats die niet bestaat? Een plaats waar identieke tweelingzussen kunnen hebben wat wij hebben?
Alle onverklaarbare vormen van liefde en genegenheid en intimiteit, de blik in jouw ogen wanneer je ontwaakt en verrast lijkt dat ik nog naast je lig, de warmte in mijn onderbuik wanneer ik mijn vingers door je lange haren kam, zoveel zachter en ongemartelder dan wat ik die van mezelf aandoe.
Je wil hier weg, ik wil alleen maar naar een plaats die nog niet bestaat.
Wij zijn onverklaarbaar. Onvertaalbaar.
Verliefd.
Dit is weer Santana en Olivia Lopez, alleen blijkt dat niet zo, omdat het een brief is van Oli aan haar zus, I suppose. Maar ik laat het toch tellen als fandom.
Also don't judge me.
[x]—Onverklaarbaar, onvertaalbaar—[x]
Toen we vijf jaar oud waren, vertelde Opa ons dat alle woorden in het woordenboek uitgelegd worden. Maar hoe verklaar je dan de woorden die niet uitgelegd kunnen worden?
Toen we twaalf jaar oud waren, vertelde Opa me dat alle woorden in een vertaalwoordenboek in een andere taal omgezet worden. Maar hoe verklaar je dan de woorden die niet vertaald kunnen worden?
Gezellig bestaat alleen in het Nederlands; onverklaarbaar, onvertaalbaar. Toch kan ik perfect uitleggen wat het betekent: de lange avonden doorgebracht met Eric, Marc en Cassie, samen op de gammele, van vele gaten voorziene bank in de garage van de Puckermans; nog halfdronken opstaan en pannenkoeken bakken met de radio aan, alle vreselijke zomerliedjes op het allerhoogste volume; een biertje hier en een wijntje daar, gelach en over elkaar heen struikelen om bij de afstandsbediening te komen, in de knoop raken, een hoopje mens zijn, niet met z’n vieren maar één grote puinhoop van ledematen.
Je mag mijn vrienden niet, maar ze zijn gezellig.
Friolero is wat Abuela je altijd noemde; er bestaat geen woord voor in eender welke taal, ook al heb ik overal gezocht. Ik dacht dat ik je dan beter zou begrijpen, als ik wist hoe je te noemen. In het Spaanse woordenboek staat het omslachtig beschreven als “iemand die gevoelig is voor koude”, maar dat ben jij helemaal niet. Je bent gewoon koud. Vanbinnen. Iets in jou is kapot; je thermostaat, je verwarming.
Altijd als je voeten tegen mijn benen drukken, altijd als je handen in mijn nek liggen, voel je zo koud aan. Zelfs als je me kust, als we samen in bed liggen, voel je zo koud aan.
Je bent ijskoud vanbinnen, friolero is niet genoeg.
Mamihlapinatapei is Yaghaans. Ik las het in een boek en vergat het meteen weer; zocht het op en vergat het meteen weer; het was alles dat ik kon denken toen ik je aankeek de ochtend na die eerste kus. Mijn hart beukte zich tegen mijn ribben aan – het wist niet wat het moest doen nu de verboden gevoelens naar het oppervlak waren gerezen, nu we elkaar voor het eerst aankeken in het daglicht. Er is iets aan de nachtelijke duisternis dat vreselijke dingen oké doet lijken. Zoals ik die jou kus, jij die mij kust.
Je wacht tot ik iets doe, maar mamihlapinatapei is wederzijds wachten.
Fernweh is Duits en klinkt zo zacht op je lippen, op mijn lippen, tussen onze monden en handen en lichamen. Kun je heimwee hebben naar een plaats die niet bestaat? Een plaats waar identieke tweelingzussen kunnen hebben wat wij hebben?
Alle onverklaarbare vormen van liefde en genegenheid en intimiteit, de blik in jouw ogen wanneer je ontwaakt en verrast lijkt dat ik nog naast je lig, de warmte in mijn onderbuik wanneer ik mijn vingers door je lange haren kam, zoveel zachter en ongemartelder dan wat ik die van mezelf aandoe.
