Hoofdcategorieën
Home » Forum » Stamcafé » [500] Week #1
[500] Week #1
xNadezhda zei op 30 aug 2015 - 18:34:
Ik ben hiervoor echt drie keer van concept veranderd, maar oké. Hier is 't. 550 precies.
Het hield maar niet op met regenen. Alleen de toeschouwers op de achterste rijen konden iets verder zien dan hun neus lang was; de afdakjes overspanden net de gehele tribune. Op de eerste rij keek iedereen recht het grijze regengordijn in. De spelende teams droegen in elk geval nog beschermende vliegbrillen met een waterafstotende bezwering, maar zelfs dat hielp niet veel – de Jagers van Ravenklauw, die in Slurkbezit waren, durfden nauwelijks over te gooien, uit angst dat ze de Slurk per ongeluk recht in de handen van een Huffelpuffer speelden. De twee Zoekers zweefden hoog boven de rest van het veld en hadden de hele wedstrijd lang nog niets gedaan.
‘Huffelpuf nul, Ravenklauw nul,’ meldde Bill verveeld in de microfoon. ‘Zoals de afgelopen veertig minuten, want er gebeurt geen fluit. Laten we hopen dat dit niet tekenend is voor de rest van het seizoen.’
De Jager in Slurkbezit versnelde, schoot een stukje naar voren en dook onder een Drijver in het zwart-geel door. Onmiddellijk trok ze haar bezem weer omhoog en scheerde vlak langs een Jager van Huffelpuf, die een hand uitstak en de Slurk uit Ravenklauws bezit grabbelde.
‘Kijk aan,’ zei Bill op onveranderde toon, ‘er is iets gebeurd. Huffelpuf in Slurkbezit – geen idee wie, ik kan het niet zien – en ze gaan ervoor, jawel. In dit weer zijn de spelers van Huffelpuf net gigantische wespen, geen wonder dat de Ravenklauwers opzij gaan, zou ik ook doen – en daar is het schot – mis, want de ringen zijn grijs en de regen is grijs en niemand ziet het verschil, zelfs de Wachters niet. Huffelpuf nul, Ravenklauw nul.’
Zijn demonstratieve zucht galmde door het stadion. Professor Anderling, die naast hem zat, keek alsof ze overwoog om hem bestraffend toe te spreken, maar eigenlijk had hij met zijn non-verbale commentaar gelijk en ze liet het gaan. De Ravenklauwers hadden de Slurk weer en begonnen aan een nieuwe aanval. De drie Jagers vlogen dicht tegen elkaar aan, de Slurk stevig in hun midden. Eén van de Drijvers van Huffelpuf mepte tegen een Beuker, maar het agressieve ding schoot op een meter langs de Jagers en verdween in de regen.
‘Drijver van Huffelpuf slaat mis, wat een verrassing. Ik hoop dat dat niet Gustav was, want dan mag ik dat tot aan de volgende wedstrijd aanhoren. Ravenklauw komt goed vooruit, nog steeds in Slurkbezit – daar is een Jager van Huffelpuf en ik denk dat ik aan de verschrikkelijke houding zie dat het Tom is – kom op, pak dat ding af –’
‘Kaulitz!’ blafte professor Anderling. ‘Onpartijdig blijven.’
Bill rolde met zijn ogen, wat ze van de zijkant niet zag, en pikte zijn commentaar weer op: ‘Tom Kaulitz van Huffelpuf doet een aanval – ik hoop maar dat hij zijn capuchon opheeft, want ik ga zijn dreadlocks hierna in elk geval níet uitknijpen – en hij heeft de Slurk! Goed uitgevoerde haviksmanoeuvre, nu op de ringen af – gaat het lukken?’
Het geel-zwarte kwart van het stadion barstte uit in gejuich. Bill sloeg zo hard op de rand van de tribune dat de microfoon de klap over het veld deed echoën. ‘Tom scoort! Dat werd na drie kwartier wel eens tijd, broerlief. Kan iemand trouwens die Zoekers even van hun bezem schoppen? Dan zitten we hier misschien niet tot aan Kerstmis. Huffelpuf tien, Ravenklauw nul. We gaan door.’
Ik ben hiervoor echt drie keer van concept veranderd, maar oké. Hier is 't. 550 precies.
Het hield maar niet op met regenen. Alleen de toeschouwers op de achterste rijen konden iets verder zien dan hun neus lang was; de afdakjes overspanden net de gehele tribune. Op de eerste rij keek iedereen recht het grijze regengordijn in. De spelende teams droegen in elk geval nog beschermende vliegbrillen met een waterafstotende bezwering, maar zelfs dat hielp niet veel – de Jagers van Ravenklauw, die in Slurkbezit waren, durfden nauwelijks over te gooien, uit angst dat ze de Slurk per ongeluk recht in de handen van een Huffelpuffer speelden. De twee Zoekers zweefden hoog boven de rest van het veld en hadden de hele wedstrijd lang nog niets gedaan.
‘Huffelpuf nul, Ravenklauw nul,’ meldde Bill verveeld in de microfoon. ‘Zoals de afgelopen veertig minuten, want er gebeurt geen fluit. Laten we hopen dat dit niet tekenend is voor de rest van het seizoen.’
De Jager in Slurkbezit versnelde, schoot een stukje naar voren en dook onder een Drijver in het zwart-geel door. Onmiddellijk trok ze haar bezem weer omhoog en scheerde vlak langs een Jager van Huffelpuf, die een hand uitstak en de Slurk uit Ravenklauws bezit grabbelde.
‘Kijk aan,’ zei Bill op onveranderde toon, ‘er is iets gebeurd. Huffelpuf in Slurkbezit – geen idee wie, ik kan het niet zien – en ze gaan ervoor, jawel. In dit weer zijn de spelers van Huffelpuf net gigantische wespen, geen wonder dat de Ravenklauwers opzij gaan, zou ik ook doen – en daar is het schot – mis, want de ringen zijn grijs en de regen is grijs en niemand ziet het verschil, zelfs de Wachters niet. Huffelpuf nul, Ravenklauw nul.’
