Hoofdcategorieën
Home » Forum » Stamcafé » [500] Week #4
[500] Week #4
Kayley zei op 15 sep 2015 - 23:19:
Wit is niet één kleur, had Anton Sokolov haar verteld, Maar een combinatie van alle kleuren van het spectrum. Dat had ze toen mooi gevonden; het idee dat iets álles kon zijn. Dat alle afzonderlijke kleuren dan verloren gaan, alle goede en minder goede eigenschappen samengemengd in het grote geheel, was een opoffering die ze moesten maken.
Slechts een paar jaar later kan ze al niet meer onschuldig over kleuren nadenken; heeft ze überhaupt nooit meer tijd hebben om tekeningen te maken met de potloden die Piero voor haar meebrengt vanuit de stad—tekeningen voor de man die een glimlach vol witte tanden verbergt achter zijn masker, voor de vrouw wier witte handschoenen haar vroeger aan dansfeesten en aan rijke mensen deed denken.
Nu denkt ze bij handschoenen alleen nog maar aan het bedekken van het teken op de achterkant van haar hand.
En het idee dat iets alles kan zijn, een functionerend geheel van allerlei invloeden, is een sprookje voor haar geworden. Zij zou alles moeten zijn dat de Eilanden nodig hebben—dat is ze niet.
Keizerin is niet wat ze gehoopt had dat het zou zijn.
Ze heeft dan wel de honderden jurken waar ze over gedroomd had en als ze het écht wil dan zijn er mensen die waarmaken waar ze ook om vraagt, maar die macht komt met een grote verantwoordelijkheid. Ze kan niet heel de geldbuidel van de staat opmaken aan pony’s en boottochtjes.
Een kind hoort zulke dingen nog niet te beseffen.
De problemen van haar volk, het gebrek aan lopende financiën, de duisternis in het rijk dat nog door haar moeder bestuurd had moeten worden—het spookt steeds meer door haar hoofd.
Alles waar ze zich zorgen om zou moeten maken, was geen fruitsap op haar witte ensemble te morsen.
Anton Sokolov heeft haar nog meer dingen verteld. Dat zwart niets is—ze kan alleen maar aan haar moeder denken, die tot niets gereduceerd werd recht voor haar ogen, en aan Corvo, die zo zwart is dat hij probleemloos in de schaduwen opgaat, en aan de Outsider, wiens ogen niets bevatten. Dat er mensen zijn die geen enkele kleur kunnen waarnemen, voor wie de wereld een vage, eentonige plek wordt—zo’n plek kent ze ook, bezoekt ze bijna elke nacht in haar dromen.
Het is één van de zeldzame namiddagen dat ze geen lessen heeft met Callista of gesprekken met de man die haar hoofd voor haar moet ontwarren; Corvo zit op een boot met Geofrey Curnow en de Outsider heeft het te druk met Daud en zijn huurmoordenaars… Buiten een legertje lijfwachten die door de gang voor haar kamer marcheren, is ze helemaal alleen.
Emily haalt een boek van onder haar matras en kruipt tegen het raam, om zonlicht op het papier te laten schijnen. Het boek valt open recht in het midden, op het schilderij waar ze zo van houdt.
Een Tyviaans landschap: ruwe bergen, een dikke laag sneeuw.
En bloed, een rood dat fel afsteekt tegen haar favoriete kleur: wit.
[x]—Wit—[x]
Wit is niet één kleur, had Anton Sokolov haar verteld, Maar een combinatie van alle kleuren van het spectrum. Dat had ze toen mooi gevonden; het idee dat iets álles kon zijn. Dat alle afzonderlijke kleuren dan verloren gaan, alle goede en minder goede eigenschappen samengemengd in het grote geheel, was een opoffering die ze moesten maken.
Slechts een paar jaar later kan ze al niet meer onschuldig over kleuren nadenken; heeft ze überhaupt nooit meer tijd hebben om tekeningen te maken met de potloden die Piero voor haar meebrengt vanuit de stad—tekeningen voor de man die een glimlach vol witte tanden verbergt achter zijn masker, voor de vrouw wier witte handschoenen haar vroeger aan dansfeesten en aan rijke mensen deed denken.
Nu denkt ze bij handschoenen alleen nog maar aan het bedekken van het teken op de achterkant van haar hand.
En het idee dat iets alles kan zijn, een functionerend geheel van allerlei invloeden, is een sprookje voor haar geworden. Zij zou alles moeten zijn dat de Eilanden nodig hebben—dat is ze niet.
Keizerin is niet wat ze gehoopt had dat het zou zijn.
Ze heeft dan wel de honderden jurken waar ze over gedroomd had en als ze het écht wil dan zijn er mensen die waarmaken waar ze ook om vraagt, maar die macht komt met een grote verantwoordelijkheid. Ze kan niet heel de geldbuidel van de staat opmaken aan pony’s en boottochtjes.
Een kind hoort zulke dingen nog niet te beseffen.
De problemen van haar volk, het gebrek aan lopende financiën, de duisternis in het rijk dat nog door haar moeder bestuurd had moeten worden—het spookt steeds meer door haar hoofd.
Alles waar ze zich zorgen om zou moeten maken, was geen fruitsap op haar witte ensemble te morsen.
Anton Sokolov heeft haar nog meer dingen verteld. Dat zwart niets is—ze kan alleen maar aan haar moeder denken, die tot niets gereduceerd werd recht voor haar ogen, en aan Corvo, die zo zwart is dat hij probleemloos in de schaduwen opgaat, en aan de Outsider, wiens ogen niets bevatten. Dat er mensen zijn die geen enkele kleur kunnen waarnemen, voor wie de wereld een vage, eentonige plek wordt—zo’n plek kent ze ook, bezoekt ze bijna elke nacht in haar dromen.
Het is één van de zeldzame namiddagen dat ze geen lessen heeft met Callista of gesprekken met de man die haar hoofd voor haar moet ontwarren; Corvo zit op een boot met Geofrey Curnow en de Outsider heeft het te druk met Daud en zijn huurmoordenaars… Buiten een legertje lijfwachten die door de gang voor haar kamer marcheren, is ze helemaal alleen.
Emily haalt een boek van onder haar matras en kruipt tegen het raam, om zonlicht op het papier te laten schijnen. Het boek valt open recht in het midden, op het schilderij waar ze zo van houdt.
Een Tyviaans landschap: ruwe bergen, een dikke laag sneeuw.
En bloed, een rood dat fel afsteekt tegen haar favoriete kleur: wit.
[x]—500 woorden—[x]
Eliros zei op 16 sep 2015 - 0:10:
P R O M P T 3
Personage A probeert B van zijn/haar favoriet te overtuigen.
P R O M P T 3
Personage A probeert B van zijn/haar favoriet te overtuigen.
Kayley zei op 16 sep 2015 - 11:30:
Reverse spoiler warning: als je hier op reageert, gelieve niets te spoilen voor het spel. Ik zit nog maar een uurtje ver, ongeveer.
Het is een van de zeldzame namiddagen dat zowel Ezio als Federico Auditore da Firenze helemaal niets te doen hebben. Ze zitten bovenop het dak van het huis, met hun armen onder hun hoofden gevouwen. Voor eens is zelfs het lawaai op de straat nauwelijks hoorbaar.
Het is stil en rustig.
Natuurlijk vervelen de twee broers zich meteen. Genieten van een namiddag niksen is weggelegd voor sááie rijken, voor oudere mensen, of een combinatie van de twee. Ezio zit als eerst rechtop en trekt zijn schoenen weer aan, alvorens zijn oudere broer tegen de scheen te trappen.
