Hoofdcategorieën
Home » Forum » Stamcafé » [500] Week #1
[500] Week #1
Bodine zei op 24 aug 2015 - 1:15:
De zestienjarige jongen denkt dat hij weet hoe het is om dingen te missen die hij nooit meegemaakt heeft. Elke avond, wanneer hij aan de keukentafel met een potlood tussen zijn tanden probeert het zoveelste algebraïsche vraagstuk te ontcijferen, mist hij het optreden voor en miljoenenpubliek. Hij mist het opnemen van zijn studioalbum, het geven van interviews aan grote radiostations, het doen van fotoshoots bij populaire tijdschriften. Hij mist de vrienden die school vermakelijk maken. Hij mist de vader die hem met zijn huiswerk helpt.
(Maar dat is anders.)
De eenentwintigjarige jongen wil terug in de tijd om tegen zijn zestienjarige zelf te zeggen dat hij het verkeerd begrijpt, dat hij moet genieten van de hulp die zijn zus hem biedt, dat hij gewoon naar het schoolbal moet gaan en dat hij in kleine sferen moet blijven zingen. Dat hij blij moet zijn dat hij nog kan dromen van een betere toekomst.
(De zestienjarige hoort hem niet.)
(Wanneer hij het begrijpt, zal het te laat zijn.)
De zeventienjarige jongen ligt in bed en huilt. Hij heeft alles wat hij miste toen hij zich aan de keukentafel door zijn huiswerk probeerde te worstelen: de optredens, de albums, de vrienden.
(Alleen niet de vader.)
Hij mist het potloodje tussen zijn tanden, de splinters tegen zijn tong. Dus staat hij op en gaat hij, wankelend door de tourbus, op zoek naar schrijfgerei om op te kauwen.
(Hij vindt niets.)
(Hij huilt er niet harder om.)
De zeventienjarige jongen weet wat het betekent om dingen te missen die hij nooit mee zal maken. Wanneer hij zich in een club begeeft, vragen mensen om zijn handtekening. Hij mist het het-gebeurde-gewoon gevoel van de volgende ochtend. Hij mist de voldoening wanneer zijn scharrel hem toevoegt op facebook en hij weigert. Hij mist de nachtelijke tochtjes op zoek naar een nachtwinkel met goedkope wodka, hoofdpijnwijn en huismerkbier. Hij mist suffe openingszinnen die hij in films ziet maar nooit aan zichzelf gericht zal horen.
(Hij mist het normale leven.)
Hij is nooit van plan geweest iets te beginnen binnen de band. Hij snapt ook wel dat het dom is.
(Het is niet zijn schuld.)
Op een dag staat Louis daar gewoon, in de deuropening van zijn hotelkamer, ongeschoren, in zijn linkerhand een halflege fles (dure) wijn.
(Een ondeugende glimlach om zijn lippen.)
Louis wankelt naar binnen, sluit de deur achter zich. “Hé,” knipoogt hij met dubbele tong. “Kom jij hier vaker?”
Harry schudt zijn hoofd. Hij is nog nooit in deze hotelkamer geweest, maar daar lijkt Louis niet mee te zitten – hij reikt Harry de fles aan en leert hem die nacht dat hij ook met dubbele tong bovengemiddeld presteert tussen de lakens.
(De volgende ochtend proeft bijna normaal.)
(Bijna.)
De eenentwintigjarige jongen weet hoe het is om dingen te missen die hij nooit mee zal maken.
(Hij zal nooit studeren.)
(Hij zal nooit een vader hebben.)
(Hij zal nooit een gezonde relatie met Louis hebben.)
(Hij zal nooit een normaal leven leiden.)
Hij zal nooit gelukkig zijn.
Probably crack. Word zegt wel dat het precies 500 woorden zijn.
De zestienjarige jongen denkt dat hij weet hoe het is om dingen te missen die hij nooit meegemaakt heeft. Elke avond, wanneer hij aan de keukentafel met een potlood tussen zijn tanden probeert het zoveelste algebraïsche vraagstuk te ontcijferen, mist hij het optreden voor en miljoenenpubliek. Hij mist het opnemen van zijn studioalbum, het geven van interviews aan grote radiostations, het doen van fotoshoots bij populaire tijdschriften. Hij mist de vrienden die school vermakelijk maken. Hij mist de vader die hem met zijn huiswerk helpt.
(Maar dat is anders.)
De eenentwintigjarige jongen wil terug in de tijd om tegen zijn zestienjarige zelf te zeggen dat hij het verkeerd begrijpt, dat hij moet genieten van de hulp die zijn zus hem biedt, dat hij gewoon naar het schoolbal moet gaan en dat hij in kleine sferen moet blijven zingen. Dat hij blij moet zijn dat hij nog kan dromen van een betere toekomst.
(De zestienjarige hoort hem niet.)
(Wanneer hij het begrijpt, zal het te laat zijn.)
De zeventienjarige jongen ligt in bed en huilt. Hij heeft alles wat hij miste toen hij zich aan de keukentafel door zijn huiswerk probeerde te worstelen: de optredens, de albums, de vrienden.
(Alleen niet de vader.)
Hij mist het potloodje tussen zijn tanden, de splinters tegen zijn tong. Dus staat hij op en gaat hij, wankelend door de tourbus, op zoek naar schrijfgerei om op te kauwen.
(Hij vindt niets.)
(Hij huilt er niet harder om.)
De zeventienjarige jongen weet wat het betekent om dingen te missen die hij nooit mee zal maken. Wanneer hij zich in een club begeeft, vragen mensen om zijn handtekening. Hij mist het het-gebeurde-gewoon gevoel van de volgende ochtend. Hij mist de voldoening wanneer zijn scharrel hem toevoegt op facebook en hij weigert. Hij mist de nachtelijke tochtjes op zoek naar een nachtwinkel met goedkope wodka, hoofdpijnwijn en huismerkbier. Hij mist suffe openingszinnen die hij in films ziet maar nooit aan zichzelf gericht zal horen.
(Hij mist het normale leven.)
Hij is nooit van plan geweest iets te beginnen binnen de band. Hij snapt ook wel dat het dom is.
(Het is niet zijn schuld.)
Op een dag staat Louis daar gewoon, in de deuropening van zijn hotelkamer, ongeschoren, in zijn linkerhand een halflege fles (dure) wijn.
(Een ondeugende glimlach om zijn lippen.)
Louis wankelt naar binnen, sluit de deur achter zich. “Hé,” knipoogt hij met dubbele tong. “Kom jij hier vaker?”
Harry schudt zijn hoofd. Hij is nog nooit in deze hotelkamer geweest, maar daar lijkt Louis niet mee te zitten – hij reikt Harry de fles aan en leert hem die nacht dat hij ook met dubbele tong bovengemiddeld presteert tussen de lakens.
(De volgende ochtend proeft bijna normaal.)
(Bijna.)
De eenentwintigjarige jongen weet hoe het is om dingen te missen die hij nooit mee zal maken.
(Hij zal nooit studeren.)
(Hij zal nooit een vader hebben.)
(Hij zal nooit een gezonde relatie met Louis hebben.)
(Hij zal nooit een normaal leven leiden.)
Hij zal nooit gelukkig zijn.
xNadezhda zei op 24 aug 2015 - 2:52:
[Conclusie: 500 woorden gaan veel sneller dan je denkt. Also, na Bodines bijna poëtische stuk ziet dit er echt heel stom uit, maar here goes. Precies 550 woorden.]
‘Hé, kom jij hier vaker?’ Plagerig stompte Bill tegen de schouder van zijn tweelingbroer en zwiepte een been over de bank, zodat hij zich naast Tom achter een gouden bordje kon laten vallen. Daarbij negeerde hij de afkeurende blikken van de Huffelpuffers volledig, al voelde hij ze wel.
‘Neem een stuk toast,’ zei Tom bedrieglijk rustig. Hij schoof de broodmand richting Bill en liet de melk van zijn lepel cornflakes druipen.
‘Gadverdamme.’ Met zijn mond vol toast trok Bill zijn neus op. ‘Je kan nog steeds niet normaal eten, hè? Dat dicht-bij-de-keukens-wonen heeft niet echt geholpen.’
Tom wierp hem van boven de lepel een veelbetekenende blik toe. ‘Jij woont onder het meer, waarom ben je nog geen zeemeermin?’
‘Dat vraag ik me elke dag af, Tommy,’ zuchtte Bill dramatisch. ‘Serieus. Hoe voel je je?’
‘Zoals deze cornflakes.’ Tom hield de lepel omhoog, schudde even zijn hoofd en stopte de hap in zijn mond. De cornflakes knisperden en kraakten tussen zijn tanden. Bill grimaste.
‘Jakkes.’
Om hen heen begonnen de andere Huffelpuffers hun spullen te verzamelen. Een aantal vertrokken zonder de tweeling zelfs maar te groeten, maar de meesten klopten kort op Toms schouder en gaven hem tips of een paar bemoedigende woorden. Hij wuifde hen allemaal weg en keek mismoedig in zijn kom.
‘Waar deed ik dit ook alweer voor?’
‘Voor de eer en trots van Huffelpuf, natuurlijk,’ zei Bill, op een toon alsof Tom zijn brein onder de douche was vergeten.
‘Dat is echt een Zwadderich-antwoord.’
Bill stompte zijn broer nog eens en hield hem nadrukkelijk zijn groen-zilver gestreepte das onder zijn neus. ‘En jij doet zo dramatisch als een Griffoendor. Je bent kapitein van het Zwerkbalteam, niet de enige op de wereld die Schroeistaartige Skreeften kan castreren of zo.’
Met een walgend gezicht liet Tom zijn lepel in zijn kom plonzen. ‘Jemig, Bill!’