Zijn demonstratieve zucht galmde door het stadion. Professor Anderling, die naast hem zat, keek alsof ze overwoog om hem bestraffend toe te spreken, maar eigenlijk had hij met zijn non-verbale commentaar gelijk en ze liet het gaan. De Ravenklauwers hadden de Slurk weer en begonnen aan een nieuwe aanval. De drie Jagers vlogen dicht tegen elkaar aan, de Slurk stevig in hun midden. Eén van de Drijvers van Huffelpuf mepte tegen een Beuker, maar het agressieve ding schoot op een meter langs de Jagers en verdween in de regen.
‘Drijver van Huffelpuf slaat mis, wat een verrassing. Ik hoop dat dat niet Gustav was, want dan mag ik dat tot aan de volgende wedstrijd aanhoren. Ravenklauw komt goed vooruit, nog steeds in Slurkbezit – daar is een Jager van Huffelpuf en ik denk dat ik aan de verschrikkelijke houding zie dat het Tom is – kom op, pak dat ding af –’
‘Kaulitz!’ blafte professor Anderling. ‘Onpartijdig blijven.’
Bill rolde met zijn ogen, wat ze van de zijkant niet zag, en pikte zijn commentaar weer op: ‘Tom Kaulitz van Huffelpuf doet een aanval – ik hoop maar dat hij zijn capuchon opheeft, want ik ga zijn dreadlocks hierna in elk geval níet uitknijpen – en hij heeft de Slurk! Goed uitgevoerde haviksmanoeuvre, nu op de ringen af – gaat het lukken?’
Het geel-zwarte kwart van het stadion barstte uit in gejuich. Bill sloeg zo hard op de rand van de tribune dat de microfoon de klap over het veld deed echoën. ‘Tom scoort! Dat werd na drie kwartier wel eens tijd, broerlief. Kan iemand trouwens die Zoekers even van hun bezem schoppen? Dan zitten we hier misschien niet tot aan Kerstmis. Huffelpuf tien, Ravenklauw nul. We gaan door.’
Kayley zei op 30 aug 2015 - 20:42:
Even gekopieerd uit het uitlegtopic.
Even gekopieerd uit het uitlegtopic.
Op maandag om 12:00 zullen we de uiteindelijke tussenstand van de afgelopen week afronden; als late stukjes tegen dan niet ingetypt zijn, tellen ze niet mee. Stemmen kan dus ook tot dat moment.
MoonRocker zei op 30 aug 2015 - 21:17:
Gezeikdit is alleen grappig voor mij, want Brabant
Het hield maar niet op met regenen. Tom had er inmiddels schoon genoeg van. Bill had erop gestaan dat ze in de bus bleven tot de ergste regen voorbij was, maar ze wachtten nu al ruim een halfuur. Tom zuchtte en sloeg zijn armen over elkaar.
‘Hebben we hier niet ergens een paraplu en onze regenjassen liggen? Het is maar een klein stukje naar de ingang,’ bromde hij.
‘Nee!’ riep Bill vanuit het keukentje. ‘Die hebben we thuis gelaten.’
Tom kreunde en zwaaide zijn benen op de bank, zodat hij lag. Georg en Gustav keken hem veroordelend aan. De gitarist trok een wenkbrauw op en keek hen vragend aan.
‘Wat?’ vroeg hij tenslotte.
‘Je maakt de bank vies met je schoenen,’ mompelde Gustav.
Tom rolde met zijn ogen en trapte zijn schoenen uit.
‘Beter?’
Juist toen Georg met een gevat antwoord wilde komen, stapte Bill het woongedeelte in met een mok koffie in zijn handen. De zanger rolde met zijn ogen en schopte Tom tegen zijn benen. Toen de gitarist weer met zijn voeten op de grond in de hoek van de bank ging hangen, plofte Bill gauw naast hem neer. Hij nam een slok en keek vanachter zijn mok naar de anderen.
‘Waarom zijn jullie zo chagrijnig?’ vroeg hij toen hij de stilte na tien seconden zat was.
Tom legde zijn hoofd in zijn nek en zuchtte luid.
‘Omdat we hier dankzij jou nu nog langer opgesloten zitten!’ riep hij.
‘Jammer dan,’ zei Bill simpel, ‘ik ga het niet riskeren dat we straks allemaal griep hebben.’
Gustav, die maar al te goed wist dat je maar het beste uit de buurt kon blijven als de tweeling ruzie had, stond zo geruisloos als hij kon op van zijn zitzak en sloop naar zijn bed. Georg keek hem na en vloekte in zichzelf dat hij niet hetzelfde idee had gehad toen hij Tom en Bill naar hem zag kijken.
‘Wat?’ vroeg hij, toen hij door had dat ze hem iets hadden gevraagd.
‘Of je denkt dat je van zo’n klein stukje in de regen ziek kunt worden,’ herhaalde Bill verveeld.
Georg stond ook op uit zijn zitzak en schudde zijn hoofd.
‘Ik ga me hier niet mee bemoeien,’ zei hij en liep zo vlug mogelijk naar het slaapgedeelte.
‘Jezus,’ verzuchtte Tom, ‘alsof de derde wereldoorlog uit gaat breken.’
Bill trok zijn gepiercete wenkbrauw op en kuchte.
‘Heb jij jezelf wel eens ruzie horen maken?’ spotte hij.
‘Want jij smijt natuurlijk nooit met dingen als we ruzie hebben!’ riep Tom sarcastisch.
Bill sprong op van de bank en beende met zijn lege mok naar het keukentje.
‘Weet je wat?’ riep hij. ‘Loop anders maar lekker door de regen, zodat je griep krijgt en me de hele tour niet meer lastigvalt!’
‘Weet jij wat?’ riep Tom hem na. ‘Misschien doe ik dat wel!’
Juist toen Bill met vuur in zijn ogen op het knopje van het koffiezetapparaat drukte, kwam Georg terug van de bedden.
‘Jongens,’ zei hij onzeker, ‘het is opgehouden met regenen.’
[500 ]
Gezeik
Het hield maar niet op met regenen. Tom had er inmiddels schoon genoeg van. Bill had erop gestaan dat ze in de bus bleven tot de ergste regen voorbij was, maar ze wachtten nu al ruim een halfuur. Tom zuchtte en sloeg zijn armen over elkaar.
‘Hebben we hier niet ergens een paraplu en onze regenjassen liggen? Het is maar een klein stukje naar de ingang,’ bromde hij.