Je wil hier weg, ik wil alleen maar naar een plaats die nog niet bestaat.
Wij zijn onverklaarbaar. Onvertaalbaar.
Verliefd.
[x]—500 woorden—[x]
xDevilBitch zei op 29 sep 2015 - 22:46:
Waldeinsamkeit
De anderen voelden zich oncomfortabel in het bos. De hoge bomen intimideerden hen, in hen duister kon van alles loeren. Ze zeiden dan wel niets, maar Toph kon hun hartslag voelen stijgen, hoorde hun voorzichtige ademhalen.
Zelf snapte ze daar niets van. Ze had pas voor het eerst een woud betreden met de groep, maar waar de bijnieren van de anderen meteen op hol sloegen om adrenaline aan te maken, daalde over haar een enorme rust neer. Ze had er wel voor eeuwig kunnen blijven.
Voor Toph was het bos een vreemde plek. Negens anders was ze zo omringt door leven, puur en eerlijk leven. Leven dat niet schreeuwde of zeurde of dingen van haar verlangde. Het was een kwaliteit die mensen niet hadden. De bomen waren en zwegen, tevreden met een beetje water en zonlicht. Maar als ze wilden, of als jij wilde, fluisterden ze hun geheimen. Dan toonden ze je wat ze in hun uitgebreide netwerk hadden opgevangen. Ook daarin waren ze beter dan de andere levensvormen.
Ze hadden toen niet in het bos kunnen blijven. De anderen zouden kwaad zijn geworden als ze het maar had voorgesteld. Dus trokken ze zo snel als ze konden tussen de bomen door. Wanneer haar voeten de aarde raakte, voelde ze de aanwezigheid van alles om haar heen. Maar ze moest ze optillen voor een stap. En nog één. En nog één. Tot ze weer open veld bereikten.
De bomen waren als een familie die ze nooit gehad had en nooit zou hebben. Nee: een ideaalbeeld van familie, dat in werkelijkheid simpelweg niet bestond. Ze accepteerden. Luisterden. Vertelden, als je oplette. Met haar voeten in dezelfde aarde als waar de wortels doorheen trokken, voelde ze zich voor het eerst écht deel van iets. Ze was geen steen, ze was niet de aarde: ze was er onderdeel van. Om er deel van te worden hoefde ze enkel te zijn.
Het gaf haar een vaag gevoel van eenzaamheid. Niet de normale, die langs de randen van je gevoel gleed en het pijnlijk liet rafelen. Het was meer een besef van nietigheid in zoiets groots en warms. Ze kon de bomen natuurlijk niet zien, maar voelde wel hoe klein ze naast hun lange stammen was. De bomen stonden daar maar rustig te staan. Misschien kwam het juist wel door die rust. Het voelde als de ultieme staat van zijn, maar ze wist dat ze hem zelf nooit zou kunnen bereiken.
Ze had geprobeerd haar leven te leven. Republic City: het was Aangs droom, zijn toekomstvisie. Ze hield van haar vrienden, dus ze had meegewerkt. Toen had ze kinderen gehad, die haar aan de beschaafde wereld hadden gebonden. Maar uiteindelijk was het genoeg geweest.
Leeg was ze. Eenzaam wilde ze het niet noemen: dat was een gevoel dat ze in geen decennia meer had ervaren. Nee, het was juist dat gevoel dat ze miste. De vage eenzaamheid die ze alleen als deel van een groter geheel had kunnen vinden.
Dus verdween ze naar het bos.
500 woorden
Waldeinsamkeit
De anderen voelden zich oncomfortabel in het bos. De hoge bomen intimideerden hen, in hen duister kon van alles loeren. Ze zeiden dan wel niets, maar Toph kon hun hartslag voelen stijgen, hoorde hun voorzichtige ademhalen.