“Kom op, dan laat ik je mijn favoriet zien.”
“Je favoriete wat?” vraagt Federico, maar ziet dat Ezio zich al voorwaarts van het dak laat vallen en snelt hem achterna.
Ze hebben er geen moeite mee tegen de gebouwen op te springen, al bijt het steen terug—in hun handen, knieën, de zolen van hun laarzen. Ezio voelt dat hij niet veel langer met dit paar verder zal kunnen; steeds meer en meer schaaft uit de zool weg tot het uiteindelijk helemaal doorgebroken zal zijn. Die gedachte vliegt even snel weg als hij over de daken.
Ze steken de rivier Arno over via de Ponte Vecchio, waaronder vrouwen gillen bij het horen van de doffe dreunen van hun voetstappen over de dakpannetjes, maar lang genieten van het geluid kan Ezio niet—Federico haalt hem in en klautert via een kerkje de hogere daken weer op.
Firenze is hun speeltuin. Er zijn niet veel monumenten die ze nog niet beklommen hebben, daken waarop ze nog geen herinneringen gemaakt hebben. De daken duwen hen hoger en sneller vooruit. De haast waarmee ze steeds hoger en hoger geraken, zou de straatjochies het hoofd doen duizelen.
Eén keer valt hij bijna. Federico heeft langere benen en sterkere armen, dus zich van de ene naar de andere kant van de straat katapulteren en zich via een balk omhoog slingeren, kost hem bijna geen moeite. Zijn ene hand glijdt meteen van de balk af. Het is niet hoog genoeg om dood te gaan, maar zijn benen breken is tien keer zo erg.
Zijn rechterhand is echter wél stevig om de balk geklemd en hij hijst zich omhoog.
Hijgend komt hij weer bij Federico te staan. “Het is niet ver meer.”
Vier straten van de Duomo verwijderd is er een dakkapelletje bovenop een statig huis. Ezio klimt er tegenop en gaat op de dikke, houten vensterbank zitten. Zijn benen zwaaien vrolijk heen en weer.
“Wat is dit?” Zijn broer ziet er oprecht vertwijfeld uit.
Hij grijnst en leunt achteruit. “Mijn favoriete uitzicht. Beste uitzicht van heel de stad, vind je ook niet?”
Weer blijven ze even stil, lijken ze even van de rust en de zon en de vrijheid te genieten, en dan schudt Federico zijn hoofd. “Nee, eigenlijk niet. Ik laat je wel het échte beste uitzicht zien.”
De twee Auditores vertrekken weer; lachend en hollend brengen ze hun vrije zondagnamiddag samen door, hoog op de daken van Firenze.
Reverse spoiler warning: als je hier op reageert, gelieve niets te spoilen voor het spel. Ik zit nog maar een uurtje ver, ongeveer.
[x]—Op de daken van Firenze—[x]
Het is een van de zeldzame namiddagen dat zowel Ezio als Federico Auditore da Firenze helemaal niets te doen hebben. Ze zitten bovenop het dak van het huis, met hun armen onder hun hoofden gevouwen. Voor eens is zelfs het lawaai op de straat nauwelijks hoorbaar.
Het is stil en rustig.
Natuurlijk vervelen de twee broers zich meteen. Genieten van een namiddag niksen is weggelegd voor sááie rijken, voor oudere mensen, of een combinatie van de twee. Ezio zit als eerst rechtop en trekt zijn schoenen weer aan, alvorens zijn oudere broer tegen de scheen te trappen.
“Kom op, dan laat ik je mijn favoriet zien.”
“Je favoriete wat?” vraagt Federico, maar ziet dat Ezio zich al voorwaarts van het dak laat vallen en snelt hem achterna.
Ze hebben er geen moeite mee tegen de gebouwen op te springen, al bijt het steen terug—in hun handen, knieën, de zolen van hun laarzen. Ezio voelt dat hij niet veel langer met dit paar verder zal kunnen; steeds meer en meer schaaft uit de zool weg tot het uiteindelijk helemaal doorgebroken zal zijn. Die gedachte vliegt even snel weg als hij over de daken.
Ze steken de rivier Arno over via de Ponte Vecchio, waaronder vrouwen gillen bij het horen van de doffe dreunen van hun voetstappen over de dakpannetjes, maar lang genieten van het geluid kan Ezio niet—Federico haalt hem in en klautert via een kerkje de hogere daken weer op.
Firenze is hun speeltuin. Er zijn niet veel monumenten die ze nog niet beklommen hebben, daken waarop ze nog geen herinneringen gemaakt hebben. De daken duwen hen hoger en sneller vooruit. De haast waarmee ze steeds hoger en hoger geraken, zou de straatjochies het hoofd doen duizelen.
Eén keer valt hij bijna. Federico heeft langere benen en sterkere armen, dus zich van de ene naar de andere kant van de straat katapulteren en zich via een balk omhoog slingeren, kost hem bijna geen moeite. Zijn ene hand glijdt meteen van de balk af. Het is niet hoog genoeg om dood te gaan, maar zijn benen breken is tien keer zo erg.
Zijn rechterhand is echter wél stevig om de balk geklemd en hij hijst zich omhoog.
Hijgend komt hij weer bij Federico te staan. “Het is niet ver meer.”
Vier straten van de Duomo verwijderd is er een dakkapelletje bovenop een statig huis. Ezio klimt er tegenop en gaat op de dikke, houten vensterbank zitten. Zijn benen zwaaien vrolijk heen en weer.
“Wat is dit?” Zijn broer ziet er oprecht vertwijfeld uit.
Hij grijnst en leunt achteruit. “Mijn favoriete uitzicht. Beste uitzicht van heel de stad, vind je ook niet?”
Weer blijven ze even stil, lijken ze even van de rust en de zon en de vrijheid te genieten, en dan schudt Federico zijn hoofd. “Nee, eigenlijk niet. Ik laat je wel het échte beste uitzicht zien.”
De twee Auditores vertrekken weer; lachend en hollend brengen ze hun vrije zondagnamiddag samen door, hoog op de daken van Firenze.
[x]—500 woorden—[x]
Eliros zei op 16 sep 2015 - 21:07:
[500]
[mocht je Mr. Robot kijken of plannen hebben om dat te doen; spoilers. dus. ja.]
“Neem een hamburger.”
Elliot wil geen hamburger. Hij staart zijn vader vanonder zijn wimpers aan, perst zijn lippen op elkaar. Hij schudt zijn hoofd.
Ik snap niet hoe hij op dit moment dit aan hamburgers kan denken. De hele wereld overhoop. Een hamburger. Alsof het niets is.
Zijn vader kijkt hem niet aan, heeft in plaats daarvan zijn ogen op de menukaart van de diner gericht en gaat de hamburgers langs. Hij legt zijn kaart neer. “Vandaag is niet de tijd om te experimenteren. Ik ga voor mijn vaste burger. Je moet hem eens proberen.”
Als Elliot het vieze raam uitkijkt kan hij voetgangers bestuderen. Om het even komen er mensen langs met maskers van fsociety op. Van zijn werk. Zijn werk en dat van Darlene en zijn vader. En dat van Trenton en Mobley en Ramos. Van mijn vader. Nee. Van mij. Want ik ben mijn vader. Ik ben Mr. Robot. Mijn vader is dood.
“Neem een hamburger.”
“Nee.”
“Neem een hamburger.” Zijn vader kijkt hem glimlachend aan, schuift de kaart naar hem toe en tikt op zijn favoriete maaltijd.
Elliot gunt de kaart geen blik waardig. “Nee.” Zijn handen liggen op tafel, gebald tot vuisten. Hij kijkt om zich heen. Is het wel veilig?