‘Nee!’ riep Bill vanuit het keukentje. ‘Die hebben we thuis gelaten.’
Tom kreunde en zwaaide zijn benen op de bank, zodat hij lag. Georg en Gustav keken hem veroordelend aan. De gitarist trok een wenkbrauw op en keek hen vragend aan.
‘Wat?’ vroeg hij tenslotte.
‘Je maakt de bank vies met je schoenen,’ mompelde Gustav.
Tom rolde met zijn ogen en trapte zijn schoenen uit.
‘Beter?’
Juist toen Georg met een gevat antwoord wilde komen, stapte Bill het woongedeelte in met een mok koffie in zijn handen. De zanger rolde met zijn ogen en schopte Tom tegen zijn benen. Toen de gitarist weer met zijn voeten op de grond in de hoek van de bank ging hangen, plofte Bill gauw naast hem neer. Hij nam een slok en keek vanachter zijn mok naar de anderen.
‘Waarom zijn jullie zo chagrijnig?’ vroeg hij toen hij de stilte na tien seconden zat was.
Tom legde zijn hoofd in zijn nek en zuchtte luid.
‘Omdat we hier dankzij jou nu nog langer opgesloten zitten!’ riep hij.
‘Jammer dan,’ zei Bill simpel, ‘ik ga het niet riskeren dat we straks allemaal griep hebben.’
Gustav, die maar al te goed wist dat je maar het beste uit de buurt kon blijven als de tweeling ruzie had, stond zo geruisloos als hij kon op van zijn zitzak en sloop naar zijn bed. Georg keek hem na en vloekte in zichzelf dat hij niet hetzelfde idee had gehad toen hij Tom en Bill naar hem zag kijken.
‘Wat?’ vroeg hij, toen hij door had dat ze hem iets hadden gevraagd.
‘Of je denkt dat je van zo’n klein stukje in de regen ziek kunt worden,’ herhaalde Bill verveeld.
Georg stond ook op uit zijn zitzak en schudde zijn hoofd.
‘Ik ga me hier niet mee bemoeien,’ zei hij en liep zo vlug mogelijk naar het slaapgedeelte.
‘Jezus,’ verzuchtte Tom, ‘alsof de derde wereldoorlog uit gaat breken.’
Bill trok zijn gepiercete wenkbrauw op en kuchte.
‘Heb jij jezelf wel eens ruzie horen maken?’ spotte hij.
‘Want jij smijt natuurlijk nooit met dingen als we ruzie hebben!’ riep Tom sarcastisch.
Bill sprong op van de bank en beende met zijn lege mok naar het keukentje.
‘Weet je wat?’ riep hij. ‘Loop anders maar lekker door de regen, zodat je griep krijgt en me de hele tour niet meer lastigvalt!’
‘Weet jij wat?’ riep Tom hem na. ‘Misschien doe ik dat wel!’
Juist toen Bill met vuur in zijn ogen op het knopje van het koffiezetapparaat drukte, kwam Georg terug van de bedden.
‘Jongens,’ zei hij onzeker, ‘het is opgehouden met regenen.’
[500 ]
Bodine zei op 30 aug 2015 - 22:20:
SPOILERS over één van de dingen die de Gladers moeten doorstaan tijdens Scorch Trials. En spoilers over wie overleven (niet wie er doodgaan, maar aangezien dit ná Death Cure speelt, weet je dat de mensen die hierin zitten de hele boel overleven). En dan ook nog eens spoilers over met wie Thomas eindigt qua romance.
Het houdt maar niet op met regenen. Aan de andere kant van de bergen hangt onweer; het kan er niet overheen, maar ze horen het wel.
(Hij kan niet tegen onweer.)
Om de zoveel tijd licht de gitzwarte hemel op wegens een bijzonder heldere bliksemschicht.
(Hij kan tegen bliksem nog minder dan tegen onweer.)
Zijn plastic horloge geeft aan dat het drie uur ’s nachts is, maar hij ligt niet in bed. Dan kunnen mensen hen zien; dan kunnen mensen hem horen.
(Zijn snikken en smeken en gillen.)
(Minho’s sterke armen om hem heen.)
Hij ziet hen wel. Niet de Munies die slapen in hun zelfgebouwde schuilplaatsen, maar de Gladers die bij hem waren in die eerste onweersbui, al die jaren geleden.
Hij ziet Minho en Newt, Winston en Frypan. Hij ziet jongens die er het ene moment wel zijn en het andere moment niet meer, getroffen door dezelfde bliksem die nu aan de andere kant van de bergen raast.
(Thomas huilt.)
(Minho houdt hem vast.)
Het houdt maar niet op met regenen.
Ze bevinden zich diep in het bos, ver van de nieuwsgierige oren en veroordelende ogen. Het bladerdak boven hun hoofden beschermt ze een beetje tegen de regen, dempt de donder gedeeltelijk en houdt wat van de lichtflitsen tegen.
(Maar niet alles.)
Minho fluistert over de donder heen dat het allemaal wel goed komt, dat het onweer achter de bergen blijft en dat ze veilig zijn. Thomas gelooft het niet; hij heeft geleerd dat woorden makkelijk te vervalsen zijn.
(Minho weet dit.)
Hetgeen Thomas helpt zijn laatste beetje verstand te behouden, is Minho’s lichaamstaal. De cirkeltjes die hij over Thomas’ handpalm wrijft, de druk van hun benen tegen elkaar, Minho’s ademhaling in Thomas’ nek.
(Zo levend.)
(Zo onvervalst.)
Zijn lippen in Thomas’ nek, net wanneer die bang is dat de spanning hem te veel zal worden. De lippen die hem voorzichtig afleiden van de schimmen die hij tussen de bomen verzint – niet met woorden maar met daden.
(Soms voelt hij zich zelfs heel even schuldig tegenover Brenda.)
(Zij begrijpt het niet.)
Het houdt maar niet op met regenen. Het is al bijna twee uur geleden dat Thomas wakker werd gestormd, langs Brenda heen zijn eigen bed uit glipte en Minho uit dat van hem plukte. Hij voelt de vermoeidheid zijn hysterie voeden, maar hij weet dat hij niet kan slapen.