Bill gniffelde, hees zichzelf aan tafel overeind en stak een hand uit. ‘Kom op, straks kom je nog te laat bij je eigen selectietraining.’
Zuchtend volgde Tom hem tussen de tafels van Huffelpuf en Zwadderich door. Van beide kanten werden ze door andere leerlingen aan- en nagestaard, voor het overgrote deel met argwanende en misprijzende blikken. Een Zwadderaar aan de tafel van Huffelpuf? Wat had hij daar te zoeken? Bill hield zijn rug recht en zijn kin in de lucht, maar ze wisten allebei dat het wantrouwen hem raakte. Als het vandaag niet belangrijk was geweest, was hij nooit bij Tom komen zitten.
In de hal greep hij naar Toms mouw en sjorde zijn verwarde broer mee naar de grote zandlopers. Voor die van Huffelpuf, gevuld met glanzende gele diamanten, bleef hij staan. ‘Kijk.’
‘Niet slecht,’ zei Tom. Zijn ogen gleden naar de met smaragden gevulde zandloper van Zwadderich. ‘Nog niet zoveel als jij.’
‘Denk je dat al die punten van mij zijn?’ snoof Bill en draaide Toms hoofd terug naar de diamanten. ‘Vorig jaar zijn jullie tweede geworden. Door de punten van jóuw Zwerkbaloverwinning. Weet je nog?’
Een warm gevoel verspreidde zich vanaf Toms wangen, die Bill vasthad, door zijn lichaam. Hij porde met een elleboog in Bills zij en grijnsde. ‘Hé, kom jij hier vaker?’
‘Wat?’
‘Zeg maar ja,’ zei Tom. ‘Dan voel ik me beter.’
‘Sentimentele Huffelpuffer,’ zei Bill, maar hij lachte en duwde Tom in de richting van de dubbele deuren.
[Conclusie: 500 woorden gaan veel sneller dan je denkt. Also, na Bodines bijna poëtische stuk ziet dit er echt heel stom uit, maar here goes. Precies 550 woorden.]
‘Hé, kom jij hier vaker?’ Plagerig stompte Bill tegen de schouder van zijn tweelingbroer en zwiepte een been over de bank, zodat hij zich naast Tom achter een gouden bordje kon laten vallen. Daarbij negeerde hij de afkeurende blikken van de Huffelpuffers volledig, al voelde hij ze wel.
‘Neem een stuk toast,’ zei Tom bedrieglijk rustig. Hij schoof de broodmand richting Bill en liet de melk van zijn lepel cornflakes druipen.
‘Gadverdamme.’ Met zijn mond vol toast trok Bill zijn neus op. ‘Je kan nog steeds niet normaal eten, hè? Dat dicht-bij-de-keukens-wonen heeft niet echt geholpen.’
Tom wierp hem van boven de lepel een veelbetekenende blik toe. ‘Jij woont onder het meer, waarom ben je nog geen zeemeermin?’
‘Dat vraag ik me elke dag af, Tommy,’ zuchtte Bill dramatisch. ‘Serieus. Hoe voel je je?’
‘Zoals deze cornflakes.’ Tom hield de lepel omhoog, schudde even zijn hoofd en stopte de hap in zijn mond. De cornflakes knisperden en kraakten tussen zijn tanden. Bill grimaste.
‘Jakkes.’
Om hen heen begonnen de andere Huffelpuffers hun spullen te verzamelen. Een aantal vertrokken zonder de tweeling zelfs maar te groeten, maar de meesten klopten kort op Toms schouder en gaven hem tips of een paar bemoedigende woorden. Hij wuifde hen allemaal weg en keek mismoedig in zijn kom.
‘Waar deed ik dit ook alweer voor?’
‘Voor de eer en trots van Huffelpuf, natuurlijk,’ zei Bill, op een toon alsof Tom zijn brein onder de douche was vergeten.
‘Dat is echt een Zwadderich-antwoord.’
Bill stompte zijn broer nog eens en hield hem nadrukkelijk zijn groen-zilver gestreepte das onder zijn neus. ‘En jij doet zo dramatisch als een Griffoendor. Je bent kapitein van het Zwerkbalteam, niet de enige op de wereld die Schroeistaartige Skreeften kan castreren of zo.’
Met een walgend gezicht liet Tom zijn lepel in zijn kom plonzen. ‘Jemig, Bill!’
Bill gniffelde, hees zichzelf aan tafel overeind en stak een hand uit. ‘Kom op, straks kom je nog te laat bij je eigen selectietraining.’
Zuchtend volgde Tom hem tussen de tafels van Huffelpuf en Zwadderich door. Van beide kanten werden ze door andere leerlingen aan- en nagestaard, voor het overgrote deel met argwanende en misprijzende blikken. Een Zwadderaar aan de tafel van Huffelpuf? Wat had hij daar te zoeken? Bill hield zijn rug recht en zijn kin in de lucht, maar ze wisten allebei dat het wantrouwen hem raakte. Als het vandaag niet belangrijk was geweest, was hij nooit bij Tom komen zitten.
In de hal greep hij naar Toms mouw en sjorde zijn verwarde broer mee naar de grote zandlopers. Voor die van Huffelpuf, gevuld met glanzende gele diamanten, bleef hij staan. ‘Kijk.’
‘Niet slecht,’ zei Tom. Zijn ogen gleden naar de met smaragden gevulde zandloper van Zwadderich. ‘Nog niet zoveel als jij.’
‘Denk je dat al die punten van mij zijn?’ snoof Bill en draaide Toms hoofd terug naar de diamanten. ‘Vorig jaar zijn jullie tweede geworden. Door de punten van jóuw Zwerkbaloverwinning. Weet je nog?’
Een warm gevoel verspreidde zich vanaf Toms wangen, die Bill vasthad, door zijn lichaam. Hij porde met een elleboog in Bills zij en grijnsde. ‘Hé, kom jij hier vaker?’
‘Wat?’
‘Zeg maar ja,’ zei Tom. ‘Dan voel ik me beter.’
‘Sentimentele Huffelpuffer,’ zei Bill, maar hij lachte en duwde Tom in de richting van de dubbele deuren.
Kayley zei op 24 aug 2015 - 9:19:
Gewichtsloos. Zo moeten astronauten zich voelen, bedacht ze zich, terwijl ze een rondje maakte op de barkruk die haar geankerd hield, ervoor zorgde dat ze niet wegvloog. Nog een glaasje vuurwhiskey en haar ledematen voelden niet langer aan alsof alle botten en pezen van siroop gemaakt waren; nu voelde ze ze zelfs niet meer, was ze opgesloten in een hoofd dat zwom in de wolken.
“Hé, kom jij hier vaker?” Ze duikelde de werkelijkheid wel in, klaar om hem of haar van repliek te dienen, te vragen of ze wel wisten wie ze was—Ginny Wemel, een Holyhead Harpy, de ex-vriendin van Harry Potter—maar zag dan dat het iemand was die ze herkende.
“Marcel Lubbermans,” grinnikte ze toen haar ogen genoeg focusten om hem duidelijk te zien. De jaren hadden hem goed gedaan—afgetraind, met stoppeltjes van drie dagen op zijn nu scherpe kaken. Zijn ogen stonden bezorgd—altijd bezorgd, nooit medelevend, zo was ze dat gewoon. “Nee, ik kom hier niet vaker,” vervolgde ze stellig.
Hij leek haar niet te geloven en dat nam ze hem kwalijk, wilde dat hij haar geloofde. Met een zucht drukte ze zich tegen hem aan, legde haar hoofd op zijn schouder. “Het is één april vandaag, Marcel.” De verjaardag van George en...
Waar anderen—Parvati Patil, Simon Fillister, Ernst Marsman—allemaal vreemd hadden gekeken toen ze ze in de loop van de avond was tegengekomen, daagde het besef bij Marcel meteen. Hij struikelde haast over zijn eigen tong om te zeggen: “Het spijt me zo, Ginny. Ik was het vergeten.”
In plaats van te huilen—dat had ze ’s ochtends al gedaan, vijf minuten nadat haar alarm af was gegaan, waarna ze zichzelf uit bed sleurde om toch maar aan de dag te beginnen ook al wou ze niet—of haar schouders op te halen—dat zou ze normaal gezien gedaan hebben. Maakt niet uit, zeiden die schouders. Of, Ik kan er wel tegen.
Maar het maakte wel uit en ze kon er niet tegen, dus deed ze dat niet. Niet bij Marcel.
In plaats daarvan trok ze aan zijn mouw ter hoogte van zijn ellenboog, pulkte hem zijn stoel af. “Ik wil dansen.”
Hoewel het liedje zich er niet toe verleende, schuifelden ze samengedrukt zoals ze dat op het bal van het Toverschool Toernooi hadden gedaan. Het was onmogelijk te bedenken dat dat nog maar vier jaar geleden was, maar ze herinnerde zich de avond perfect. Hun gesprek was nooit stilgevallen, en ze had gedacht dat als ze maar binnen Marcels armen kon blijven dan bleef alles altijd oké.
In het krachtveld dat Harry Potter was, had ze er nooit meer aan gedacht dat ze Marcel ook ooit leuk had gevonden.
Een dronken, gebroken Ginny deed wat een jonge, ongebroken Ginny niet had gedurfd; zijn mond proefde naar Boterbier en muntjes, naar slechte beslissingen en beste beslissingen. Haar handen vouwden om zijn wangen, haar lippen waren een grijns toen ze van hem lostrok.
Ze voelde zich weer gewichtsloos.
[x]—Gewichtsloos—[x]
Gewichtsloos. Zo moeten astronauten zich voelen, bedacht ze zich, terwijl ze een rondje maakte op de barkruk die haar geankerd hield, ervoor zorgde dat ze niet wegvloog. Nog een glaasje vuurwhiskey en haar ledematen voelden niet langer aan alsof alle botten en pezen van siroop gemaakt waren; nu voelde ze ze zelfs niet meer, was ze opgesloten in een hoofd dat zwom in de wolken.