Zelf snapte ze daar niets van. Ze had pas voor het eerst een woud betreden met de groep, maar waar de bijnieren van de anderen meteen op hol sloegen om adrenaline aan te maken, daalde over haar een enorme rust neer. Ze had er wel voor eeuwig kunnen blijven.
Voor Toph was het bos een vreemde plek. Negens anders was ze zo omringt door leven, puur en eerlijk leven. Leven dat niet schreeuwde of zeurde of dingen van haar verlangde. Het was een kwaliteit die mensen niet hadden. De bomen waren en zwegen, tevreden met een beetje water en zonlicht. Maar als ze wilden, of als jij wilde, fluisterden ze hun geheimen. Dan toonden ze je wat ze in hun uitgebreide netwerk hadden opgevangen. Ook daarin waren ze beter dan de andere levensvormen.
Ze hadden toen niet in het bos kunnen blijven. De anderen zouden kwaad zijn geworden als ze het maar had voorgesteld. Dus trokken ze zo snel als ze konden tussen de bomen door. Wanneer haar voeten de aarde raakte, voelde ze de aanwezigheid van alles om haar heen. Maar ze moest ze optillen voor een stap. En nog één. En nog één. Tot ze weer open veld bereikten.
De bomen waren als een familie die ze nooit gehad had en nooit zou hebben. Nee: een ideaalbeeld van familie, dat in werkelijkheid simpelweg niet bestond. Ze accepteerden. Luisterden. Vertelden, als je oplette. Met haar voeten in dezelfde aarde als waar de wortels doorheen trokken, voelde ze zich voor het eerst écht deel van iets. Ze was geen steen, ze was niet de aarde: ze was er onderdeel van. Om er deel van te worden hoefde ze enkel te zijn.
Het gaf haar een vaag gevoel van eenzaamheid. Niet de normale, die langs de randen van je gevoel gleed en het pijnlijk liet rafelen. Het was meer een besef van nietigheid in zoiets groots en warms. Ze kon de bomen natuurlijk niet zien, maar voelde wel hoe klein ze naast hun lange stammen was. De bomen stonden daar maar rustig te staan. Misschien kwam het juist wel door die rust. Het voelde als de ultieme staat van zijn, maar ze wist dat ze hem zelf nooit zou kunnen bereiken.
Ze had geprobeerd haar leven te leven. Republic City: het was Aangs droom, zijn toekomstvisie. Ze hield van haar vrienden, dus ze had meegewerkt. Toen had ze kinderen gehad, die haar aan de beschaafde wereld hadden gebonden. Maar uiteindelijk was het genoeg geweest.
Leeg was ze. Eenzaam wilde ze het niet noemen: dat was een gevoel dat ze in geen decennia meer had ervaren. Nee, het was juist dat gevoel dat ze miste. De vage eenzaamheid die ze alleen als deel van een groter geheel had kunnen vinden.
Dus verdween ze naar het bos.
500 woorden
xNadezhda zei op 29 sep 2015 - 23:36:
Vraag me niet wat dit is. 500 woorden.
Fernweh
Alleen de sneeuw is hetzelfde in de Vallei van Arryn. Sansa is de hemel dankbaar voor de kou, want zo kan ze doen alsof er onder die witte deken een hele andere wereld verborgen gaat dan de werkelijkheid. Misschien kan ze zelfs doen alsof Winterfel eronder verborgen gaat, de oude muren en stevige torens, het donkere hout van de poort. De stallen met de paarden, de kennel met de honden, het Godenwoud.
Ze kan het niet.
Ze weet waar Winterfel is – ze weet dat ze daar niet is.
Staand op het balkonnetje bij haar slaapvertrek, haar met bont gevoerde mantel stevig om zich heengetrokken, kijkt ze uit over het woeste landschap waar het Adelaarsnest in omhoog rijst, als een heerser met rechte rug uittorenend over een menigte van gebogen en gebroken ruggen. Er is nergens een bergtop zo hoog als die van hen. De heldere hemel legt het zicht vrij op de horizon, zo ver weg dat Sansa er duizelig van wordt.