Zijn vader slaat met een vuist op tafel. “Ik wil dit vieren. Dus dat gaan we doen. Met een hamburger.” De mensen rond hen heen kijken verstoord op. Hij voelt ogen in zijn achterhoofd en zijkant en gezicht prikken en wil in zijn trui wegkruipen. Zijn vingers jeuken om zijn capuchon weer op te zetten, maar hij houdt zich in.
De serveerster komt langs. Zijn vader bestelt zijn hamburger, Elliot vraagt alleen maar om koffie en gaat dan weer verder met stil wezen.
Op de tv is het nieuws weer bezig. Het gaat over Evil Corp en fsociety. Elliot ziet af en toe een beeld van één van fsociety's video's voorbijkomen. Het nieuws springt al gauw over op de publiekelijke zelfmoord van de EVP van het conglomeraat. Hij draait zijn hoofd weg en kijkt weer naar buiten.
“Prachtig,” fluister zijn vader. Hij glundert. “Kijk dan, jongen. Kijk dan. Dit is de anarchie waar we van hebben gedroomd.”
Wat heb ik gedaan?
Hij sluit zijn ogen en haalt diep adem.
Ik heb voor revolutie gezorgd. En dat met een paar regels code. Het enige dat nodig is om de wereld als een kaartenhuis in elkaar te laten storten.
Het meisje komt zijn vaders hamburger brengen. Zijn vader bedankt haar vriendelijk en scheurt zijn eten in tweeën. Hij steekt een helft uit naar Elliot. “Hier.”
“Nee.”
“Ik wil dat je mijn favoriete burger probeert.”
“Geen trek.”
“Eet.”
“Nee.”
Zijn vader schuift de helft op een servetje naar hem toe. “Ik kan ook weer een scène schoppen, als je dat liever hebt.”
“Is het zo belangrijk?” Elliot kijkt hem met tegenzin aan.
“Ja.”
Elliot neemt het eten aan en begint met een zucht te eten.
[500]
[mocht je Mr. Robot kijken of plannen hebben om dat te doen; spoilers. dus. ja.]
“Neem een hamburger.”
Elliot wil geen hamburger. Hij staart zijn vader vanonder zijn wimpers aan, perst zijn lippen op elkaar. Hij schudt zijn hoofd.
Ik snap niet hoe hij op dit moment dit aan hamburgers kan denken. De hele wereld overhoop. Een hamburger. Alsof het niets is.
Zijn vader kijkt hem niet aan, heeft in plaats daarvan zijn ogen op de menukaart van de diner gericht en gaat de hamburgers langs. Hij legt zijn kaart neer. “Vandaag is niet de tijd om te experimenteren. Ik ga voor mijn vaste burger. Je moet hem eens proberen.”
Als Elliot het vieze raam uitkijkt kan hij voetgangers bestuderen. Om het even komen er mensen langs met maskers van fsociety op. Van zijn werk. Zijn werk en dat van Darlene en zijn vader. En dat van Trenton en Mobley en Ramos. Van mijn vader. Nee. Van mij. Want ik ben mijn vader. Ik ben Mr. Robot. Mijn vader is dood.
“Neem een hamburger.”
“Nee.”
“Neem een hamburger.” Zijn vader kijkt hem glimlachend aan, schuift de kaart naar hem toe en tikt op zijn favoriete maaltijd.
Elliot gunt de kaart geen blik waardig. “Nee.” Zijn handen liggen op tafel, gebald tot vuisten. Hij kijkt om zich heen. Is het wel veilig?
Zijn vader slaat met een vuist op tafel. “Ik wil dit vieren. Dus dat gaan we doen. Met een hamburger.” De mensen rond hen heen kijken verstoord op. Hij voelt ogen in zijn achterhoofd en zijkant en gezicht prikken en wil in zijn trui wegkruipen. Zijn vingers jeuken om zijn capuchon weer op te zetten, maar hij houdt zich in.
De serveerster komt langs. Zijn vader bestelt zijn hamburger, Elliot vraagt alleen maar om koffie en gaat dan weer verder met stil wezen.
Op de tv is het nieuws weer bezig. Het gaat over Evil Corp en fsociety. Elliot ziet af en toe een beeld van één van fsociety's video's voorbijkomen. Het nieuws springt al gauw over op de publiekelijke zelfmoord van de EVP van het conglomeraat. Hij draait zijn hoofd weg en kijkt weer naar buiten.
“Prachtig,” fluister zijn vader. Hij glundert. “Kijk dan, jongen. Kijk dan. Dit is de anarchie waar we van hebben gedroomd.”
Wat heb ik gedaan?
Hij sluit zijn ogen en haalt diep adem.
Ik heb voor revolutie gezorgd. En dat met een paar regels code. Het enige dat nodig is om de wereld als een kaartenhuis in elkaar te laten storten.
Het meisje komt zijn vaders hamburger brengen. Zijn vader bedankt haar vriendelijk en scheurt zijn eten in tweeën. Hij steekt een helft uit naar Elliot. “Hier.”
“Nee.”
“Ik wil dat je mijn favoriete burger probeert.”
“Geen trek.”
“Eet.”
“Nee.”
Zijn vader schuift de helft op een servetje naar hem toe. “Ik kan ook weer een scène schoppen, als je dat liever hebt.”
“Is het zo belangrijk?” Elliot kijkt hem met tegenzin aan.
“Ja.”
Elliot neemt het eten aan en begint met een zucht te eten.
Bodine zei op 16 sep 2015 - 23:19:
“Kijk nou!” roept Hermelien uit, bevroren blosjes op haar wangen, terwijl ze met een gehandschoende vinger richting een rode waas in de lucht wijst. Harry weet wie de vurige haren toebehoren, weet waarom Hermelien ernaar wijst en schudt zijn hoofd, een eigenwijze grijns op zijn verkleumde gezicht.
“Ja, ja,” mompelt Ron, die aan de andere kant van Harry zat. “Ze is wel goed, hoor – maar zoveel beter dan Charlie is ze nou ook weer niet.”
Hermelien hoorde hem niet, maar haar vingers groeven zich diep in de dikke stof van Harry’s wintergewaad terwijl ze met haar vinger Ginny Wemel achtervolgde. Het meisje bevond zich tientallen meters boven hun hoofd, de Slurk in haar armen geklemd, met volle snelheid op het doel van Zwadderich afstevenend.
Ze scoort.
Hermelien springt overeind, trekt Harry mee en schreeuwt de longen uit haar lijf om de hele zwerkbalarena te laten weten dat ze trots is op haar vriendin. Ron zit ernaast, klapt en glimlacht omdat hij zijn zusje niet kan laten stikken, maar weigert toe te geven aan Hermeliens favoritisme. Harry doet hetzelfde door zijn mond dicht te houden en alleen maar te klappen.
Na een minuut gaat hij aarzelend weer zitten en zoekt met zijn ogen het veld af op zoek naar zíjn favoriet. Hij ziet Plank een Slurk van Zwadderich tegenhouden, hij ziet Ginny een Beuker ontwijken, hij ziet –
Hij ziet Charlie op topsnelheid door de lucht schieten, ogen gefixeerd op de gouden schittering die hem kriskras door de arena jaagt. Harry wordt er zenuwachtig van, alsof hij op de verkeerde plaats is; tientallen meters te laag, vaste grond onder zijn voeten, zijn bezem kilometers verderop.