(Als hij zijn ogen sluit –)
(Als hij Minho alleen laat –)
(Als hij –)
(Als het nu gewoon ophoudt met regenen en bliksemen.)
(Als hij –)
(Als Minho –)
(Als WICKED niet –)
(Als hijzelf niet –)
Hij slaakt zijn meest wanhopige klaagzang tot dan toe en Minho weet dat het tijd is voor zwaarder geschut; hij verandert van positie –
(zonder Thomas helemaal los te laten)
(dat is essentieel)
– en drukt zijn lippen tegen die van Thomas, helpt hem middels lichamelijke overgave door het volgende half uur van de storm heen.
(Zoals Alby hem geleerd heeft.)
Tegen vijf uur ’s morgens houdt het eindelijk op met regenen.
500 woorden. [
SPOILERS over één van de dingen die de Gladers moeten doorstaan tijdens Scorch Trials. En spoilers over wie overleven (niet wie er doodgaan, maar aangezien dit ná Death Cure speelt, weet je dat de mensen die hierin zitten de hele boel overleven). En dan ook nog eens spoilers over met wie Thomas eindigt qua romance.
Het houdt maar niet op met regenen. Aan de andere kant van de bergen hangt onweer; het kan er niet overheen, maar ze horen het wel.
(Hij kan niet tegen onweer.)
Om de zoveel tijd licht de gitzwarte hemel op wegens een bijzonder heldere bliksemschicht.
(Hij kan tegen bliksem nog minder dan tegen onweer.)
Zijn plastic horloge geeft aan dat het drie uur ’s nachts is, maar hij ligt niet in bed. Dan kunnen mensen hen zien; dan kunnen mensen hem horen.
(Zijn snikken en smeken en gillen.)
(Minho’s sterke armen om hem heen.)
Hij ziet hen wel. Niet de Munies die slapen in hun zelfgebouwde schuilplaatsen, maar de Gladers die bij hem waren in die eerste onweersbui, al die jaren geleden.
Hij ziet Minho en Newt, Winston en Frypan. Hij ziet jongens die er het ene moment wel zijn en het andere moment niet meer, getroffen door dezelfde bliksem die nu aan de andere kant van de bergen raast.
(Thomas huilt.)
(Minho houdt hem vast.)
Het houdt maar niet op met regenen.
Ze bevinden zich diep in het bos, ver van de nieuwsgierige oren en veroordelende ogen. Het bladerdak boven hun hoofden beschermt ze een beetje tegen de regen, dempt de donder gedeeltelijk en houdt wat van de lichtflitsen tegen.
(Maar niet alles.)
Minho fluistert over de donder heen dat het allemaal wel goed komt, dat het onweer achter de bergen blijft en dat ze veilig zijn. Thomas gelooft het niet; hij heeft geleerd dat woorden makkelijk te vervalsen zijn.
(Minho weet dit.)
Hetgeen Thomas helpt zijn laatste beetje verstand te behouden, is Minho’s lichaamstaal. De cirkeltjes die hij over Thomas’ handpalm wrijft, de druk van hun benen tegen elkaar, Minho’s ademhaling in Thomas’ nek.
(Zo levend.)
(Zo onvervalst.)
Zijn lippen in Thomas’ nek, net wanneer die bang is dat de spanning hem te veel zal worden. De lippen die hem voorzichtig afleiden van de schimmen die hij tussen de bomen verzint – niet met woorden maar met daden.
(Soms voelt hij zich zelfs heel even schuldig tegenover Brenda.)
(Zij begrijpt het niet.)
Het houdt maar niet op met regenen. Het is al bijna twee uur geleden dat Thomas wakker werd gestormd, langs Brenda heen zijn eigen bed uit glipte en Minho uit dat van hem plukte. Hij voelt de vermoeidheid zijn hysterie voeden, maar hij weet dat hij niet kan slapen.
(Als hij zijn ogen sluit –)
(Als hij Minho alleen laat –)
(Als hij –)
(Als het nu gewoon ophoudt met regenen en bliksemen.)
(Als hij –)
(Als Minho –)
(Als WICKED niet –)
(Als hijzelf niet –)
Hij slaakt zijn meest wanhopige klaagzang tot dan toe en Minho weet dat het tijd is voor zwaarder geschut; hij verandert van positie –
(zonder Thomas helemaal los te laten)
(dat is essentieel)
– en drukt zijn lippen tegen die van Thomas, helpt hem middels lichamelijke overgave door het volgende half uur van de storm heen.
(Zoals Alby hem geleerd heeft.)
Tegen vijf uur ’s morgens houdt het eindelijk op met regenen.
500 woorden. [
xDevilBitch zei op 30 aug 2015 - 22:56:
Druppels op het tentdoek
Het hield maar niet op met regenen. Druppels roffelden op het tentdak. In de verte rommelde de donder.
De jongen zat nukkig voor zich uit te staren, handen steunend in zijn kin. Hij dacht aan zijn tentje, dat ergens aan de andere kant van het terrein aan het verzuipen was. Maar hij zat hier.
“Zayn, ik heb het gevoel dat je me ontwijkt,” zei de andere jongen uiteindelijk. Hij wierp een ernstige blik naar de andere jongen, wachtend op een reactie.
“Ontwijken? Ik ben toch hier?”
“Nukkig te wezen, ja. Als het niet zulk hondenweer was geweest, had ik je nu vast niet voor me gehad. Wat is er?”
De vriendschap tussen de jongens had altijd in de vier vreemde weken van zomerkamp bestaan. Allebei hun ouders waren er stellig van overtuigd dat de natuur en vrijheid van het kamp absoluut essentieel waren voor hun kroost. Zo hadden ze elkaar dan ook op zevenjarige leeftijd ontmoet, en vrijwel meteen waren ze boezemvrienden geworden.
Tot nu.
Zayn zuchtte. “Ik ben gewoon moe, oké? Al die koters die de hele dag aan je kop zeuren. Het is leuk hoor, maar ook vermoeiend.”’
Harry geloofde geen woord van wat hij zei.
Inmiddels waren ze zo oud dat ze het zomerkamp ontgroeid waren. Loslaten hadden ze echter niet gekund. Hun vriendschap – maar ook die met de rest van de groep: Niall, Liam en Louis – had hen ieder jaar weer teruggetrokken Uiteindelijk niet meer als kampdeelnemers, maar als begeleiders.