“Hé, kom jij hier vaker?” Ze duikelde de werkelijkheid wel in, klaar om hem of haar van repliek te dienen, te vragen of ze wel wisten wie ze was—Ginny Wemel, een Holyhead Harpy, de ex-vriendin van Harry Potter—maar zag dan dat het iemand was die ze herkende.
“Marcel Lubbermans,” grinnikte ze toen haar ogen genoeg focusten om hem duidelijk te zien. De jaren hadden hem goed gedaan—afgetraind, met stoppeltjes van drie dagen op zijn nu scherpe kaken. Zijn ogen stonden bezorgd—altijd bezorgd, nooit medelevend, zo was ze dat gewoon. “Nee, ik kom hier niet vaker,” vervolgde ze stellig.
Hij leek haar niet te geloven en dat nam ze hem kwalijk, wilde dat hij haar geloofde. Met een zucht drukte ze zich tegen hem aan, legde haar hoofd op zijn schouder. “Het is één april vandaag, Marcel.” De verjaardag van George en...
Waar anderen—Parvati Patil, Simon Fillister, Ernst Marsman—allemaal vreemd hadden gekeken toen ze ze in de loop van de avond was tegengekomen, daagde het besef bij Marcel meteen. Hij struikelde haast over zijn eigen tong om te zeggen: “Het spijt me zo, Ginny. Ik was het vergeten.”
In plaats van te huilen—dat had ze ’s ochtends al gedaan, vijf minuten nadat haar alarm af was gegaan, waarna ze zichzelf uit bed sleurde om toch maar aan de dag te beginnen ook al wou ze niet—of haar schouders op te halen—dat zou ze normaal gezien gedaan hebben. Maakt niet uit, zeiden die schouders. Of, Ik kan er wel tegen.
Maar het maakte wel uit en ze kon er niet tegen, dus deed ze dat niet. Niet bij Marcel.
In plaats daarvan trok ze aan zijn mouw ter hoogte van zijn ellenboog, pulkte hem zijn stoel af. “Ik wil dansen.”
Hoewel het liedje zich er niet toe verleende, schuifelden ze samengedrukt zoals ze dat op het bal van het Toverschool Toernooi hadden gedaan. Het was onmogelijk te bedenken dat dat nog maar vier jaar geleden was, maar ze herinnerde zich de avond perfect. Hun gesprek was nooit stilgevallen, en ze had gedacht dat als ze maar binnen Marcels armen kon blijven dan bleef alles altijd oké.
In het krachtveld dat Harry Potter was, had ze er nooit meer aan gedacht dat ze Marcel ook ooit leuk had gevonden.
Een dronken, gebroken Ginny deed wat een jonge, ongebroken Ginny niet had gedurfd; zijn mond proefde naar Boterbier en muntjes, naar slechte beslissingen en beste beslissingen. Haar handen vouwden om zijn wangen, haar lippen waren een grijns toen ze van hem lostrok.
Ze voelde zich weer gewichtsloos.
[x]—498 woorden—[x]
1Dzayn zei op 24 aug 2015 - 10:06:
Oh shit hoe ga ik daar nu weer tegen op schrijven. Alright. Prompt is cool tho
Oh shit hoe ga ik daar nu weer tegen op schrijven. Alright. Prompt is cool tho
Kayley zei op 24 aug 2015 - 10:46:
Het gaat helemaal niet over het beste zijn of tegen mensen op schrijven. 500 gaat over alle dagen schrijven; zelfs de dagen dat je ziek bent, niet thuis bent, heel druk bent, geen zin hebt, etc. Het gaat om de gewoonte en de woorden, niet de kwaliteit, en gaat over jou persoonlijk in plaats van in relatie/vergelijking tot anderen.
Het gaat helemaal niet over het beste zijn of tegen mensen op schrijven. 500 gaat over alle dagen schrijven; zelfs de dagen dat je ziek bent, niet thuis bent, heel druk bent, geen zin hebt, etc. Het gaat om de gewoonte en de woorden, niet de kwaliteit, en gaat over jou persoonlijk in plaats van in relatie/vergelijking tot anderen.
1Dzayn zei op 24 aug 2015 - 11:25:
precies 500 woorden volgens word
Het is niet de eerste keer dat hij hier is en het zal ook zeker niet de laatste keer zijn. Het drankje dat voor hem staat is niet het eerste drankje van de avond en zal, als het aan hem ligt, ook zeker niet de laatste zijn. Hij heeft het verpest. Door zijn eigen acties is hij hem kwijt, hij zal het zichzelf nooit vergeten. Hij zal nooit vergeten hoe ze elkaar hebben ontmoet, zal nooit vergeten hoe het was om elkaar aan te raken. Met een diepe zucht slaat hij het drankje achterover en gebaart hij naar de barman voor een nieuwe. De jongen draait zich om en bekijkt de mensen in de bar. Het zijn vooral vriendengroepen, die plezier met elkaar hebben en elkaar uitdagen om de drankjes in een keer naar achteren te slaan. Misschien had hij toch met zijn vrienden uit moeten gaan.
Er zitten ook stelletjes en zijn hart doet pijn als hij ziet hoe ze elkaar aan kijken of als ze elkaars handen vasthouden. Hij slikt en draait zich terug naar de bar, slaat het nieuwe drankje achterover en gebaart voor een nieuwe. Hij kijkt de bar nog eens rond, vangt de blik van Marcel. Verschrikt verstijfd hij. Zijn grip rond het glas verstrakt. Jou, door jou ben ik hem kwijt. Door ons ben ik hem kwijt. De jongen sneert naar hem en Marcel kijkt met een ruk weg naar het meisje naast hem. Ja, ja mooi zo. Kijk maar weg. Hij vouwt zijn armen en legt zijn hoofd te rusten. Met wijd opengesperde ogen kijkt hij naar het hout van de bar.
‘Hé, kom jij hier vaker?’
Verschrikt kijkt hij op, barst dan in huilen uit als hij zijn ex ziet staan. ‘Oh god, Harry. Harry het spijt me zo. Oh god, ik mis je zo erg, het spijt me zo erg, ik had het nooit moeten doen. Harry, Harry ik houd van je.’
Hij huilt stevig door en slaat zijn handen voor zijn ogen. ‘Het spijt me zo, het spijt me zo.’
De woorden zijn bijna onverstaanbaar door zijn gehuil, maar blijkbaar hoort Harry het wel. Een hand belandt op zijn schouder.
‘He-het is al goed. Daarom ben ik hier, ik wist wel dat je hier was.’
Niet-begrijpend kijkt hij op naar Harry. ‘W-wat bedoel je?’
Hij veegt zijn neus af aan de mouw van zijn shirt en wrijft verwoed in zijn ogen. Een vol glas boterbier staat onaangeraakt op de bar.
‘Ik wil met je praten. Over wat er gebeurd is. Over ons.’
‘E-echt?’ Hij haalt zijn neus op, ‘wil je dat echt?’
Harry knikt en legt zijn hand op de jongen zijn wang. ‘Ja, ja dat wil ik echt. Ik houd van je en een fout zou niet het einde moeten beteken. Jij houdt toch ook van mij?’
‘Ja, ja heel veel.’
‘Kom dan. Dan leg ik je in bed en praten we er morgen over. Nu ben je te dronken.’
‘Dank je, dank je wel Harry.’
‘Geen probleem, Draco.’
precies 500 woorden volgens word
Het is niet de eerste keer dat hij hier is en het zal ook zeker niet de laatste keer zijn. Het drankje dat voor hem staat is niet het eerste drankje van de avond en zal, als het aan hem ligt, ook zeker niet de laatste zijn. Hij heeft het verpest. Door zijn eigen acties is hij hem kwijt, hij zal het zichzelf nooit vergeten. Hij zal nooit vergeten hoe ze elkaar hebben ontmoet, zal nooit vergeten hoe het was om elkaar aan te raken. Met een diepe zucht slaat hij het drankje achterover en gebaart hij naar de barman voor een nieuwe. De jongen draait zich om en bekijkt de mensen in de bar. Het zijn vooral vriendengroepen, die plezier met elkaar hebben en elkaar uitdagen om de drankjes in een keer naar achteren te slaan. Misschien had hij toch met zijn vrienden uit moeten gaan.
Er zitten ook stelletjes en zijn hart doet pijn als hij ziet hoe ze elkaar aan kijken of als ze elkaars handen vasthouden. Hij slikt en draait zich terug naar de bar, slaat het nieuwe drankje achterover en gebaart voor een nieuwe. Hij kijkt de bar nog eens rond, vangt de blik van Marcel. Verschrikt verstijfd hij. Zijn grip rond het glas verstrakt. Jou, door jou ben ik hem kwijt. Door ons ben ik hem kwijt. De jongen sneert naar hem en Marcel kijkt met een ruk weg naar het meisje naast hem. Ja, ja mooi zo. Kijk maar weg. Hij vouwt zijn armen en legt zijn hoofd te rusten. Met wijd opengesperde ogen kijkt hij naar het hout van de bar.
‘Hé, kom jij hier vaker?’
Verschrikt kijkt hij op, barst dan in huilen uit als hij zijn ex ziet staan. ‘Oh god, Harry. Harry het spijt me zo. Oh god, ik mis je zo erg, het spijt me zo erg, ik had het nooit moeten doen. Harry, Harry ik houd van je.’
Hij huilt stevig door en slaat zijn handen voor zijn ogen. ‘Het spijt me zo, het spijt me zo.’