Alle oude spelers zijn gevraagd om nog één keer een mini-toernooi te spelen. Harry is ook gevraagd, maar hij heeft besloten de eer aan Charlie over te dragen. Het is niet zo erg om weer een keer naar een wedstrijd te kijken met Ron en Hermelien aan zijn zijde. Los daarvan zou hij nooit nee zeggen tegen een kans om zijn vriend te zien spelen – hoewel het natuurlijk leuker zou zijn om hem zelf achterna te jagen.
Hij zoekt de jongen met zijn ogen, maar kan hem niet vinden. Hij is niet in de buurt van Charlie; niet voor hem, niet achter hem, niet –
Ginny scoort nogmaals en Harry betrapt zich erop dat hij dit vervelend vindt. Het is waarschijnlijk de eerste keer ooit, maar ergens in zijn onderbuik schuilt een spanning die hoopt dat Zwadderich wint, zodat hij vanavond Draco’s lachende lippen kan kussen en al zijn verhalen aan kan horen terwijl ze samen op de bank thee drinken en dat Draco hem daarna, nog steeds vol van adrenaline –
Hij lijkt uit het niets te komen. Harry ziet hem pas wanneer hij Charlie afsnijdt, zijn hand uitsteekt en met één zelfzekere beweging de Snaai uit de lucht graait.
Harry springt overeind, trekt Hermelien mee. “Ja!” roept hij uit. “Zie je? Ginny kan nog zo goed zijn met Slurken, maar ze kan niet op tegen Draco’s Snaaitalent!”
[500]
“Kijk nou!” roept Hermelien uit, bevroren blosjes op haar wangen, terwijl ze met een gehandschoende vinger richting een rode waas in de lucht wijst. Harry weet wie de vurige haren toebehoren, weet waarom Hermelien ernaar wijst en schudt zijn hoofd, een eigenwijze grijns op zijn verkleumde gezicht.
“Ja, ja,” mompelt Ron, die aan de andere kant van Harry zat. “Ze is wel goed, hoor – maar zoveel beter dan Charlie is ze nou ook weer niet.”
Hermelien hoorde hem niet, maar haar vingers groeven zich diep in de dikke stof van Harry’s wintergewaad terwijl ze met haar vinger Ginny Wemel achtervolgde. Het meisje bevond zich tientallen meters boven hun hoofd, de Slurk in haar armen geklemd, met volle snelheid op het doel van Zwadderich afstevenend.
Ze scoort.
Hermelien springt overeind, trekt Harry mee en schreeuwt de longen uit haar lijf om de hele zwerkbalarena te laten weten dat ze trots is op haar vriendin. Ron zit ernaast, klapt en glimlacht omdat hij zijn zusje niet kan laten stikken, maar weigert toe te geven aan Hermeliens favoritisme. Harry doet hetzelfde door zijn mond dicht te houden en alleen maar te klappen.
Na een minuut gaat hij aarzelend weer zitten en zoekt met zijn ogen het veld af op zoek naar zíjn favoriet. Hij ziet Plank een Slurk van Zwadderich tegenhouden, hij ziet Ginny een Beuker ontwijken, hij ziet –
Hij ziet Charlie op topsnelheid door de lucht schieten, ogen gefixeerd op de gouden schittering die hem kriskras door de arena jaagt. Harry wordt er zenuwachtig van, alsof hij op de verkeerde plaats is; tientallen meters te laag, vaste grond onder zijn voeten, zijn bezem kilometers verderop.
Alle oude spelers zijn gevraagd om nog één keer een mini-toernooi te spelen. Harry is ook gevraagd, maar hij heeft besloten de eer aan Charlie over te dragen. Het is niet zo erg om weer een keer naar een wedstrijd te kijken met Ron en Hermelien aan zijn zijde. Los daarvan zou hij nooit nee zeggen tegen een kans om zijn vriend te zien spelen – hoewel het natuurlijk leuker zou zijn om hem zelf achterna te jagen.
Hij zoekt de jongen met zijn ogen, maar kan hem niet vinden. Hij is niet in de buurt van Charlie; niet voor hem, niet achter hem, niet –
Ginny scoort nogmaals en Harry betrapt zich erop dat hij dit vervelend vindt. Het is waarschijnlijk de eerste keer ooit, maar ergens in zijn onderbuik schuilt een spanning die hoopt dat Zwadderich wint, zodat hij vanavond Draco’s lachende lippen kan kussen en al zijn verhalen aan kan horen terwijl ze samen op de bank thee drinken en dat Draco hem daarna, nog steeds vol van adrenaline –
Hij lijkt uit het niets te komen. Harry ziet hem pas wanneer hij Charlie afsnijdt, zijn hand uitsteekt en met één zelfzekere beweging de Snaai uit de lucht graait.
Harry springt overeind, trekt Hermelien mee. “Ja!” roept hij uit. “Zie je? Ginny kan nog zo goed zijn met Slurken, maar ze kan niet op tegen Draco’s Snaaitalent!”
[500]
xDevilBitch zei op 16 sep 2015 - 23:31:
Patroklos
De verfspetters staarden hen van alle kanten aan vanuit de lijsten. Ogen van wasvrouwen, stervende filosofen, zelfs honden priemden naar buiten, staarden eeuwig dezelfde kant op, maar door de constante bezoekersstroom nooit naar hetzelfde beeld. En als ze daadwerkelijk hadden kunnen zien, dan zagen ze nu de twee jongens. De langste met krullend blond haar en een rode hoodie, dat van de ander was warrig en bruin.
Enjolras wist niet goed waar hij kijken moest. Voor kunst had hij zich nooit echt geïnteresseerd, en hij moest toegeven dat dit zijn eerste keer in een museum was zonder school. Maar toen Grantaire tijdens één van hun bijeenkomsten bij het zien van een schilderij (Joly had het in zijn presentatie verwerkt) in een gepassioneerde uiteenzetting was uitgebarsten, had hij wel moeten voorstellen om eens te gaan.
Bij iedere lijst stopten ze even en keken. Om uitleg hoefde hij niet te vragen, die volgde vanzelf. Grantaire, die normaal alleen maar ongeïnteresseerd zat te schetsen en zijn mond enkel opentrok voor sarcastische of flauwe opmerkingen, leek in een compleet ander persoon veranderd te zijn. Zijn ogen twinkelden. De woorden spoelden uit zijn mond, namen hem mee als op een vliegend tapijt. Met iedere stap bereikten ze een nieuwe wereld die Grantaire met zijn stem te leven bracht. De passie galmde door in zijn gedempte stem.
Hoewel Grantaire in bijna niets geïnteresseerd leek te zijn, was de twinkeling niet helemaal nieuw. Soms, heel soms, had Enjolras hem weten te ontlokken. De eerste keer was per ongeluk geweest. Ze praatten nooit veel, maar Grantaire had de hele bijeenkomst in On The Road zitten lezen. De uitbrander die hij hem had willen geven, was uitgelopen in een geanimeerd gesprek.
De twinkeling leek iets aangestoken te hebben in zijn binnenste.
Daarna had hij het vaker geprobeerd. Hij had boeken meegenomen, geprobeerd gesprekken aan te knopen, zelf een videogame geprobeerd die Grantaire aldus Facebook leuk zou vinden. Maar de twinkeling kreeg hij bijna nooit los. Het leek een onbegonnen strijd.
Grantaire trok hem door de zalen. Van schilderij naar schilderij, de ene wereld uit en hup, zo de andere weer in. Uiteindelijk hielden ze halt op de drempel van de volgende zaal.
Enjolras merkte dat hij onwillekeurig zijn adem inhield. Vragen waarom ze gestopt waren durfde hij niet.
“Nu komt het,” zei Grantaire met een glimlach die de andere jongen nog nooit op zijn gezicht gezien had.