“Het klinkt niet alsof het snel weer droog gaat worden,” merkte Harry op.
Zayn mompelde enkel wat.
“Als je wilt, kun je wel gaan slapen. Ik wist dat die extra slaapspullen van pas zouden komen,” vervolgde Harry.
Zayn schudde zijn hoofd. “Nee, ik ga zo wel naar mijn eigen tent.”
“Als ik de weerberichten moet geloven, kun je dan wel de hele nacht wachten.”
“Dan doe ik dat.”
“Prima, dan doe ik dat ook.” En Harry voegde daad bij het woord door net zo nukkig tegenover de andere jongen te gaan zitten.
Hij kreeg nog gelijk ook. Hoelang ze ook staarden, hoeveel ze zichzelf ook van binnen op zaten te vreten, de regen bleef maar doortikken. Hoe gezellig dat ook klonk op het inmiddels doorweekte tentzeil, die gezelligheid wilde maar niet doordringen in de kleine cabine.
“Wat heb ik verkeerd gedaan?” vroeg Harry uiteindelijk. “Serieus, Zayn. Al die jaren weer was het alsof we nooit uit elkaar waren geweest, wanneer we elkaar weer zagen. Maar alles wat je tot nu toe gedaan hebt is rondlopen met een lang gezicht en ons, je vrienden, van alles toebijten. Waar is het in hemelsnaam verkeerd gegaan? Zeg het me, alsjeblieft.” Het lukte hem niet om de wanhopige ondertoon in zijn stem te verbergen.
Eerst leek Zayn voet bij stuk te houden. Er vertrok geen spiertje in zijn gezicht, en zijn nog altijd chagrijnige blik bleef star naar voren gericht. Maar toen rolde een traan over zijn wang.
“Omdat,” zei hij zacht, “ik je leuk vind. En dat kan niet.”
500 woorden
Druppels op het tentdoek
Het hield maar niet op met regenen. Druppels roffelden op het tentdak. In de verte rommelde de donder.
De jongen zat nukkig voor zich uit te staren, handen steunend in zijn kin. Hij dacht aan zijn tentje, dat ergens aan de andere kant van het terrein aan het verzuipen was. Maar hij zat hier.
“Zayn, ik heb het gevoel dat je me ontwijkt,” zei de andere jongen uiteindelijk. Hij wierp een ernstige blik naar de andere jongen, wachtend op een reactie.
“Ontwijken? Ik ben toch hier?”
“Nukkig te wezen, ja. Als het niet zulk hondenweer was geweest, had ik je nu vast niet voor me gehad. Wat is er?”
De vriendschap tussen de jongens had altijd in de vier vreemde weken van zomerkamp bestaan. Allebei hun ouders waren er stellig van overtuigd dat de natuur en vrijheid van het kamp absoluut essentieel waren voor hun kroost. Zo hadden ze elkaar dan ook op zevenjarige leeftijd ontmoet, en vrijwel meteen waren ze boezemvrienden geworden.
Tot nu.
Zayn zuchtte. “Ik ben gewoon moe, oké? Al die koters die de hele dag aan je kop zeuren. Het is leuk hoor, maar ook vermoeiend.”’
Harry geloofde geen woord van wat hij zei.
Inmiddels waren ze zo oud dat ze het zomerkamp ontgroeid waren. Loslaten hadden ze echter niet gekund. Hun vriendschap – maar ook die met de rest van de groep: Niall, Liam en Louis – had hen ieder jaar weer teruggetrokken Uiteindelijk niet meer als kampdeelnemers, maar als begeleiders.
“Het klinkt niet alsof het snel weer droog gaat worden,” merkte Harry op.
Zayn mompelde enkel wat.
“Als je wilt, kun je wel gaan slapen. Ik wist dat die extra slaapspullen van pas zouden komen,” vervolgde Harry.
Zayn schudde zijn hoofd. “Nee, ik ga zo wel naar mijn eigen tent.”
“Als ik de weerberichten moet geloven, kun je dan wel de hele nacht wachten.”
“Dan doe ik dat.”
“Prima, dan doe ik dat ook.” En Harry voegde daad bij het woord door net zo nukkig tegenover de andere jongen te gaan zitten.
Hij kreeg nog gelijk ook. Hoelang ze ook staarden, hoeveel ze zichzelf ook van binnen op zaten te vreten, de regen bleef maar doortikken. Hoe gezellig dat ook klonk op het inmiddels doorweekte tentzeil, die gezelligheid wilde maar niet doordringen in de kleine cabine.
“Wat heb ik verkeerd gedaan?” vroeg Harry uiteindelijk. “Serieus, Zayn. Al die jaren weer was het alsof we nooit uit elkaar waren geweest, wanneer we elkaar weer zagen. Maar alles wat je tot nu toe gedaan hebt is rondlopen met een lang gezicht en ons, je vrienden, van alles toebijten. Waar is het in hemelsnaam verkeerd gegaan? Zeg het me, alsjeblieft.” Het lukte hem niet om de wanhopige ondertoon in zijn stem te verbergen.
Eerst leek Zayn voet bij stuk te houden. Er vertrok geen spiertje in zijn gezicht, en zijn nog altijd chagrijnige blik bleef star naar voren gericht. Maar toen rolde een traan over zijn wang.
“Omdat,” zei hij zacht, “ik je leuk vind. En dat kan niet.”
500 woorden
xDevilBitch zei op 30 aug 2015 - 23:17:
Van donderdag:
Een dreuzels dagje uit
George had het nog steeds te pijnlijk gevonden en was thuis gebleven. Hermelien had het meteen een slecht idee gevonden. Maar zodra Harry en Ron de brief van Joanne hadden gekregen, hadden ze het geweten: ze gingen.
In de rij werd het al meteen duidelijk dat Ginny gelijk had gehad toen ze had gezegd dat ze echt niet op zouden vallen. Sterker nog: tussen de meute dreuzels die verkleed waren als Zweinsteinstudenten, hun vrienden en zijzelf, hadden ze er misschien beter aan gedaan gewoon in gewaad te komen. In hun dreuzelkleren zagen ze er vooral uit als halfafgemaakte cosplaypogingen.