De woorden zijn bijna onverstaanbaar door zijn gehuil, maar blijkbaar hoort Harry het wel. Een hand belandt op zijn schouder.
‘He-het is al goed. Daarom ben ik hier, ik wist wel dat je hier was.’
Niet-begrijpend kijkt hij op naar Harry. ‘W-wat bedoel je?’
Hij veegt zijn neus af aan de mouw van zijn shirt en wrijft verwoed in zijn ogen. Een vol glas boterbier staat onaangeraakt op de bar.
‘Ik wil met je praten. Over wat er gebeurd is. Over ons.’
‘E-echt?’ Hij haalt zijn neus op, ‘wil je dat echt?’
Harry knikt en legt zijn hand op de jongen zijn wang. ‘Ja, ja dat wil ik echt. Ik houd van je en een fout zou niet het einde moeten beteken. Jij houdt toch ook van mij?’
‘Ja, ja heel veel.’
‘Kom dan. Dan leg ik je in bed en praten we er morgen over. Nu ben je te dronken.’
‘Dank je, dank je wel Harry.’
‘Geen probleem, Draco.’
Bodine zei op 24 aug 2015 - 12:10:
Aankijken is één word though, Iv, dus met correcte spelling 499 (;
@Dezh; maar jij bent sowieso meer van lange dingen dan ik. Dus in het begin moet jij je meer aanpassen dan ik.
Aankijken is één word though, Iv, dus met correcte spelling 499 (;
@Dezh; maar jij bent sowieso meer van lange dingen dan ik. Dus in het begin moet jij je meer aanpassen dan ik.
Eliros zei op 24 aug 2015 - 12:18:
In een perfecte wereld waren beide jongens normaal en hadden ze een normale schooltijd zonder kleerscheuren en waren ze... ja. Normaal. Maar dat was niet zo. In plaats van normaal was één van de twee een weerwolf en de ander een diepe teleurstelling in de ogen van zijn familie.
Dat was verder prima, want ze wisten niet beter, dus was alles voor hen volstrekt normaal — al zij het een tikkeltje lastig, vooral het weerwolvenprobleem. Gelukkig hadden ze elkaar, en Gaffel en Wormstaart, om te zorgen dat alles goed verliep.
Meestal ging dat goed. Wormstaart kon natuurlijk niet veel doen, behalve zorgen dat hij niet opgevreten werd door andere roofdieren, en Gaffel... met hem ging goed.
Met Sluipvoet werd hij als weerwolf het meest rustig, zat onder minder krassen en minder bloed en kwam er sneller overheen. Misschien omdat honden en weerwolven dichter bij elkaar stonden. Of misschien was er iets aan de jongen zelf dat hem geruststelde. (Dat leek hem niet waarschijnlijk, want Sirius haalde het bloed onder zijn nagels vandaan.)
Hoe het ook zij, Maanling kwam er al vrij snel achter dat een volle maan zonder zijn zwarte vlooienbal nog ondraaglijker was, en hij wist niet precies waarom. Remus. Die iets niet wist. Het irriteerde hem mateloos.
Deze volle maan was er eentje zonder Sirius (die een nieuw meisje had gevonden en heel erg druk bezig was en dus vergeten was dat zijn vriend hem nodig had. Maar dat was niet waar, want hij had hem niet nodig. Niet echt. Hij had James en Peter en de twee samen waren honderd keer beter dan Sluipvoet. Nee, dat was ook niet waar), en het was meteen te merken, want hij was wilder en bozer en verloor nog meer van zichzelf dan normaal.
(Normaal.)
(Wat was normaal?)
Gaffel en Wormstaart hadden hem achtergelaten op zijn verzoek, nu het ergste voorbij was en hij alleen maar wilde slapen en heel misschien wat wonden zou schoonmaken. In het Krijsende Krot was hij verder veilig, dus hadden zijn vrienden hem achter kunnen laten zonder al te veel schuldgevoel.
De enige die zich schuldig moest voelen was—
“Hé, kom jij hier vaker?”
Sirius.
Maar de jongen leek zich van geen kwaad bewust en grijnsde alleen maar zijn tanden bloot en Remus had hem wel kunnen vermoorden toen.
“Wat moet je?” De weerwolf in hem was nog een beetje wakker, vertelde hij zichzelf, vandaar dat hij zo prikkelbaar was.
“Ik kom iets van je stelen,” verkondigde hij en sloop dichterbij, als de slinkse klootzak die hij was.
“Mijn vertrouwen?” gokte Remus nonchalant.
Sirius schudde langzaam zijn hoofd en hield niet op met dichterbij schuifelen totdat hij zich op zijn knieën op het matras kon laten vallen en precies tussen Remus' benen paste. “Een kus.”
Maanling perste zijn lippen op elkaar, snoof eens diep en keek hem met samengeknepen ogen aan. “En hoe-heet-ze dan?”
“Niet wolf genoeg.” Zijn gezicht was millimeters van dat van Remus verwijderd, die zijn adem inhield en tijdelijk vergat dat hij boos moest zijn zodra hij Sirius op zijn tong proefde.
In een perfecte wereld waren beide jongens normaal en hadden ze een normale schooltijd zonder kleerscheuren en waren ze... ja. Normaal. Maar dat was niet zo. In plaats van normaal was één van de twee een weerwolf en de ander een diepe teleurstelling in de ogen van zijn familie.
Dat was verder prima, want ze wisten niet beter, dus was alles voor hen volstrekt normaal — al zij het een tikkeltje lastig, vooral het weerwolvenprobleem. Gelukkig hadden ze elkaar, en Gaffel en Wormstaart, om te zorgen dat alles goed verliep.
Meestal ging dat goed. Wormstaart kon natuurlijk niet veel doen, behalve zorgen dat hij niet opgevreten werd door andere roofdieren, en Gaffel... met hem ging goed.
Met Sluipvoet werd hij als weerwolf het meest rustig, zat onder minder krassen en minder bloed en kwam er sneller overheen. Misschien omdat honden en weerwolven dichter bij elkaar stonden. Of misschien was er iets aan de jongen zelf dat hem geruststelde. (Dat leek hem niet waarschijnlijk, want Sirius haalde het bloed onder zijn nagels vandaan.)
Hoe het ook zij, Maanling kwam er al vrij snel achter dat een volle maan zonder zijn zwarte vlooienbal nog ondraaglijker was, en hij wist niet precies waarom. Remus. Die iets niet wist. Het irriteerde hem mateloos.
Deze volle maan was er eentje zonder Sirius (die een nieuw meisje had gevonden en heel erg druk bezig was en dus vergeten was dat zijn vriend hem nodig had. Maar dat was niet waar, want hij had hem niet nodig. Niet echt. Hij had James en Peter en de twee samen waren honderd keer beter dan Sluipvoet. Nee, dat was ook niet waar), en het was meteen te merken, want hij was wilder en bozer en verloor nog meer van zichzelf dan normaal.
(Normaal.)
(Wat was normaal?)
Gaffel en Wormstaart hadden hem achtergelaten op zijn verzoek, nu het ergste voorbij was en hij alleen maar wilde slapen en heel misschien wat wonden zou schoonmaken. In het Krijsende Krot was hij verder veilig, dus hadden zijn vrienden hem achter kunnen laten zonder al te veel schuldgevoel.
De enige die zich schuldig moest voelen was—
“Hé, kom jij hier vaker?”
Sirius.
Maar de jongen leek zich van geen kwaad bewust en grijnsde alleen maar zijn tanden bloot en Remus had hem wel kunnen vermoorden toen.
“Wat moet je?” De weerwolf in hem was nog een beetje wakker, vertelde hij zichzelf, vandaar dat hij zo prikkelbaar was.
“Ik kom iets van je stelen,” verkondigde hij en sloop dichterbij, als de slinkse klootzak die hij was.
“Mijn vertrouwen?” gokte Remus nonchalant.
Sirius schudde langzaam zijn hoofd en hield niet op met dichterbij schuifelen totdat hij zich op zijn knieën op het matras kon laten vallen en precies tussen Remus' benen paste. “Een kus.”
Maanling perste zijn lippen op elkaar, snoof eens diep en keek hem met samengeknepen ogen aan. “En hoe-heet-ze dan?”
“Niet wolf genoeg.” Zijn gezicht was millimeters van dat van Remus verwijderd, die zijn adem inhield en tijdelijk vergat dat hij boos moest zijn zodra hij Sirius op zijn tong proefde.
mistyflower zei op 24 aug 2015 - 12:22:
{} De jongen die zei dat hij alles wist{}
‘Hey, kom je hier vaker?’ Hij vroeg het zonder met zijn ogen te knipperen. ‘Misschien’ antwoorde ze op een nonchalante toon. Maar van binnen ging haar hart te keer. Waarom vroeg hij dit. ‘Ik heb je hier nog niet eerder gezien.’ Vervolgde hij. ‘Niemand van jouw soort.’ Meestal als mensen dit woord gebruikte spugen ze het uit als of het iets vies is, maar hij zei het heel rustig alsof het slechts een feit was en niet meer. ‘En hier komen nooit vreemdelingen.’ ‘Ik ben op doorreis’ antwoorde ze. Het was niet helemaal gelogen. ‘Ik dacht dat jouw soort niet van reizen hield. Ik weet wat je bent.’ Zei hij zijn ogen vonkelde gevaarlijk. “ Ze liet geen emotie los, maar van binnen voelde ze zich nu helemaal in paniek. ‘Je vergist je, mijn ‘soort’ is dol op reizen. Ze reizen waarschijnlijk meer en vaker dan de veldwachters van de koning, die hele dagen lang door het koninkrijk trekken.’ ‘Ja, op zoek naar dieven en spionnen. De koning is een achterdochtig persoon, op een dag zal hij sterven van de honger omdat hij zelfs zijn voorproevers niet vertrouwd.” Ze schrok hierdoor. Ze had nog nooit iemand als hem ontmoet die zo over de koning durfde te spreken. ‘Ben je niet bang voor de veldwachters van de koning?’ ‘Waarom zou ik’ Zei hij stoer, maar hij keek toch even om zich heen. Toen boog hij zich naar haar en fluisterde: ‘Ik weet wie jullie zijn en wat jullie doen. Ik kan helpen.’ Dit had ze al helemaal niet verwacht. “Waarom?” Zei ze ademloos.