Hij werd meegetrokken naar het volgende schilderij. Ze keken. Grantaire begon zijn verhaal maar niet. “Wat vind je?” vroeg hij uiteindelijk.
Op het schilderij stonden zes figuren: een vrouw die wapenuitrusting droeg, vier rouwende mannen en een man die hoogwaarschijnlijk dood was. Een man met een rood laken was praktisch op hem gekropen. De helm van één van de mannen leek hem Romeins. Renaissance, dacht hij.
Maar dat was het niet. Het was de sfeer. Het duister dat de pijn van het beeld alleen maar versterkte. Enjolras voelde kippenvel over zijn armen kruipen. “Het is prachtig.”
Grantaire glimlachte zwakjes. “Achilles, mijn favoriet.”
Author's note: Achilles rouwt om Patroklos van Nikolaj Nikolajewitsch
500 woorden (obviously zonder author's note)
Patroklos
De verfspetters staarden hen van alle kanten aan vanuit de lijsten. Ogen van wasvrouwen, stervende filosofen, zelfs honden priemden naar buiten, staarden eeuwig dezelfde kant op, maar door de constante bezoekersstroom nooit naar hetzelfde beeld. En als ze daadwerkelijk hadden kunnen zien, dan zagen ze nu de twee jongens. De langste met krullend blond haar en een rode hoodie, dat van de ander was warrig en bruin.
Enjolras wist niet goed waar hij kijken moest. Voor kunst had hij zich nooit echt geïnteresseerd, en hij moest toegeven dat dit zijn eerste keer in een museum was zonder school. Maar toen Grantaire tijdens één van hun bijeenkomsten bij het zien van een schilderij (Joly had het in zijn presentatie verwerkt) in een gepassioneerde uiteenzetting was uitgebarsten, had hij wel moeten voorstellen om eens te gaan.
Bij iedere lijst stopten ze even en keken. Om uitleg hoefde hij niet te vragen, die volgde vanzelf. Grantaire, die normaal alleen maar ongeïnteresseerd zat te schetsen en zijn mond enkel opentrok voor sarcastische of flauwe opmerkingen, leek in een compleet ander persoon veranderd te zijn. Zijn ogen twinkelden. De woorden spoelden uit zijn mond, namen hem mee als op een vliegend tapijt. Met iedere stap bereikten ze een nieuwe wereld die Grantaire met zijn stem te leven bracht. De passie galmde door in zijn gedempte stem.
Hoewel Grantaire in bijna niets geïnteresseerd leek te zijn, was de twinkeling niet helemaal nieuw. Soms, heel soms, had Enjolras hem weten te ontlokken. De eerste keer was per ongeluk geweest. Ze praatten nooit veel, maar Grantaire had de hele bijeenkomst in On The Road zitten lezen. De uitbrander die hij hem had willen geven, was uitgelopen in een geanimeerd gesprek.
De twinkeling leek iets aangestoken te hebben in zijn binnenste.
Daarna had hij het vaker geprobeerd. Hij had boeken meegenomen, geprobeerd gesprekken aan te knopen, zelf een videogame geprobeerd die Grantaire aldus Facebook leuk zou vinden. Maar de twinkeling kreeg hij bijna nooit los. Het leek een onbegonnen strijd.
Grantaire trok hem door de zalen. Van schilderij naar schilderij, de ene wereld uit en hup, zo de andere weer in. Uiteindelijk hielden ze halt op de drempel van de volgende zaal.
Enjolras merkte dat hij onwillekeurig zijn adem inhield. Vragen waarom ze gestopt waren durfde hij niet.
“Nu komt het,” zei Grantaire met een glimlach die de andere jongen nog nooit op zijn gezicht gezien had.
Hij werd meegetrokken naar het volgende schilderij. Ze keken. Grantaire begon zijn verhaal maar niet. “Wat vind je?” vroeg hij uiteindelijk.
Op het schilderij stonden zes figuren: een vrouw die wapenuitrusting droeg, vier rouwende mannen en een man die hoogwaarschijnlijk dood was. Een man met een rood laken was praktisch op hem gekropen. De helm van één van de mannen leek hem Romeins. Renaissance, dacht hij.
Maar dat was het niet. Het was de sfeer. Het duister dat de pijn van het beeld alleen maar versterkte. Enjolras voelde kippenvel over zijn armen kruipen. “Het is prachtig.”
Grantaire glimlachte zwakjes. “Achilles, mijn favoriet.”
Author's note: Achilles rouwt om Patroklos van Nikolaj Nikolajewitsch
500 woorden (obviously zonder author's note)
Eliros zei op 17 sep 2015 - 0:06:
P R O M P T 4
Personage A heeft personage B's favoriete … gestolen/stuk gemaakt/verloren.
P R O M P T 4
Personage A heeft personage B's favoriete … gestolen/stuk gemaakt/verloren.
NaNaa zei op 17 sep 2015 - 22:16:
Zijn stappen waren hard, luidruchtig. Absoluut niet subtiel, ook niet zo bedoeld. Hij kwam abrupt tot stilstand toen hij zijn doel bereikt had. Even stond hij daar gewoon. Zwijgend, hijgend, zijn vuist ergens in de lucht waar die was blijven hangen.
Eén. De jongen keek hem verbaasd aan.
Twee. Hij trok zijn mond open.
Drie. Er werd iets gezegd.
Vier. Hij wachtte op antwoord.
Vijf. ‘Hey?’
Zes. Hij herhaalde zich.
Zeven. Hij werd ongeduldig.
Acht. ‘Harry?’
Negen. Nog even.
Tien.
Zijn vuist raakte de jongen zijn gezicht.
Het slachtoffer herstelde zich redelijk snel, was toen even verontwaardigd, leek even boos, had zelf zijn vuist al gebald, maar ontspande toen. Hij gaf zelfs een klein lachje.
‘Je hebt het gehoord,’ zei hij kalm.
‘Je hebt haar gebróken,’ was het woeste antwoord.
De jongen hield slechts zijn schouders op, leek zich niet eens het kleinste beetje schuldig te voelen.
‘Dat soort dingen gebeuren gewoon. Het werkte niet.’
‘Je hebt haar gebróken,’ herhaalde hij. Dat was simpelweg het enigste wat er nog in zijn hoofd omging. Het beeld van zijn-
‘En over de telefóón,’ ging hij verder.
‘Ja, dat was misschien wat minder netjes van me,’ gaf de jongen toe. ‘Ik wil best met haar praten hoor, als ze daar behoefte aan heeft.’
Hij keek de jongen ongelovig aan.
‘Wat een smerige…’ hij pauzeerde even, om nooit zijn zin af te maken. ‘Ze hoeft jou absoluut nooit meer te zien.’
Weer die opgehaalde schouders. Hij was zo goed als klaar om de jongen een tweede klap te verkopen. Hoe kon hij er in godsnaam zo kalm over doen? Zij had zo intens veel van hem gehouden, en hij, deze kloot- zijn “vriend”..
Hij voelde de woede in hem koken.
‘Harry, ik moet zeggen dat je een beetje overdreven reageert. Niks blijft voor altijd, dat weet je inmiddels toch wel?’
‘En ik moet zeggen dat jij een ongelofelijke klootzak bent.’ Meer kon hij nu niet bedenken, of zeggen. De jongen zuchtte.
‘Doe nou eens even rustig.’ Doe nou eens even rustig? Vroeg de jongen hem dat echt?
‘Ik hoef helemaal niet rustig te doen,’ beet hij terug. Zijn hoofd zat nog altijd vol met alleen maar woede, woede, woede.