Hoewel iedereen die vandaag naar binnen mocht al een kaartje had, zag het ruim voor openingstijd al zwart van de mensen. Het gedrang was dan ook groet toen de poorten eindelijk opengingen en iedereen door de kaartcontrole moest. Maar uiteindelijk stonden Hermelien, Ron, Harry en Ginny binnen.
Die laatste drie keken hun ogen zodra ze over de drempel waren uit. Enkel Hermelien was al eerder naar een pretpark geweest en verwonderde zich dus niet zo over de perfect gestyleerde aankleding, uitgebreid gedecoreerde etenskraampjes en knuffelbare mascottes die ze pal achter de poort tegemoet kwamen. Tijd om uitgebreid rond te kijken was er echter niet. Het personeel dirigeerde iedereen die de poort passeerde vriendelijk doch dringen richting de openingsceremonie. Daar waren ze immers voor gekomen.
Pal naast het nu nog met zeil bespannen hekwerk, dat het nieuwe parkdeel afsloot, was een gigantisch podium opgebouwd. De heksen en tovenaars stootten elkaar aan en wezen naar de afbeeldingen op het zeil. Het was altijd raar om zulke publiciteit over jezelf te zien, helemaal in een wereld die niet je eigen was.
Datzelfde gevoel liet hen niet los tijdens de openingsceremonie. Het was bijzonder vreemd om mensen te zien die deden alsof ze een (behalve in Ginny’s geval) veel knappere versie van jou waren, en daar ook nog eens meer voor betaald kregen dan jij je ooit voor zou kunnen stellen.
Maar hoe vreemd het ook was, ze moesten wel concluderen dat dreuzels en tovenaars hierin misschien niet zoveel van elkaar verschilden. Oké, ze werden helemaal wild van dingen die voor hen de dagelijkse realiteit waren, maar dat konden ze de dreuzels moeilijk aanrekenen. Magie was gewoon fantastisch.
Toen het nieuwe gebied met veel poespas geopend was, waren ze vrij om het, samen met de duizenden anderen, te verkennen. Naast uren wachten in de rij (Ron: “En dit vinden dreuzels nou leuk?” Hermelien: “Sterker nog: ze leggen er zelfs een flinke smak geld voor neer.”) betraden ze een klein maar verassend herkenbaar Zweinstein, bereden een bijzonder ondraakse draak en op iets wat nog het meest op een kruising tussen een Hippogrief en een Flubberworm leek.
Met elk een beker boterbier, begaven ze zich aan het eind van de dag naar het meer voor de afsluiting.
“Gatver! En dit durven ze als boterbier te verkopen?” bracht Ron uit nadat hij zijn slok had uitgespuwd.
Maar het vuurwerk was zo magisch, dat hen dat onmiddellijk deed vergeten.
500 woorden
Van donderdag:
Een dreuzels dagje uit
George had het nog steeds te pijnlijk gevonden en was thuis gebleven. Hermelien had het meteen een slecht idee gevonden. Maar zodra Harry en Ron de brief van Joanne hadden gekregen, hadden ze het geweten: ze gingen.
In de rij werd het al meteen duidelijk dat Ginny gelijk had gehad toen ze had gezegd dat ze echt niet op zouden vallen. Sterker nog: tussen de meute dreuzels die verkleed waren als Zweinsteinstudenten, hun vrienden en zijzelf, hadden ze er misschien beter aan gedaan gewoon in gewaad te komen. In hun dreuzelkleren zagen ze er vooral uit als halfafgemaakte cosplaypogingen.
Hoewel iedereen die vandaag naar binnen mocht al een kaartje had, zag het ruim voor openingstijd al zwart van de mensen. Het gedrang was dan ook groet toen de poorten eindelijk opengingen en iedereen door de kaartcontrole moest. Maar uiteindelijk stonden Hermelien, Ron, Harry en Ginny binnen.
Die laatste drie keken hun ogen zodra ze over de drempel waren uit. Enkel Hermelien was al eerder naar een pretpark geweest en verwonderde zich dus niet zo over de perfect gestyleerde aankleding, uitgebreid gedecoreerde etenskraampjes en knuffelbare mascottes die ze pal achter de poort tegemoet kwamen. Tijd om uitgebreid rond te kijken was er echter niet. Het personeel dirigeerde iedereen die de poort passeerde vriendelijk doch dringen richting de openingsceremonie. Daar waren ze immers voor gekomen.
Pal naast het nu nog met zeil bespannen hekwerk, dat het nieuwe parkdeel afsloot, was een gigantisch podium opgebouwd. De heksen en tovenaars stootten elkaar aan en wezen naar de afbeeldingen op het zeil. Het was altijd raar om zulke publiciteit over jezelf te zien, helemaal in een wereld die niet je eigen was.
Datzelfde gevoel liet hen niet los tijdens de openingsceremonie. Het was bijzonder vreemd om mensen te zien die deden alsof ze een (behalve in Ginny’s geval) veel knappere versie van jou waren, en daar ook nog eens meer voor betaald kregen dan jij je ooit voor zou kunnen stellen.
Maar hoe vreemd het ook was, ze moesten wel concluderen dat dreuzels en tovenaars hierin misschien niet zoveel van elkaar verschilden. Oké, ze werden helemaal wild van dingen die voor hen de dagelijkse realiteit waren, maar dat konden ze de dreuzels moeilijk aanrekenen. Magie was gewoon fantastisch.
Toen het nieuwe gebied met veel poespas geopend was, waren ze vrij om het, samen met de duizenden anderen, te verkennen. Naast uren wachten in de rij (Ron: “En dit vinden dreuzels nou leuk?” Hermelien: “Sterker nog: ze leggen er zelfs een flinke smak geld voor neer.”) betraden ze een klein maar verassend herkenbaar Zweinstein, bereden een bijzonder ondraakse draak en op iets wat nog het meest op een kruising tussen een Hippogrief en een Flubberworm leek.
Met elk een beker boterbier, begaven ze zich aan het eind van de dag naar het meer voor de afsluiting.
“Gatver! En dit durven ze als boterbier te verkopen?” bracht Ron uit nadat hij zijn slok had uitgespuwd.