‘Dat doet er niet toe. Laat me met je mee komen.’ Ze reisde nooit met iemand samen, nooit. En daarnaast zou het dom zijn om een vreemdeling mee te nemen. Hij kon ze verraden. Ze wist immers niet wie hij was. ‘Hoe weet ik dat jij geen spion van de koning bent.’ Vroeg ze. ‘Dat weet je niet.’ ‘Dan kan je niet meekomen.’ Hij leek teleurgesteld, maar zei toen. ‘Je zult uiteindelijk hulp nodig hebben ergens op je missie en dan ben ik de enige die je kan helpen.’ Een ijskoude rilling liep over haar rug. Waarom klonk hij zo zeker. ‘Wat voor hulp kan jij bieden, die niemand anders kan bieden.’ ‘Daar zal je wel achter komen.’ ‘Je kan niet mee.’ Ze wist dat dit waar was, ze kon de andere niet op deze manier in gevaar brengen. ‘Zonder mij zal jij sterven voor de eerste sneeuw is gevallen.’ Zei hij, bijna kwaadaardig. ‘je hebt mij nodig.’ Misschien had hij gelijk, maar zij was altijd verstandig geweest en zou nooit vanwege zo een voorspelling haar vrienden en familie in de steek laten. Haar verantwoordelijkheid gevoel was daar de groot voor. Dus antwoordde ze: ‘Als dat zo is, dan leg ik mij daarbij neer. Je gaat niet met mij mee.’ Hierbij stond ze op en liep de groezelige herberg uit. Ze zou die nacht onder de sterren slapen. Pas later bedacht ze ,dat ze hem had moeten vragen hoe hij al die dingen wist.
{}506 woorden{}
{} De jongen die zei dat hij alles wist{}
‘Hey, kom je hier vaker?’ Hij vroeg het zonder met zijn ogen te knipperen. ‘Misschien’ antwoorde ze op een nonchalante toon. Maar van binnen ging haar hart te keer. Waarom vroeg hij dit. ‘Ik heb je hier nog niet eerder gezien.’ Vervolgde hij. ‘Niemand van jouw soort.’ Meestal als mensen dit woord gebruikte spugen ze het uit als of het iets vies is, maar hij zei het heel rustig alsof het slechts een feit was en niet meer. ‘En hier komen nooit vreemdelingen.’ ‘Ik ben op doorreis’ antwoorde ze. Het was niet helemaal gelogen. ‘Ik dacht dat jouw soort niet van reizen hield. Ik weet wat je bent.’ Zei hij zijn ogen vonkelde gevaarlijk. “ Ze liet geen emotie los, maar van binnen voelde ze zich nu helemaal in paniek. ‘Je vergist je, mijn ‘soort’ is dol op reizen. Ze reizen waarschijnlijk meer en vaker dan de veldwachters van de koning, die hele dagen lang door het koninkrijk trekken.’ ‘Ja, op zoek naar dieven en spionnen. De koning is een achterdochtig persoon, op een dag zal hij sterven van de honger omdat hij zelfs zijn voorproevers niet vertrouwd.” Ze schrok hierdoor. Ze had nog nooit iemand als hem ontmoet die zo over de koning durfde te spreken. ‘Ben je niet bang voor de veldwachters van de koning?’ ‘Waarom zou ik’ Zei hij stoer, maar hij keek toch even om zich heen. Toen boog hij zich naar haar en fluisterde: ‘Ik weet wie jullie zijn en wat jullie doen. Ik kan helpen.’ Dit had ze al helemaal niet verwacht. “Waarom?” Zei ze ademloos.
‘Dat doet er niet toe. Laat me met je mee komen.’ Ze reisde nooit met iemand samen, nooit. En daarnaast zou het dom zijn om een vreemdeling mee te nemen. Hij kon ze verraden. Ze wist immers niet wie hij was. ‘Hoe weet ik dat jij geen spion van de koning bent.’ Vroeg ze. ‘Dat weet je niet.’ ‘Dan kan je niet meekomen.’ Hij leek teleurgesteld, maar zei toen. ‘Je zult uiteindelijk hulp nodig hebben ergens op je missie en dan ben ik de enige die je kan helpen.’ Een ijskoude rilling liep over haar rug. Waarom klonk hij zo zeker. ‘Wat voor hulp kan jij bieden, die niemand anders kan bieden.’ ‘Daar zal je wel achter komen.’ ‘Je kan niet mee.’ Ze wist dat dit waar was, ze kon de andere niet op deze manier in gevaar brengen. ‘Zonder mij zal jij sterven voor de eerste sneeuw is gevallen.’ Zei hij, bijna kwaadaardig. ‘je hebt mij nodig.’ Misschien had hij gelijk, maar zij was altijd verstandig geweest en zou nooit vanwege zo een voorspelling haar vrienden en familie in de steek laten. Haar verantwoordelijkheid gevoel was daar de groot voor. Dus antwoordde ze: ‘Als dat zo is, dan leg ik mij daarbij neer. Je gaat niet met mij mee.’ Hierbij stond ze op en liep de groezelige herberg uit. Ze zou die nacht onder de sterren slapen. Pas later bedacht ze ,dat ze hem had moeten vragen hoe hij al die dingen wist.
{}506 woorden{}
xDevilBitch zei op 24 aug 2015 - 14:07:
Koffie
Het was niet alsof het de bedoeling was geweest. Het was niet alsof ze er überhaupt tijd voor had gehad. Ze was naar de universiteitsbibliotheek gekomen om keihard te blokken voor het met rasse scheden naderende tentamen. Niet voor dit.
Maar zoals het studenten betaamt was studieontwijkend gedrag haar eigen. Op de dagen dat urenlange dates met je studieboeken de enige mogelijkheid waren, waren televisieseries nog nooit zo spannend, stomme telefoonspelletjes nog nooit zo leuk en zelfs de stofjes die door de lucht vlogen nog nooit zo interessant geweest. Kun je nagaan wat er zou gebeuren als er iets écht interessants het toneel zou betreden.
“Hé, kom jij hier vaker?”
Het waren niet de woorden die ze had willen uitspreken. Ze had er diep over nagedacht, tussen regels over vanderwaalskrachten en waterstofbruggen, die ze door een gebrek aan concentratie telkens overnieuw moest lezen. Maar toen het diepgewortelde verlangen op te staan en bij haar boeken weg te gaan haar de moed had gegeven om richting het meisje te lopen, waren al die innerlijke pogingen plotsklaps uit haar geheugen gewist. Uit paniek had ze de eerste woorden die in haar opkwamen maar uitgesproken. Ze kon zichzelf wel slaan.
Het meisje keek op uit haar studieboek. Een veraste blik viel op Korra, die wel door de grond kon zakken.
“Net zoals iedereen hier, vooral tijdens tentamenperiodes,” sprak het meisje met een glimlach op haar gezicht. “Jij niet soms?”
Korra lachte zenuwachtig. “Ha ha, ja, ik ook! Dus, is het al bijna tijd voor een pauze? Die zijn heel belangrijk, weet je. Je neemt veel minder op als je te lang achter elkaar door studeert!” Weer kon ze zichzelf wel slaan. Wat was ze aan het doen? Zichzelf compleet voor schut zetten, dat was het!
Maar het meisje lachte haar niet uit. Nee, ze bladerde wat in haar boek en keek toen weer op. “Zodra ik dit hoofdstuk uit heb. Nog een pagina of vijftien. Dan zouden we wel koffie kunnen gaan drinken, als je wil?”
Even dacht Korra dat haar studieboeken haar brein nu compleet vermorzeld hadden. Hoorde ze dat goed? Of had ze zolang geleerd dat de inkt op de papieren haar had doen hallucineren? Het meisje keek haar nog steeds vragend aan. “Ja! Ja, fantastisch! Kom maar naar mij als je klaar bent. Ik zit daar,” ze wees naar de tafel waar haar studieboeken nog werkeloos lagen. “Nou, tot over vijftien pagina’s dan!”
“Tot zo!”
En Korra spurtte weg. Wat had ze gedaan? Ze had moeten leren, en nu ging ze ineens koffie drinken met een ontzettend leuk maar wildvreemd meisje. Zo ging ze haar tentamens nooit halen! Zeker niet nu haar brein het beschamende tafereel steeds opnieuw afspeelde, wat haar concentratie helemaal wegjoeg.
Ze had haar hoofd zo diep in haar boeken, dat ze het meisje nooit aan zag komen. Geschrokken sprong ze overeind toen ze met een hand op haar schouder de aandacht wilde trekken.
“Tijd voor koffie,” zei het meisje met een glimlach. “Ik ben trouwens Asami.”
500 woorden (aldus Scrivener)
Koffie
Het was niet alsof het de bedoeling was geweest. Het was niet alsof ze er überhaupt tijd voor had gehad. Ze was naar de universiteitsbibliotheek gekomen om keihard te blokken voor het met rasse scheden naderende tentamen. Niet voor dit.
Maar zoals het studenten betaamt was studieontwijkend gedrag haar eigen. Op de dagen dat urenlange dates met je studieboeken de enige mogelijkheid waren, waren televisieseries nog nooit zo spannend, stomme telefoonspelletjes nog nooit zo leuk en zelfs de stofjes die door de lucht vlogen nog nooit zo interessant geweest. Kun je nagaan wat er zou gebeuren als er iets écht interessants het toneel zou betreden.