Toch voelt ze de drang om die afstand af te leggen, genoeg afstand om over de horizon te kunnen stappen. Wat erachter ligt weet ze niet, maar ze wil niets liever dan het weten. Niets liever dan het lange, slingerende pad langs de bergwand naar beneden lopen en de torens van het Adelaarsnest ver achter zich laten.
***
Alleen de sneeuw is hetzelfde in de Vallei van Arryn. De rest is anders. Anders dan in Winterfel zijn de meeste vertrekken hier koud en leeg; alleen daar waar de kleine Heer Arryn en de belangrijkste leden van zijn hofhouding graag komen, worden de vuren aangestoken. Sansa draagt haar mantel permanent, al is ze nooit ver uit Robert Arryns buurt. Ze geeft hem waar hij om vraagt: snoepjes, speelgoed, verhalen voor het slapengaan, een kus op zijn klamme voorhoofd.
Anders dan in Winterfel is ze hier geen dame.
Elke keer dat ze met Petyr Baelish in één ruimte is, noemt ze hem “vader”. Soms wrijft hij door haar haren en geeft haar complimenten, maar vaker nog is hij te druk bezig met zijn verplichtingen als Beschermheer van de Vallei. Dan neemt hij alleen de wijn of het brood dat ze hem brengt en wuift haar weg. Ze vindt het niet erg. In zijn buurt moet ze te zeer oppassen. Hij verwacht Alayne, niet Sansa – maar met zoveel sneeuw rondom laat Sansa zich niet meer wegdrukken.
***
Sansa’s verlangen om te vertrekken is hetzelfde in de Vallei van Arryn. Als klein meisje in Winterfel droomde ze van het Zuiden, van het koningshof in Koningslanding of de wijngaarden van het Bereik. In al die dromen zag ze zichzelf in ruisende zijden rokken met elegante jongeheren als begeleiding over fraaie paadjes wandelen, ver weg van de kou en het eenvoudige leven in het Noorden.
Nu weet ze beter.
In haar dromen van nu ziet ze zichzelf in een grijze jurk met een kraag van wit bont en een elegante wolf als begeleiding, wandelend over besneeuwde paden ver weg van de Vallei van Arryn.
Vraag me niet wat dit is. 500 woorden.
Fernweh
Alleen de sneeuw is hetzelfde in de Vallei van Arryn. Sansa is de hemel dankbaar voor de kou, want zo kan ze doen alsof er onder die witte deken een hele andere wereld verborgen gaat dan de werkelijkheid. Misschien kan ze zelfs doen alsof Winterfel eronder verborgen gaat, de oude muren en stevige torens, het donkere hout van de poort. De stallen met de paarden, de kennel met de honden, het Godenwoud.
Ze kan het niet.
Ze weet waar Winterfel is – ze weet dat ze daar niet is.
Staand op het balkonnetje bij haar slaapvertrek, haar met bont gevoerde mantel stevig om zich heengetrokken, kijkt ze uit over het woeste landschap waar het Adelaarsnest in omhoog rijst, als een heerser met rechte rug uittorenend over een menigte van gebogen en gebroken ruggen. Er is nergens een bergtop zo hoog als die van hen. De heldere hemel legt het zicht vrij op de horizon, zo ver weg dat Sansa er duizelig van wordt.
Toch voelt ze de drang om die afstand af te leggen, genoeg afstand om over de horizon te kunnen stappen. Wat erachter ligt weet ze niet, maar ze wil niets liever dan het weten. Niets liever dan het lange, slingerende pad langs de bergwand naar beneden lopen en de torens van het Adelaarsnest ver achter zich laten.