Maar het vuurwerk was zo magisch, dat hen dat onmiddellijk deed vergeten.
500 woorden
Merula zei op 30 aug 2015 - 23:18:
“Het houdt maar niet op met regenen," zucht de jongen.
“Leuk toch!” vindt een jonger meisje. “Het regent, het regent!”
“Helemaal niet leuk! Nu zitten we hier vast...”
“Helemaal niet,” gaat een andere jongen er tegenin. Hij heeft dezelfde kleur haar als de jongen en dezelfde leeftijd, een jaar of veertien. “Je kan toch gewoon naar buiten?”
“Niemand gaat naar buiten als het regent!” Hij wijst op een kleine jongen die in een hoekje gespannen naar buiten zit te kijken. “Zelfs Kit is binnen.”
“Ja, maar je zou wel naar buiten kúnnen.”
De jongen rolt met zijn ogen. “Ja, daar zou mam vast blij mee zijn, als ik met kletsnatte kleren terugkom...”
De vrouw komt net met een baby in haar armen naar beneden gelopen, richting de kleine woonkamer. “O, kleren drogen wel weer. Ik vind het niet erg. Ga lekker in de plassen stampen,” grinnikt ze, wetend hoe dit gaat aflopen.
Het meisje trekt al joelend de deur open en rent naar buiten. De jongen kijkt haar verbaasd aan. “Nou, dan ben jij de eerste die dat goedkeurt. Wil je ons stiekem ziek maken?”
“Ik heb laatst gehoord dat je verkouden wordt door een virus, niet door wat regen en kou,” zegt ze terwijl ze de brabbelende baby op een kleedje legt.
De tienerjongens kijken elkaar aan. “Zullen we Em gaan vergezellen?”
“Als jij graag nog kind wil zijn en weer mee wilt doen met haar domme spelletjes, ga je gang. Ik zit liever hier.”
“Om verder te balen van het weer? Oké!”
Als de jongen zijn jas heeft aangetrokken, de jas van zijn oudste zusje heeft gepakt en weggaat, zucht de andere jongen.
“Verveel je je?” vraagt zijn moeder.
“Heel erg!”
De vrouw grijnst even en loopt dan ook naar buiten. Ze haalt een emmer naar binnen waar inmiddels al een laagje regenwater inzit. Daarna rommelt ze wat in een grote tas en haalt ze er een kladblok en een pakje stiften uit. “Gekocht voor regenachtige dagen,” legt ze uit als ze het hem geeft.
De jongen legt het voor hem neer en peinst even. “Dankje,” mompelt hij.
“Graag gedaan!”
Na nog even naar het papier gestaard te hebben, kijkt hij naar het jongentje in de hoek. “Wil jij ook tekenen?”
Het jongetje schudt zijn hoofd.
“Kán je wel tekenen?”
Het jongetje zwijgt. De oudere jongen haalt zijn schouders op en wendt zich weer tot zijn kladblok. Het duurt even, maar dan begint hij te tekenen. Hij tekent een groot gebouw. Hij tekent een groep mensen, allemaal jongens. Daarna tekent hij een andere groep, met verschillende lengtes. Uiteindelijk tekent hij twee mensen en twee baby’s. De vrouw zit naast hem en kijkt zwijgend toe.
Hij wil net wat graffititekentjes maken als de twee mensen van buiten weer naar binnen komen. “Het is gestopt met regenen!” roept de jongen. Waarschijnlijk is het nog maar net droog, want grote druppels vallen van hun kleding. “Kom je nu wel mee?”
De jongen denkt even na en knikt. “Maar geen kinderachtige spelletjes!”
500, en volgens mij is dit veeeeel te vaag om interessant te zijn, maar ik ben slecht in deadlines...
“Het houdt maar niet op met regenen," zucht de jongen.
“Leuk toch!” vindt een jonger meisje. “Het regent, het regent!”
“Helemaal niet leuk! Nu zitten we hier vast...”
“Helemaal niet,” gaat een andere jongen er tegenin. Hij heeft dezelfde kleur haar als de jongen en dezelfde leeftijd, een jaar of veertien. “Je kan toch gewoon naar buiten?”
“Niemand gaat naar buiten als het regent!” Hij wijst op een kleine jongen die in een hoekje gespannen naar buiten zit te kijken. “Zelfs Kit is binnen.”
“Ja, maar je zou wel naar buiten kúnnen.”
De jongen rolt met zijn ogen. “Ja, daar zou mam vast blij mee zijn, als ik met kletsnatte kleren terugkom...”
De vrouw komt net met een baby in haar armen naar beneden gelopen, richting de kleine woonkamer. “O, kleren drogen wel weer. Ik vind het niet erg. Ga lekker in de plassen stampen,” grinnikt ze, wetend hoe dit gaat aflopen.
Het meisje trekt al joelend de deur open en rent naar buiten. De jongen kijkt haar verbaasd aan. “Nou, dan ben jij de eerste die dat goedkeurt. Wil je ons stiekem ziek maken?”
“Ik heb laatst gehoord dat je verkouden wordt door een virus, niet door wat regen en kou,” zegt ze terwijl ze de brabbelende baby op een kleedje legt.
De tienerjongens kijken elkaar aan. “Zullen we Em gaan vergezellen?”
“Als jij graag nog kind wil zijn en weer mee wilt doen met haar domme spelletjes, ga je gang. Ik zit liever hier.”
“Om verder te balen van het weer? Oké!”
Als de jongen zijn jas heeft aangetrokken, de jas van zijn oudste zusje heeft gepakt en weggaat, zucht de andere jongen.
“Verveel je je?” vraagt zijn moeder.
“Heel erg!”
De vrouw grijnst even en loopt dan ook naar buiten. Ze haalt een emmer naar binnen waar inmiddels al een laagje regenwater inzit. Daarna rommelt ze wat in een grote tas en haalt ze er een kladblok en een pakje stiften uit. “Gekocht voor regenachtige dagen,” legt ze uit als ze het hem geeft.
De jongen legt het voor hem neer en peinst even. “Dankje,” mompelt hij.
“Graag gedaan!”
Na nog even naar het papier gestaard te hebben, kijkt hij naar het jongentje in de hoek. “Wil jij ook tekenen?”
Het jongetje schudt zijn hoofd.