“Hé, kom jij hier vaker?”
Het waren niet de woorden die ze had willen uitspreken. Ze had er diep over nagedacht, tussen regels over vanderwaalskrachten en waterstofbruggen, die ze door een gebrek aan concentratie telkens overnieuw moest lezen. Maar toen het diepgewortelde verlangen op te staan en bij haar boeken weg te gaan haar de moed had gegeven om richting het meisje te lopen, waren al die innerlijke pogingen plotsklaps uit haar geheugen gewist. Uit paniek had ze de eerste woorden die in haar opkwamen maar uitgesproken. Ze kon zichzelf wel slaan.
Het meisje keek op uit haar studieboek. Een veraste blik viel op Korra, die wel door de grond kon zakken.
“Net zoals iedereen hier, vooral tijdens tentamenperiodes,” sprak het meisje met een glimlach op haar gezicht. “Jij niet soms?”
Korra lachte zenuwachtig. “Ha ha, ja, ik ook! Dus, is het al bijna tijd voor een pauze? Die zijn heel belangrijk, weet je. Je neemt veel minder op als je te lang achter elkaar door studeert!” Weer kon ze zichzelf wel slaan. Wat was ze aan het doen? Zichzelf compleet voor schut zetten, dat was het!
Maar het meisje lachte haar niet uit. Nee, ze bladerde wat in haar boek en keek toen weer op. “Zodra ik dit hoofdstuk uit heb. Nog een pagina of vijftien. Dan zouden we wel koffie kunnen gaan drinken, als je wil?”
Even dacht Korra dat haar studieboeken haar brein nu compleet vermorzeld hadden. Hoorde ze dat goed? Of had ze zolang geleerd dat de inkt op de papieren haar had doen hallucineren? Het meisje keek haar nog steeds vragend aan. “Ja! Ja, fantastisch! Kom maar naar mij als je klaar bent. Ik zit daar,” ze wees naar de tafel waar haar studieboeken nog werkeloos lagen. “Nou, tot over vijftien pagina’s dan!”
“Tot zo!”
En Korra spurtte weg. Wat had ze gedaan? Ze had moeten leren, en nu ging ze ineens koffie drinken met een ontzettend leuk maar wildvreemd meisje. Zo ging ze haar tentamens nooit halen! Zeker niet nu haar brein het beschamende tafereel steeds opnieuw afspeelde, wat haar concentratie helemaal wegjoeg.
Ze had haar hoofd zo diep in haar boeken, dat ze het meisje nooit aan zag komen. Geschrokken sprong ze overeind toen ze met een hand op haar schouder de aandacht wilde trekken.
“Tijd voor koffie,” zei het meisje met een glimlach. “Ik ben trouwens Asami.”
500 woorden (aldus Scrivener)
xjeszell zei op 24 aug 2015 - 15:48:
De discussie was al maanden voor het feest überhaupt vaststond begonnen en beide probeerden ze iedereen van hun gelijk te overtuigen.
“Hermelien, geloof me nou,” begon Harry toen het feest steeds dichterbij kwam; de muren van de collegehallen waren inmiddels al helemaal volgeplakt met felle posters die het eerste collegefeest in jaren promootten – “het is heus wel mogelijk om iemand aan de haak te slaan door een openingszin te gebruiken.” Zijn beste vriendin had hierop als reactie geïrriteerd gezucht om vervolgens resoluut weg te lopen, terwijl ze met haar hoofd schudde.
In de paar dagen voor het feest waren de discussies overgegaan in spontane uitspraken in de richting van “maar toch heb ik gelijk,” gevolgd door welles/nietes discussies waar menig klasgenoot zich aan ergerde.
“Ik meen het jongens – kunnen jullie deze discussie niet staken tot na het feest?” vroeg Ron, de frustratie in zijn stem overduidelijk. “Eerder weten jullie het toch niet.”
“Je helpt ook niet echt,” zei Harry bot. Zijn beste vriend zuchtte en liep weg.
“Toch weet hij dat ik gelijk heb,” zei Hermelien toen hij buiten gehoor was, waarop Harry in de lach schoot.
En toen was het eindelijk zo ver; ’s avonds rond een uur of negen zou het beginnen, tot laat in de avond – of eerder, vroeg in de ochtend. Nu het bijna zover was begon Harry toch wel zenuwachtig te worden; hij wist immers het antwoord op één van de openingszinnen die door zijn hoofd spookten al, gezien het feit dat het feest enkel voor studenten van Zweinstein was. Maar wie weet, dacht hij, wie weet zou die ene zin het ijs breken – of zelfs doen smelten.
“Nerveus?” vroeg Ron die avond lachend tijdens het avondeten, waarop Harry eerst knikte, toen nee schudde en vervolgens zijn schouders ophaalde.
“Het is dubbel, weet je?” sprak hij, waarop zijn vriend ja knikte. “Ik bedoel; het begon als een stomme grap, maar nu wil ik ook mijn gelijk halen.”
Ron leek zijn interesse in het gesprek echter alweer enigszins verloren te zijn en was weer compleet op zijn eten gefocust.
De laatste uren vlogen voorbij en voor ze het doorhadden was het alweer tijd om naar de Grote Zaal te gaan, die al snel volliep. De meeste studenten – waaronder Harry – vonden al snel hun weg naar de bar.
“Het is vast makkelijker met alcohol in mijn systeem,” vertelde hij zichzelf. Het bier smaakte meer naar water dan naar bier, was overduidelijk verdund, maar dat deerde hem niet. Het was tenslotte goedkoop en vaak zat kreeg hij ook shotjes in alle kleuren van de regenboog aangereikt.
Uiteindelijk had hij zichzelf zo vaak voorgenomen om iemand aan te spreken op precies het moment dat ze uit het zicht verdwenen, dat hij besloot zijn hand op de schouder van het meisje met de wilde bos haren voor hem te leggen.
“Hey, kom jij hier vaker?” vroeg hij. Hij kon zichzelf echter wel voor zijn kop slaan toen hij erachter kwam dat het Hermelien was, maar haar leek het niks uit te maken. Ze keek hem lachend aan, sloeg haar armen om zijn nek en plaatste haar lippen op de zijne.
Ze smaakte naar een combinatie van bier en zoete drankjes, maar vooral naar overwinning.
Volgens Word 534 woorden. ^^
emn gosh, je zit er inderdaad zó aan. Toen ik het schreef dacht ik nog dat ik onder de 500 zat...
De discussie was al maanden voor het feest überhaupt vaststond begonnen en beide probeerden ze iedereen van hun gelijk te overtuigen.
“Hermelien, geloof me nou,” begon Harry toen het feest steeds dichterbij kwam; de muren van de collegehallen waren inmiddels al helemaal volgeplakt met felle posters die het eerste collegefeest in jaren promootten – “het is heus wel mogelijk om iemand aan de haak te slaan door een openingszin te gebruiken.” Zijn beste vriendin had hierop als reactie geïrriteerd gezucht om vervolgens resoluut weg te lopen, terwijl ze met haar hoofd schudde.
In de paar dagen voor het feest waren de discussies overgegaan in spontane uitspraken in de richting van “maar toch heb ik gelijk,” gevolgd door welles/nietes discussies waar menig klasgenoot zich aan ergerde.
“Ik meen het jongens – kunnen jullie deze discussie niet staken tot na het feest?” vroeg Ron, de frustratie in zijn stem overduidelijk. “Eerder weten jullie het toch niet.”
“Je helpt ook niet echt,” zei Harry bot. Zijn beste vriend zuchtte en liep weg.
“Toch weet hij dat ik gelijk heb,” zei Hermelien toen hij buiten gehoor was, waarop Harry in de lach schoot.
En toen was het eindelijk zo ver; ’s avonds rond een uur of negen zou het beginnen, tot laat in de avond – of eerder, vroeg in de ochtend. Nu het bijna zover was begon Harry toch wel zenuwachtig te worden; hij wist immers het antwoord op één van de openingszinnen die door zijn hoofd spookten al, gezien het feit dat het feest enkel voor studenten van Zweinstein was. Maar wie weet, dacht hij, wie weet zou die ene zin het ijs breken – of zelfs doen smelten.
“Nerveus?” vroeg Ron die avond lachend tijdens het avondeten, waarop Harry eerst knikte, toen nee schudde en vervolgens zijn schouders ophaalde.
“Het is dubbel, weet je?” sprak hij, waarop zijn vriend ja knikte. “Ik bedoel; het begon als een stomme grap, maar nu wil ik ook mijn gelijk halen.”
Ron leek zijn interesse in het gesprek echter alweer enigszins verloren te zijn en was weer compleet op zijn eten gefocust.
De laatste uren vlogen voorbij en voor ze het doorhadden was het alweer tijd om naar de Grote Zaal te gaan, die al snel volliep. De meeste studenten – waaronder Harry – vonden al snel hun weg naar de bar.
“Het is vast makkelijker met alcohol in mijn systeem,” vertelde hij zichzelf. Het bier smaakte meer naar water dan naar bier, was overduidelijk verdund, maar dat deerde hem niet. Het was tenslotte goedkoop en vaak zat kreeg hij ook shotjes in alle kleuren van de regenboog aangereikt.
Uiteindelijk had hij zichzelf zo vaak voorgenomen om iemand aan te spreken op precies het moment dat ze uit het zicht verdwenen, dat hij besloot zijn hand op de schouder van het meisje met de wilde bos haren voor hem te leggen.
“Hey, kom jij hier vaker?” vroeg hij. Hij kon zichzelf echter wel voor zijn kop slaan toen hij erachter kwam dat het Hermelien was, maar haar leek het niks uit te maken. Ze keek hem lachend aan, sloeg haar armen om zijn nek en plaatste haar lippen op de zijne.