***
Alleen de sneeuw is hetzelfde in de Vallei van Arryn. De rest is anders. Anders dan in Winterfel zijn de meeste vertrekken hier koud en leeg; alleen daar waar de kleine Heer Arryn en de belangrijkste leden van zijn hofhouding graag komen, worden de vuren aangestoken. Sansa draagt haar mantel permanent, al is ze nooit ver uit Robert Arryns buurt. Ze geeft hem waar hij om vraagt: snoepjes, speelgoed, verhalen voor het slapengaan, een kus op zijn klamme voorhoofd.
Anders dan in Winterfel is ze hier geen dame.
Elke keer dat ze met Petyr Baelish in één ruimte is, noemt ze hem “vader”. Soms wrijft hij door haar haren en geeft haar complimenten, maar vaker nog is hij te druk bezig met zijn verplichtingen als Beschermheer van de Vallei. Dan neemt hij alleen de wijn of het brood dat ze hem brengt en wuift haar weg. Ze vindt het niet erg. In zijn buurt moet ze te zeer oppassen. Hij verwacht Alayne, niet Sansa – maar met zoveel sneeuw rondom laat Sansa zich niet meer wegdrukken.
***
Sansa’s verlangen om te vertrekken is hetzelfde in de Vallei van Arryn. Als klein meisje in Winterfel droomde ze van het Zuiden, van het koningshof in Koningslanding of de wijngaarden van het Bereik. In al die dromen zag ze zichzelf in ruisende zijden rokken met elegante jongeheren als begeleiding over fraaie paadjes wandelen, ver weg van de kou en het eenvoudige leven in het Noorden.
Nu weet ze beter.
In haar dromen van nu ziet ze zichzelf in een grijze jurk met een kraag van wit bont en een elegante wolf als begeleiding, wandelend over besneeuwde paden ver weg van de Vallei van Arryn.
CosmicPurple zei op 29 sep 2015 - 23:47:
Woensdag: Schrijf een stuk waarin je personages niet praten met elkaar, maar toch een volwaardige interactie hebben en een verhaal vertellen.
Woensdag: Schrijf een stuk waarin je personages niet praten met elkaar, maar toch een volwaardige interactie hebben en een verhaal vertellen.
Ladies and gentlemen, welkom bij week zes van de 500 challenge. En we blijven maar doorgaan, tot jullie om genade smeken.
B E L A N G R I J K
- Post de stukjes die je schrijft (tussen de 450 en 550 woorden) in dit topic. Anders telt het niet.
[- Als je niet online kunt komen maar wel iets geschreven hebt, stuur dan een foto via Whatsapp of zo, in pb kun je om nummers vragen.]
- Heb heel erg veel plezier. Like, zwaaien-met-een-dode-baby-veel-plezier.
P R O M P T S
• maandag: Schrijf een dialoog, en niets meer dan een dialoog. Geen omschrijvingen, geen derde persoon. Laat het hele verhaal zien door enkel de gesproken woorden van A en B.
• dinsdag: Lievelingswoorden. Wat vind jij het mooiste, leukste, meest betekenisvolle of inspirerende woord ooit? Heb je het? Goed. Gebruik dat nu als inspiratie om nog 500 woorden te schrijven.
• woensdag: Schrijf een stuk waarin je personages niet praten met elkaar, maar toch een volwaardige interactie hebben en een verhaal vertellen.
• donderdag: Je personage voert een gesprek met iets wat normaal niet kan praten. Een dier, een boom, de wind, een emotie…
• vrijdag: je personage is betrokken bij een gijzeling en heeft 500 woorden om de gijzelnemer te kalmeren en hem/haar ervan te overtuigen om de gijzelaars te laten gaan.
• zaterdag: Gebruik zoveel mogelijk woordspelingen/woordgrapjes in je stuk.
• zondag: Dit is de laatste keer dat je met ons kan praten, 500 woorden om aan ons te richten, om welke reden dan ook. Wat zijn jouw laatste woorden?
T U S S E N S T A N D
• Kay - 6,6
• Merula - 5,5
• Bo - 4,4
• Daan - 3,3
• Dezh - 3,3
• Elise - 1,1
(bericht aangepast door een moderator)