‘Goed, dan niet. Harry, het spijt me dat je het zo lastig opneemt. Ik kan de tijd alleen niet terugdraaien, of wel? En bovenal, ik kan mijn gevoelens niet veranderen. Het is wat het is.’
Dat de jongen überhaupt gevoelens beweerde te hebben vond hij al te veel.
‘Maar waarom dan zij? Had je niet iemand anders kunnen kiezen. Ik geloofde je, met je “beste intenties.” En dan- dit? Ik kan niet geloven dat ik meer van je verwacht had.’
De jongen bleef even stil.
‘Die had ik heus. Ik had echt de beste intenties. Eerlijk- het is een leuke meid. Maar dit heb ik al gezegd, soms werkt het gewoon niet. Dat gebeurt.’
‘Maar moest het dan precies bij haar gebeuren? Je weet hoe veel zij voor mij betekent. Je weet hoe veel ik- er is niemand voor mij zoals zij. En jij, jij breekt haar.’
‘Wat wil je nou dat ik zeg?’
Hij wist het niet zo goed meer.
‘Helemaal niks.’
Hij draaide zich om, en liep met kalmere passen terug dan hij gekomen was. Terug naar zijn zus. Zijn lieve, gebroken zus.
Zijn stappen waren hard, luidruchtig. Absoluut niet subtiel, ook niet zo bedoeld. Hij kwam abrupt tot stilstand toen hij zijn doel bereikt had. Even stond hij daar gewoon. Zwijgend, hijgend, zijn vuist ergens in de lucht waar die was blijven hangen.
Eén. De jongen keek hem verbaasd aan.
Twee. Hij trok zijn mond open.
Drie. Er werd iets gezegd.
Vier. Hij wachtte op antwoord.
Vijf. ‘Hey?’
Zes. Hij herhaalde zich.
Zeven. Hij werd ongeduldig.
Acht. ‘Harry?’
Negen. Nog even.
Tien.
Zijn vuist raakte de jongen zijn gezicht.
Het slachtoffer herstelde zich redelijk snel, was toen even verontwaardigd, leek even boos, had zelf zijn vuist al gebald, maar ontspande toen. Hij gaf zelfs een klein lachje.
‘Je hebt het gehoord,’ zei hij kalm.
‘Je hebt haar gebróken,’ was het woeste antwoord.
De jongen hield slechts zijn schouders op, leek zich niet eens het kleinste beetje schuldig te voelen.
‘Dat soort dingen gebeuren gewoon. Het werkte niet.’
‘Je hebt haar gebróken,’ herhaalde hij. Dat was simpelweg het enigste wat er nog in zijn hoofd omging. Het beeld van zijn-
‘En over de telefóón,’ ging hij verder.
‘Ja, dat was misschien wat minder netjes van me,’ gaf de jongen toe. ‘Ik wil best met haar praten hoor, als ze daar behoefte aan heeft.’
Hij keek de jongen ongelovig aan.
‘Wat een smerige…’ hij pauzeerde even, om nooit zijn zin af te maken. ‘Ze hoeft jou absoluut nooit meer te zien.’
Weer die opgehaalde schouders. Hij was zo goed als klaar om de jongen een tweede klap te verkopen. Hoe kon hij er in godsnaam zo kalm over doen? Zij had zo intens veel van hem gehouden, en hij, deze kloot- zijn “vriend”..
Hij voelde de woede in hem koken.
‘Harry, ik moet zeggen dat je een beetje overdreven reageert. Niks blijft voor altijd, dat weet je inmiddels toch wel?’
‘En ik moet zeggen dat jij een ongelofelijke klootzak bent.’ Meer kon hij nu niet bedenken, of zeggen. De jongen zuchtte.
‘Doe nou eens even rustig.’ Doe nou eens even rustig? Vroeg de jongen hem dat echt?
‘Ik hoef helemaal niet rustig te doen,’ beet hij terug. Zijn hoofd zat nog altijd vol met alleen maar woede, woede, woede.
‘Goed, dan niet. Harry, het spijt me dat je het zo lastig opneemt. Ik kan de tijd alleen niet terugdraaien, of wel? En bovenal, ik kan mijn gevoelens niet veranderen. Het is wat het is.’
Dat de jongen überhaupt gevoelens beweerde te hebben vond hij al te veel.
‘Maar waarom dan zij? Had je niet iemand anders kunnen kiezen. Ik geloofde je, met je “beste intenties.” En dan- dit? Ik kan niet geloven dat ik meer van je verwacht had.’
De jongen bleef even stil.
‘Die had ik heus. Ik had echt de beste intenties. Eerlijk- het is een leuke meid. Maar dit heb ik al gezegd, soms werkt het gewoon niet. Dat gebeurt.’
‘Maar moest het dan precies bij haar gebeuren? Je weet hoe veel zij voor mij betekent. Je weet hoe veel ik- er is niemand voor mij zoals zij. En jij, jij breekt haar.’
‘Wat wil je nou dat ik zeg?’
Hij wist het niet zo goed meer.
‘Helemaal niks.’
Hij draaide zich om, en liep met kalmere passen terug dan hij gekomen was. Terug naar zijn zus. Zijn lieve, gebroken zus.
Bodine zei op 17 sep 2015 - 22:30:
Het spijt me.
Het was nooit mijn bedoeling om hem te
Ik wist niet dat hij zo belangrijk voor je was. Als ik geweten had dat het niet gewoon een ander bedmaatje was, dan zou ik het nooit gedaan hebben.Als het een beetje helpt, dan We waren dronken, oké? Hij zou het vast ook niet gedaan hebben als dat niet zo was en als ik niet zo aangehouden zou hebben en als ik hem niet
Fuck, Draco. Ik haat het dat je me niet de kans geeft dit uit te praten. Ik haat het dat je me ontloopt en dat ik je zelfs niet via Korzel en Kwast kan bereiken. Ik ga dit onder je kussen leggen en ik hoop vanuit de grond van mijn hart dat je het zult lezen en begrijpen.
Als het niet voor mij is, dan voor hem. Voor jezelf. Je hebt geen idee hoeveel alcohol we achterover hadden geslagen en waarschijnlijk weet hij niet eens meer wat er gebeurd is.
Ik zal het niet proberen goed te praten, want vrienden blijven van elkaars crushes af, ik weet het. Maar ik wist niet dat híj het was en je moet me kunt niet ontkennen dat we het niet eerder met dezelfde jongens hebben gedaan.Ik was ook wel eens jaloers, maar nooit zo serieus en ik
Ik had een ding voor Eddie, maar jij hebt mijn hoop de grond in geboord door me te laten zien dat hij met jou net zo lief meeging als met mij. Daar heb ik ook nooit een woord over gezegd, omdat ik niet wilde dat het onze vriendschap in de weg zou staan.
Als ik het tegen je gezegd had, zou je dan ook gezegd hebben dat jullie dronken waren en dat hij het anders vast niet gedaan zou hebben? Zou ik me daardoor beter gevoeld hebben? Misschien zou ik, misschien moet jij –
Het is alweer bijna een halfjaar geleden dat jij met hem geslapen hebt, Draco. Heb jij in die tussentijd kuis tegen iedereen nee gezegd omdat je hart bij een ander is? Nee, dat heb je niet. Betekent dat dat je minder een ding voor hem hebt? Nee, dat betekent het niet.
Misschien geldt dat voor hem ook wel. Ga naar hem toe. Zorg dat je een paar glaasjes op hebt voor je het gesprek aangaat, als dat het makkelijker maakt. Kijk of je hem nog een keer over kunt halen, want als je zoveel om hem geeft dat je je beste vriend ervoor doodzwijgt, dan moet hij wel heel bijzonder voor je zijn. Ga naar hem toe. Alsjeblieft.