Ze smaakte naar een combinatie van bier en zoete drankjes, maar vooral naar overwinning.
Volgens Word 534 woorden. ^^
emn gosh, je zit er inderdaad zó aan. Toen ik het schreef dacht ik nog dat ik onder de 500 zat...
Cynthia zei op 24 aug 2015 - 17:37:
Zonder hem
Hij had altijd alles met zijn tweeën gedaan. Samen wakker worden, samen eten, samen naar school – samen grappen uithalen. Nooit had hij zich zonder zijn wederhelft, de persoon die hem het meest dierbaar was, vertoont. Nooit.
En nu kon het niet anders.
Met een brok in zijn keel stapte hij de Lekkende Ketel binnen. De jongen werd meteen begroet door gezellige muziek en een aangename warmte. Hij ging aan de bar zitten naast een bejaarde man, kwam net niet met zijn voeten op de grond en bestelde een Boterbier. De vrouw achter de bar had hem vreemd aangekeken over haar ronde brilletje, maar zei verder niets.
Zelfs hier was het vreemd om zonder hem te zijn.
In stilte had de jongen zijn drankje opgedronken, terwijl hij wat in de Ochtendprofeet las. Omdat het zomer was, was het hier minder druk dan gebruikelijk. Normaalgesproken liepen hier de hele dag leerlingen rond die ofwel naar de Wegisweg gingen ofwel hier logeerden, voor de grote dag op één september aanbrak.
Maar nu niet. Er waren geen leerlingen, er was geen school.
En er was geen Fred.
‘Hé, kom je hier vaker?’
Enigszins verrast draaide George zich om op zijn kruk, keek recht in de ogen van een meisje.
‘Ja, eigenlijk wel,’ antwoordde hij, een glimlach op zijn gezicht toverend. ‘Maar jou heb ik hier nog nooit gezien, klopt dat?’
Fred zou haar een spetter genoemd hebben.
‘Dat klopt, ik ben hier pas aangekomen vanuit Frankrijk. Mag ik komen zitten?’
George knikte en draaide zich weer om naar de bar, terwijl het meisje op de kruk naast hem plaatsnam. In zijn ooghoeken zag hij de bejaarde man naar haar kijken, maar al gauw draaide deze zijn hoofd terug naar de krant.
‘Wil je misschien wat drinken?’
Het meisje knikte dankbaar. ‘Graag.’
Hij bestelde twee Boterbier, betaalde meteen.
‘Woon je hier in de buurt?’ vroeg hij toen, terwijl hij een glas voor haar neerzette.
‘Heel dichtbij,’ giechelde ze. ‘Ik ga hier tijdelijk wonen. Of, nou ja, logeren.’
‘Echt? Waarom hier?’
Fred zou een grappige opmerking hebben gemaakt.
‘We zijn net verhuisd, en mijn ouders zijn nog druk bezig alle spullen te verplaatsten. Het waren er nogal, eh, veel.’ Ze zuchtte, waarna ze hem ietwat beschaamd aankeek. ‘We woonden altijd boven een galerie en mijn moeder wilde alle schilderijen mee verhuizen naar hier,’ legde ze uit. ‘Nu moet ik dus tijdelijk in de Lekkende Ketel vertoeven.’
George keek haar met grote ogen aan, trok verbaasd een wenkbrauw op.
‘Dus je ouders dumpen je hier en dan moet je het maar uitzoeken?’
Ze begon te lachen. ‘Nee, nee. Ik wilde het zelf.’
‘Waarom zou je in dit, eh, dit pittoreske optrek willen wonen?’
Ze haalde haar schouders op, dronk haar glas leeg en liet zich weer van de kruk glijden. Enigszins verbaasd keek George haar aan.
‘Gewoon, simpel. Dit is vlakbij de Wegisweg en ik heb veel verhalen gehoord over een te gekke fopwinkel daar. Een paar vriendinnen van me zeiden dat de eigenaren zelfs erg aantrekkelijk zijn.’
Eigenaar.
‘Misschien moet ik er maar eens gaan kijken. Ik zie je vast nog wel!’ Ze giechelde opnieuw en liep toen weg, George in verbazing achterlatend, glimlachend.
Fred zou trots zijn geweest.
EINDE
533 volgens Word
En jeetje. Wat moest ik veel schrappen! Je zit er echt zó aan.
Zonder hem
Hij had altijd alles met zijn tweeën gedaan. Samen wakker worden, samen eten, samen naar school – samen grappen uithalen. Nooit had hij zich zonder zijn wederhelft, de persoon die hem het meest dierbaar was, vertoont. Nooit.
En nu kon het niet anders.
Met een brok in zijn keel stapte hij de Lekkende Ketel binnen. De jongen werd meteen begroet door gezellige muziek en een aangename warmte. Hij ging aan de bar zitten naast een bejaarde man, kwam net niet met zijn voeten op de grond en bestelde een Boterbier. De vrouw achter de bar had hem vreemd aangekeken over haar ronde brilletje, maar zei verder niets.
Zelfs hier was het vreemd om zonder hem te zijn.
In stilte had de jongen zijn drankje opgedronken, terwijl hij wat in de Ochtendprofeet las. Omdat het zomer was, was het hier minder druk dan gebruikelijk. Normaalgesproken liepen hier de hele dag leerlingen rond die ofwel naar de Wegisweg gingen ofwel hier logeerden, voor de grote dag op één september aanbrak.
Maar nu niet. Er waren geen leerlingen, er was geen school.
En er was geen Fred.
‘Hé, kom je hier vaker?’
Enigszins verrast draaide George zich om op zijn kruk, keek recht in de ogen van een meisje.
‘Ja, eigenlijk wel,’ antwoordde hij, een glimlach op zijn gezicht toverend. ‘Maar jou heb ik hier nog nooit gezien, klopt dat?’
Fred zou haar een spetter genoemd hebben.
‘Dat klopt, ik ben hier pas aangekomen vanuit Frankrijk. Mag ik komen zitten?’
George knikte en draaide zich weer om naar de bar, terwijl het meisje op de kruk naast hem plaatsnam. In zijn ooghoeken zag hij de bejaarde man naar haar kijken, maar al gauw draaide deze zijn hoofd terug naar de krant.
‘Wil je misschien wat drinken?’
Het meisje knikte dankbaar. ‘Graag.’
Hij bestelde twee Boterbier, betaalde meteen.
‘Woon je hier in de buurt?’ vroeg hij toen, terwijl hij een glas voor haar neerzette.
‘Heel dichtbij,’ giechelde ze. ‘Ik ga hier tijdelijk wonen. Of, nou ja, logeren.’
‘Echt? Waarom hier?’
Fred zou een grappige opmerking hebben gemaakt.
‘We zijn net verhuisd, en mijn ouders zijn nog druk bezig alle spullen te verplaatsten. Het waren er nogal, eh, veel.’ Ze zuchtte, waarna ze hem ietwat beschaamd aankeek. ‘We woonden altijd boven een galerie en mijn moeder wilde alle schilderijen mee verhuizen naar hier,’ legde ze uit. ‘Nu moet ik dus tijdelijk in de Lekkende Ketel vertoeven.’
George keek haar met grote ogen aan, trok verbaasd een wenkbrauw op.
‘Dus je ouders dumpen je hier en dan moet je het maar uitzoeken?’
Ze begon te lachen. ‘Nee, nee. Ik wilde het zelf.’
‘Waarom zou je in dit, eh, dit pittoreske optrek willen wonen?’
Ze haalde haar schouders op, dronk haar glas leeg en liet zich weer van de kruk glijden. Enigszins verbaasd keek George haar aan.
‘Gewoon, simpel. Dit is vlakbij de Wegisweg en ik heb veel verhalen gehoord over een te gekke fopwinkel daar. Een paar vriendinnen van me zeiden dat de eigenaren zelfs erg aantrekkelijk zijn.’
Eigenaar.
‘Misschien moet ik er maar eens gaan kijken. Ik zie je vast nog wel!’ Ze giechelde opnieuw en liep toen weg, George in verbazing achterlatend, glimlachend.
Fred zou trots zijn geweest.
EINDE
533 volgens Word
En jeetje. Wat moest ik veel schrappen! Je zit er echt zó aan.
MoonRocker zei op 24 aug 2015 - 17:37:
Barmannen
‘Hé, kom jij hier vaker?’
Enigszins verstoord keek Georg op van zijn drankje. Hij lachte echter toen hij de spreker herkende, sloeg hem op zijn schouder en wenkte de barman om een glaasje van hetzelfde.
‘Is dat nou de openingszin waar iedereen voor smelt?’ vroeg hij grijnzend.
Daarmee verdiende hij een stomp tegen zijn bovenarm. Terwijl hij zo nonchalant mogelijk over de toch wel pijnlijke plek wreef, nam Bill met een glimlach en een knipoog zijn drankje in ontvangst. Georg rolde met zijn ogen en nam nog een slok.
‘Minder rollen, meer knipperen,’ zei Bill.
‘Bill,’ verzuchtte Georg, ‘dat ik nog nooit in een homobar ben geweest, betekent niet dat ik niet weet hoe ik moet flirten!’
De zanger trok een wenkbrauw op en wees naar de dansvloer. Georg draaide zich erheen en weer terug toen hij niet kon ontdekken waar Bill precies naar wees. Vragend keek hij hem aan.
‘Bewijs het maar,’ daagde de zanger hem uit.
‘Nu?’ vroeg Georg.
Terwijl Georg enigszins onhandig door de menigte probeerde te dansen, hing Bill rond bij de bar. Ongeduldig probeerde hij Georg op te sporen in de deinende massa, maar de bassist was niet lang genoeg om duidelijk boven de anderen uit te steken en natuurlijk had hij niets opvallends aangetrokken. Met een zucht plofte Bill op een van de barkrukken en bestelde een nieuw drankje.