“Kán je wel tekenen?”
Het jongetje zwijgt. De oudere jongen haalt zijn schouders op en wendt zich weer tot zijn kladblok. Het duurt even, maar dan begint hij te tekenen. Hij tekent een groot gebouw. Hij tekent een groep mensen, allemaal jongens. Daarna tekent hij een andere groep, met verschillende lengtes. Uiteindelijk tekent hij twee mensen en twee baby’s. De vrouw zit naast hem en kijkt zwijgend toe.
Hij wil net wat graffititekentjes maken als de twee mensen van buiten weer naar binnen komen. “Het is gestopt met regenen!” roept de jongen. Waarschijnlijk is het nog maar net droog, want grote druppels vallen van hun kleding. “Kom je nu wel mee?”
De jongen denkt even na en knikt. “Maar geen kinderachtige spelletjes!”
500, en volgens mij is dit veeeeel te vaag om interessant te zijn, maar ik ben slecht in deadlines...
MoonRocker zei op 31 aug 2015 - 7:20:
Ik stem op:
- Gewichtsloos van Kay, want AUW en feelings mwuh<3
- Hart van Inkt van Misty, want Hart van Inkt! *-*
- titelloos dag 6 van Dezh, want jdksksksks mimimimi <3
Ik stem op:
- Gewichtsloos van Kay, want AUW en feelings mwuh<3
- Hart van Inkt van Misty, want Hart van Inkt! *-*
- titelloos dag 6 van Dezh, want jdksksksks mimimimi <3
Kayley zei op 31 aug 2015 - 7:45:
@Juul: asdfghjkl; <3
Mijn top drie is:
- Jess' dag 1, want dat het plots Harmione was, zag ik niet aankomen maar 't was zo leuk en het is me heel de week bijgebleven.
- Dezh' dag 2, omdat ze de Huffelpufsfeer en -mentaliteit in minder dan 550 woorden wist neer te zetten en dat is indrukwekkend.
- Bo's Jaimy/Loras (ik weet niet meer welke dag), want jouw haakjes en jouw ship en jouw alles.
@Juul: asdfghjkl; <3
Mijn top drie is:
- Jess' dag 1, want dat het plots Harmione was, zag ik niet aankomen maar 't was zo leuk en het is me heel de week bijgebleven.
- Dezh' dag 2, omdat ze de Huffelpufsfeer en -mentaliteit in minder dan 550 woorden wist neer te zetten en dat is indrukwekkend.
- Bo's Jaimy/Loras (ik weet niet meer welke dag), want jouw haakjes en jouw ship en jouw alles.
1Dzayn zei op 31 aug 2015 - 9:20:
Ik stem op:
-Bo, Mist. Want de schrijfstijl en de heerlijke mindfuck en ja<3
-Daan, Herinneringen van Inkt. Want het is zo heerlijk cliche, dat je het aan heb zien komen maar het is nog steeds geweldig en ja. Also <3
-Kay, Dankbaar want avengers men en Tony en gewoon alles. Ja, liefde
Ik stem op:
-Bo, Mist. Want de schrijfstijl en de heerlijke mindfuck en ja<3
-Daan, Herinneringen van Inkt. Want het is zo heerlijk cliche, dat je het aan heb zien komen maar het is nog steeds geweldig en ja. Also <3
-Kay, Dankbaar want avengers men en Tony en gewoon alles. Ja, liefde
xNadezhda zei op 31 aug 2015 - 9:54:
Mijn top 3, in willekeurige volgorde:
Bodine, monogaam - vanwege de ship en de haakjes
Elise, the old folks wished her well - for being the Luna fic we all needed to read
Kayley, kleine, rode nachtegaal - vanwege Sansa en modern!ASOIAF
Mijn top 3, in willekeurige volgorde:
Bodine, monogaam - vanwege de ship en de haakjes
Elise, the old folks wished her well - for being the Luna fic we all needed to read
Kayley, kleine, rode nachtegaal - vanwege Sansa en modern!ASOIAF
Bodine zei op 31 aug 2015 - 9:59:
Even onhandig want telefoon:
haakjes van Elise want idk die maakte het meest indruk
Dezh d'r stukje van gisteren want die was her grappigst van deze week
Kay d'r Nachtegaal bc ze heeft Sansa en Margaery zo goed neergezet
Even onhandig want telefoon:
haakjes van Elise want idk die maakte het meest indruk
Dezh d'r stukje van gisteren want die was her grappigst van deze week
Kay d'r Nachtegaal bc ze heeft Sansa en Margaery zo goed neergezet
Welkom bij de 500 Challenge! Over twaalf uur beginnen we hiermee, dus hier is het allereerste topic, voor de allereerste week.
Hebben we er zin in?
B E L A N G R I J K
- Post de stukjes die je schrijft (tussen de 450 en 550 woorden) in dit topic. Anders telt het niet.
[- Als je niet online kunt komen maar wel iets geschreven hebt, stuur dan een foto via Whatsapp ofzo, in pb kun je om nummers vragen.]
- Heb heel erg veel plezier.
P R O M P T S
- maandag: gebruik de openingszin, "hé, kom jij hier vaker?"
- dinsdag: beschrijf de eerste zin die personage A ooit tegen personage B zei, en de situatie er rond.
- woensdag: schrijf het eerste gesprek dat personage A heeft met personage(s) B(/C/D/...) nadat hij/zij terugkomt van iets.
- donderdag: beschrijf personages A/B/C/... die er zijn op de openingsnacht/-dag van iets.
- vrijdag: personage A vindt een opening/doorgang in de muur en besluit dat personage(s) B(/C/...) mee moet(en) gaan kijken.
- zaterdag: personage A zit in het bandje dat de openingsact verzorgt voor een deel van de wereldtournee van de band van personage B.
- zondag: open je stukje met de zin: "Het houdt/hield maar niet op met regenen."
T U S S E N S T A N D
1. Kay - 11,5
2. Bo - 10,7
3. Dezh - 10
4. Elise - 9,4
5. Daan - 8,7
6. Misty - 8,6
7. Ivana - 7,7
8. Merula - 7,6
9. Juul - 7,5
10. Kirsten - 6,6
11. Cynthia - 5
12. Jess - 4
13. Vera - 1