Als tijdverdrijvers niet zo moeilijk waren om aan te komen, zou ik de tijd terugdraaien en zorgen dat hij nooit in mijn bed beland was.
Het spijt me dat ik met Harry geslapen heb, Draco. Ik hoop heel erg dat je deze brief leest en dat je me kunt vergeven. Ik hoop ook dat hij je nog een kans geeft en dat jullie samen iets kunnen beginnen.
Benno
[500]
Het spijt me.
Ik wist niet dat hij zo belangrijk voor je was. Als ik geweten had dat het niet gewoon een ander bedmaatje was, dan zou ik het nooit gedaan hebben.
Fuck, Draco. Ik haat het dat je me niet de kans geeft dit uit te praten. Ik haat het dat je me ontloopt en dat ik je zelfs niet via Korzel en Kwast kan bereiken. Ik ga dit onder je kussen leggen en ik hoop vanuit de grond van mijn hart dat je het zult lezen en begrijpen.
Als het niet voor mij is, dan voor hem. Voor jezelf. Je hebt geen idee hoeveel alcohol we achterover hadden geslagen en waarschijnlijk weet hij niet eens meer wat er gebeurd is.
Ik zal het niet proberen goed te praten, want vrienden blijven van elkaars crushes af, ik weet het. Maar ik wist niet dat híj het was en je moet me kunt niet ontkennen dat we het niet eerder met dezelfde jongens hebben gedaan.
Ik had een ding voor Eddie, maar jij hebt mijn hoop de grond in geboord door me te laten zien dat hij met jou net zo lief meeging als met mij. Daar heb ik ook nooit een woord over gezegd, omdat ik niet wilde dat het onze vriendschap in de weg zou staan.
Als ik het tegen je gezegd had, zou je dan ook gezegd hebben dat jullie dronken waren en dat hij het anders vast niet gedaan zou hebben? Zou ik me daardoor beter gevoeld hebben? Misschien zou ik, misschien moet jij –
Het is alweer bijna een halfjaar geleden dat jij met hem geslapen hebt, Draco. Heb jij in die tussentijd kuis tegen iedereen nee gezegd omdat je hart bij een ander is? Nee, dat heb je niet. Betekent dat dat je minder een ding voor hem hebt? Nee, dat betekent het niet.
Misschien geldt dat voor hem ook wel. Ga naar hem toe. Zorg dat je een paar glaasjes op hebt voor je het gesprek aangaat, als dat het makkelijker maakt. Kijk of je hem nog een keer over kunt halen, want als je zoveel om hem geeft dat je je beste vriend ervoor doodzwijgt, dan moet hij wel heel bijzonder voor je zijn. Ga naar hem toe. Alsjeblieft.
Als tijdverdrijvers niet zo moeilijk waren om aan te komen, zou ik de tijd terugdraaien en zorgen dat hij nooit in mijn bed beland was.
Het spijt me dat ik met Harry geslapen heb, Draco. Ik hoop heel erg dat je deze brief leest en dat je me kunt vergeven. Ik hoop ook dat hij je nog een kans geeft en dat jullie samen iets kunnen beginnen.
Benno
[500]
Rebella zei op 17 sep 2015 - 22:50:
Dankzij het onderwerp van trouwjurken in het offtopic!
[500]
Gestolen vrouw met brieven
Wind gierde om het oude landhuis heen. Gebogen tegen de krachtige wind in, spoedde zich een jonge vrouw, bijna een meisje nog, naar het huis toe. In de beschutting van het vijf verdiepingen tellende gebouw was ze in staat om weer rechtop te lopen. Met een stevige klop liet ze de bewoners haar arriveren weten.
Een oude man met pluizig wit haar liet haar met een lichte buiging binnen. Ze was er bekend, na een kleine glimlach naar de man spoedde ze zich de hal in, de trap op. Bij een grote eikenhouten deur liep ze naar binnen. Kloppen deed ze allang niet meer.
De ruimte was niet groot, vier wanden. Één waren nu afgedekte ramen om het grauwe en onstuimige weer buiten te sluiten. De andere drie waren bedekt met enkel boeken kasten en drie deuren, in elke wand één. De jonge vrouw had haar zware, donkerrode cape achteloos op een grote leunstoel gegooid en snelde nu naar de linkerdeur. Niemand mocht ze nu tegenkomen.
Ze liep door de aangrenzende kamer, een damessalon, naar de volgende waar haar persoonlijke vertrekken waren ingericht. Ze knielde bij haar bed en trok het zware, dure tapijt voor haar bed weg. Trok toen een van de eikenhouten planken los en haalde een oud uitziende koffer uit de ruimte die nu zichtbaar was. De koffer opende ze met een klein sleuteltje dat op de richel onder haar bed lag.
Op de gang klonken geagiteerde stemmen en luidde voetstappen die haar een ogenblik deden verstijven. De schrik schoot door haar heen en snel haalde ze onder haar zware rokken een klein stapeltje brieven, elke geadresseerd met hetzelfde regelmatige handschrift verdwenen in het koffertje. Snel stopte ze het terug in het gat, de plank plaatste ze terug, tapijt weer op zijn plek, het sleuteltje verdween weer onder het bed. Snel ging ze staan en liep muisstil naar haar spiegel.
Tijd om te fatsoeneren.
Op het moment dat ze haar laatste spelt op zijn plek schoof, vloog haar slaapkamer deur open en stonden er twee mannen in de deuropening.
De een was lang, mager, kalend en had een rancuneuze blik die haar angst aanjoeg, de ander echter leunde met zijn linkerarm tegen de deurpost en scheen het allemaal reuze amusant te vinden.
“Wáár heb jij gezeten!?” Haar wettige echtgenoot snauwde de woorden door haar ziel. Ella had zich hierop voorbereid.
“Ik was buiten wandelen, toen de storm kwam opzetten,” ze sloeg een rijk bewerkte omslag doek om haar halfblote schouders.
“Buiten? En waarom was er niemand bij je?”
“Omdat ik even alleen wilde zijn.”
De opvliegende man stak machteloos zijn handen in de lucht, die vrouw was onhandelbaar!
“Sir John, ik wens je succes met dat wezen!” De man daagde de ander uit en beende woedend weg. 'Sir' John boog hoffelijk en keek de vrouw aan, een seconde van zwijgzaamheid. Toen omhelsde ze elkaar.
“Ik heb je gestolen, van hem, van je ouders… Kun je je me vergeven?”
Een kus was genoeg om gestolengoed eigen te maken.
Er zitten wat plotgaten in, forgive me!
Dankzij het onderwerp van trouwjurken in het offtopic!
[500]
Gestolen vrouw met brieven
Wind gierde om het oude landhuis heen. Gebogen tegen de krachtige wind in, spoedde zich een jonge vrouw, bijna een meisje nog, naar het huis toe. In de beschutting van het vijf verdiepingen tellende gebouw was ze in staat om weer rechtop te lopen. Met een stevige klop liet ze de bewoners haar arriveren weten.
Een oude man met pluizig wit haar liet haar met een lichte buiging binnen. Ze was er bekend, na een kleine glimlach naar de man spoedde ze zich de hal in, de trap op. Bij een grote eikenhouten deur liep ze naar binnen. Kloppen deed ze allang niet meer.