Fronsend nam hij een paar slokken. Hij stelde zich voor dat de bassist die menigte in sturen voelde alsof je kleuter voor het eerst naar school ging en dat zat hem dwars. Natuurlijk was Georg attent, grappig en, toegegeven, ongelooflijk aantrekkelijk, maar ze waren ook al zijn halve leven vrienden en dan was het anders.
Verschrikt knipperde hij met zijn ogen toen Georg plots weer voor hem stond. Tot zijn verbazing had Georg niemand bij zich; Bill had verwacht dat de bassist zijn gelijk toch wel wilde halen. Nog verbaasder was hij toen Georg zijn hand nam en hem richting de dansvloer leidde.
‘Wat doe je?’ riep hij in het oor van de bassist.
Eenmaal op de dansvloer draaide Georg zich naar Bill toe en trok de zanger dichter tegen zich aan. Hij zei niets, glimlachte alleen. Zo dansten ze een tijdje, tot Bill dorst kreeg. Ze struikelden de menigte uit en bestelden wat fris.
Georg haalde een hand door zijn haar en leunde achterover tegen de bar. Tijdens het dansen had hij het gevoel gekregen dat Bill het niet meer zo zag zitten tussen hen, hoewel er überhaupt nauwelijks iets was. Bovendien begreep Georg niet dat de zanger er niet gewoon over praatte; Bill was immers een van zijn oudste vrienden. Hij zette zijn lege glas met een klap op het blad van de bar. Toen Bill verschrikt naar hem keek, zag Georg zijn kans schoon en drukte zijn lippen op die van de zanger. Zodra ze elkaar loslieten, keek hij Bill met grote ogen aan. De zanger begon te lachen.
‘Zie je wel,’ zei hij.
‘Wat?’ vroeg Georg verward.
‘Dat die openingszin werkt.’
[500 volgens Word]
Barmannen
‘Hé, kom jij hier vaker?’
Enigszins verstoord keek Georg op van zijn drankje. Hij lachte echter toen hij de spreker herkende, sloeg hem op zijn schouder en wenkte de barman om een glaasje van hetzelfde.
‘Is dat nou de openingszin waar iedereen voor smelt?’ vroeg hij grijnzend.
Daarmee verdiende hij een stomp tegen zijn bovenarm. Terwijl hij zo nonchalant mogelijk over de toch wel pijnlijke plek wreef, nam Bill met een glimlach en een knipoog zijn drankje in ontvangst. Georg rolde met zijn ogen en nam nog een slok.
‘Minder rollen, meer knipperen,’ zei Bill.
‘Bill,’ verzuchtte Georg, ‘dat ik nog nooit in een homobar ben geweest, betekent niet dat ik niet weet hoe ik moet flirten!’
De zanger trok een wenkbrauw op en wees naar de dansvloer. Georg draaide zich erheen en weer terug toen hij niet kon ontdekken waar Bill precies naar wees. Vragend keek hij hem aan.
‘Bewijs het maar,’ daagde de zanger hem uit.
‘Nu?’ vroeg Georg.
Terwijl Georg enigszins onhandig door de menigte probeerde te dansen, hing Bill rond bij de bar. Ongeduldig probeerde hij Georg op te sporen in de deinende massa, maar de bassist was niet lang genoeg om duidelijk boven de anderen uit te steken en natuurlijk had hij niets opvallends aangetrokken. Met een zucht plofte Bill op een van de barkrukken en bestelde een nieuw drankje.
Fronsend nam hij een paar slokken. Hij stelde zich voor dat de bassist die menigte in sturen voelde alsof je kleuter voor het eerst naar school ging en dat zat hem dwars. Natuurlijk was Georg attent, grappig en, toegegeven, ongelooflijk aantrekkelijk, maar ze waren ook al zijn halve leven vrienden en dan was het anders.
Verschrikt knipperde hij met zijn ogen toen Georg plots weer voor hem stond. Tot zijn verbazing had Georg niemand bij zich; Bill had verwacht dat de bassist zijn gelijk toch wel wilde halen. Nog verbaasder was hij toen Georg zijn hand nam en hem richting de dansvloer leidde.
‘Wat doe je?’ riep hij in het oor van de bassist.
Eenmaal op de dansvloer draaide Georg zich naar Bill toe en trok de zanger dichter tegen zich aan. Hij zei niets, glimlachte alleen. Zo dansten ze een tijdje, tot Bill dorst kreeg. Ze struikelden de menigte uit en bestelden wat fris.
Georg haalde een hand door zijn haar en leunde achterover tegen de bar. Tijdens het dansen had hij het gevoel gekregen dat Bill het niet meer zo zag zitten tussen hen, hoewel er überhaupt nauwelijks iets was. Bovendien begreep Georg niet dat de zanger er niet gewoon over praatte; Bill was immers een van zijn oudste vrienden. Hij zette zijn lege glas met een klap op het blad van de bar. Toen Bill verschrikt naar hem keek, zag Georg zijn kans schoon en drukte zijn lippen op die van de zanger. Zodra ze elkaar loslieten, keek hij Bill met grote ogen aan. De zanger begon te lachen.
‘Zie je wel,’ zei hij.
‘Wat?’ vroeg Georg verward.
‘Dat die openingszin werkt.’
[500 volgens Word]
Bodine zei op 24 aug 2015 - 21:48:
Het lijkt ons, zoals jullie misschien al gezien hebben in 't topic, leuk als we aan 't eind van de week allemaal een top 3 inleveren met de mooiste/leukste/verrassendste stukken erin. De mensen van wie die stukken zijn, krijgen dan +1. Aangezien het zo druk is, is het misschien handig om gewoon per dag je top 3 te vertellen. Pas de top 3 die je zondag om 00.00 inlevert telt voor de puntentelling, maar gewoon voor de leuk en om voor jezelf het overzicht te bewaren. Dus - welke drie stukjes hebben vandaag het meest indruk op jou gemaakt? Je het meest verrast? Welke waren het origineelst? (En waarom?).
Het lijkt ons, zoals jullie misschien al gezien hebben in 't topic, leuk als we aan 't eind van de week allemaal een top 3 inleveren met de mooiste/leukste/verrassendste stukken erin. De mensen van wie die stukken zijn, krijgen dan +1. Aangezien het zo druk is, is het misschien handig om gewoon per dag je top 3 te vertellen. Pas de top 3 die je zondag om 00.00 inlevert telt voor de puntentelling, maar gewoon voor de leuk en om voor jezelf het overzicht te bewaren. Dus - welke drie stukjes hebben vandaag het meest indruk op jou gemaakt? Je het meest verrast? Welke waren het origineelst? (En waarom?).
Bodine zei op 24 aug 2015 - 21:57:
Ik ga zelf met originaliteit gaan en daarom zijn het vandaag (op alfabetische volgorde):
- De jongen die zei dat hij alles al wist (van Misty)
Omdat: haar setting de enige setting is die niet... nou ja, de rest heeft allemaal moderne public places gekozen en dit springt daar heel erg uit.
- Koffie (van Daan)
Omdat: haar personage zelf degene is die de pick up line gebruikt en dat is leuk :3
- Maanling en Sluipvoet (van Elise)
Omdat: dude. omdat. Remus/Sirius. Maar vooral de manier waarop. De haat/liefde-bam was zo fijn.
Ik ga zelf met originaliteit gaan en daarom zijn het vandaag (op alfabetische volgorde):
- De jongen die zei dat hij alles al wist (van Misty)
Omdat: haar setting de enige setting is die niet... nou ja, de rest heeft allemaal moderne public places gekozen en dit springt daar heel erg uit.
- Koffie (van Daan)
Omdat: haar personage zelf degene is die de pick up line gebruikt en dat is leuk :3
- Maanling en Sluipvoet (van Elise)
Omdat: dude. omdat. Remus/Sirius. Maar vooral de manier waarop. De haat/liefde-bam was zo fijn.
Welkom bij de 500 Challenge! Over twaalf uur beginnen we hiermee, dus hier is het allereerste topic, voor de allereerste week.
Hebben we er zin in?
B E L A N G R I J K
- Post de stukjes die je schrijft (tussen de 450 en 550 woorden) in dit topic. Anders telt het niet.
[- Als je niet online kunt komen maar wel iets geschreven hebt, stuur dan een foto via Whatsapp ofzo, in pb kun je om nummers vragen.]
- Heb heel erg veel plezier.
P R O M P T S
- maandag: gebruik de openingszin, "hé, kom jij hier vaker?"
- dinsdag: beschrijf de eerste zin die personage A ooit tegen personage B zei, en de situatie er rond.
- woensdag: schrijf het eerste gesprek dat personage A heeft met personage(s) B(/C/D/...) nadat hij/zij terugkomt van iets.
- donderdag: beschrijf personages A/B/C/... die er zijn op de openingsnacht/-dag van iets.
- vrijdag: personage A vindt een opening/doorgang in de muur en besluit dat personage(s) B(/C/...) mee moet(en) gaan kijken.
- zaterdag: personage A zit in het bandje dat de openingsact verzorgt voor een deel van de wereldtournee van de band van personage B.
- zondag: open je stukje met de zin: "Het houdt/hield maar niet op met regenen."
T U S S E N S T A N D
1. Kay - 11,5
2. Bo - 10,7
3. Dezh - 10
4. Elise - 9,4
5. Daan - 8,7
6. Misty - 8,6
7. Ivana - 7,7
8. Merula - 7,6
9. Juul - 7,5
10. Kirsten - 6,6
11. Cynthia - 5
12. Jess - 4
13. Vera - 1