De ruimte was niet groot, vier wanden. Één waren nu afgedekte ramen om het grauwe en onstuimige weer buiten te sluiten. De andere drie waren bedekt met enkel boeken kasten en drie deuren, in elke wand één. De jonge vrouw had haar zware, donkerrode cape achteloos op een grote leunstoel gegooid en snelde nu naar de linkerdeur. Niemand mocht ze nu tegenkomen.
Ze liep door de aangrenzende kamer, een damessalon, naar de volgende waar haar persoonlijke vertrekken waren ingericht. Ze knielde bij haar bed en trok het zware, dure tapijt voor haar bed weg. Trok toen een van de eikenhouten planken los en haalde een oud uitziende koffer uit de ruimte die nu zichtbaar was. De koffer opende ze met een klein sleuteltje dat op de richel onder haar bed lag.
Op de gang klonken geagiteerde stemmen en luidde voetstappen die haar een ogenblik deden verstijven. De schrik schoot door haar heen en snel haalde ze onder haar zware rokken een klein stapeltje brieven, elke geadresseerd met hetzelfde regelmatige handschrift verdwenen in het koffertje. Snel stopte ze het terug in het gat, de plank plaatste ze terug, tapijt weer op zijn plek, het sleuteltje verdween weer onder het bed. Snel ging ze staan en liep muisstil naar haar spiegel.
Tijd om te fatsoeneren.
Op het moment dat ze haar laatste spelt op zijn plek schoof, vloog haar slaapkamer deur open en stonden er twee mannen in de deuropening.
De een was lang, mager, kalend en had een rancuneuze blik die haar angst aanjoeg, de ander echter leunde met zijn linkerarm tegen de deurpost en scheen het allemaal reuze amusant te vinden.
“Wáár heb jij gezeten!?” Haar wettige echtgenoot snauwde de woorden door haar ziel. Ella had zich hierop voorbereid.
“Ik was buiten wandelen, toen de storm kwam opzetten,” ze sloeg een rijk bewerkte omslag doek om haar halfblote schouders.
“Buiten? En waarom was er niemand bij je?”
“Omdat ik even alleen wilde zijn.”
De opvliegende man stak machteloos zijn handen in de lucht, die vrouw was onhandelbaar!
“Sir John, ik wens je succes met dat wezen!” De man daagde de ander uit en beende woedend weg. 'Sir' John boog hoffelijk en keek de vrouw aan, een seconde van zwijgzaamheid. Toen omhelsde ze elkaar.
“Ik heb je gestolen, van hem, van je ouders… Kun je je me vergeven?”
Een kus was genoeg om gestolengoed eigen te maken.
Er zitten wat plotgaten in, forgive me!
Eliros zei op 17 sep 2015 - 23:07:
[500]
Loena staat een tijdje in de keuken te knoeien met thee terwijl haar heupen heen en weer wiegen. Af en toe draait ze eens rond en zwaait met haar armen in de lucht, voordat ze weer verder gaat aan haar thee en uiteindelijk de keuken verlaat, dansend, met twee volle mokken in haar handen.
Ze springt de woonkamer in, weet net de thee in de mokken te houden. Ze overhandigt er eentje aan haar vader terwijl ze de wals doet. De man kijkt haar geamuseerd aan. Zijn ogen komen maar net boven zijn exemplaar van de Kibbelaar uit.
Loena neemt een slokje van haar thee, vergeten dat die nog heet is, en spuugt het warme goedje vervolgens uit. Ze besproeit daarmee zowel de bank als de koffietafel en verlaat de kamer nog eens om met een doekje terug te komen en de woonkamer thee-vrij te maken.
Als dat eenmaal gedaan is legt ze het doekje weer op zijn plaats en komt even vrolijk de kamer weer in, dansend, alsof ze nooit onderbroken was.
Deze keer is ze nog minder oplettend. Ze draait net iets teveel rondjes in de verkeerde richting en zwiert haar handen de verkeerde kant op. Het volgende moment gooit ze een vaas van de eettafel. Het breekt in duizend stukjes uiteen op de vloer.
Loena kijkt verschrikt op en blijft stok stil staan.
“O, nee.” Ze slaat haar handen voor haar mond en kijkt naar de ravage die ze heeft aangericht. Mama's vaas. Kapot. Mama's favoriete vaas, en dus ook de favoriet van haar vader. Ze kijkt naar hem om. Hij heeft zijn neus niet langer in zijn Kibbelaar gestoken. Het tijdschrift ligt vergeten op zijn schoot, zijn ogen op de grond gericht.
“Sorry sorry sorry sorry, dat was niet de bedoeling!” Ze knielt neer, probeert de stukken bij elkaar te rapen.
Haar vader staat in een oogwenk naast haar. Hij gaat op zijn knieën op de grond zitten zitten en legt een hand op haar schouder. “Loena.”
“Sorry sorry sorry sorry!”
Ze huilt. Ze weet niet wanneer of waarom ze is begonnen, maar als ze eenmaal doorheeft dat ze huilt, lijken de sluizen nog iets verder open te gaan. De tranen verblinden haar.
“Loena, stop eens. Straks doe je jezelf nog pijn.” Zijn handen trekken die van haar bij de scherven weg. Hij trekt de stukjes die ze al vast heeft uit haar handen en legt ze weer op de vloer.
“Sorry,” mompelt ze nog eens. Ze wrijft in haar ogen.
“Het geeft niet, lieverd.” Xenofilius pakt zijn stok uit zijn riem. Hij zwaait eens kort. De scherven vliegen weer op hun plaats. De vaas is weer zo goed als nieuw. “Kijk eens. Hij is weer heel.” Hij aait Loena over haar haren.
“Maar het is niet hetzelfde,” fluistert Loena.
Xenofilius zegt niets, trekt haar alleen maar tegen zich aan.
“Was mama maar een vaas,” zucht ze tegen zijn schouder. “Dan konden we haar ook weer heel maken.”
[500]
Loena staat een tijdje in de keuken te knoeien met thee terwijl haar heupen heen en weer wiegen. Af en toe draait ze eens rond en zwaait met haar armen in de lucht, voordat ze weer verder gaat aan haar thee en uiteindelijk de keuken verlaat, dansend, met twee volle mokken in haar handen.
Ze springt de woonkamer in, weet net de thee in de mokken te houden. Ze overhandigt er eentje aan haar vader terwijl ze de wals doet. De man kijkt haar geamuseerd aan. Zijn ogen komen maar net boven zijn exemplaar van de Kibbelaar uit.
Loena neemt een slokje van haar thee, vergeten dat die nog heet is, en spuugt het warme goedje vervolgens uit. Ze besproeit daarmee zowel de bank als de koffietafel en verlaat de kamer nog eens om met een doekje terug te komen en de woonkamer thee-vrij te maken.
Als dat eenmaal gedaan is legt ze het doekje weer op zijn plaats en komt even vrolijk de kamer weer in, dansend, alsof ze nooit onderbroken was.
Deze keer is ze nog minder oplettend. Ze draait net iets teveel rondjes in de verkeerde richting en zwiert haar handen de verkeerde kant op. Het volgende moment gooit ze een vaas van de eettafel. Het breekt in duizend stukjes uiteen op de vloer.
Loena kijkt verschrikt op en blijft stok stil staan.
“O, nee.” Ze slaat haar handen voor haar mond en kijkt naar de ravage die ze heeft aangericht. Mama's vaas. Kapot. Mama's favoriete vaas, en dus ook de favoriet van haar vader. Ze kijkt naar hem om. Hij heeft zijn neus niet langer in zijn Kibbelaar gestoken. Het tijdschrift ligt vergeten op zijn schoot, zijn ogen op de grond gericht.
“Sorry sorry sorry sorry, dat was niet de bedoeling!” Ze knielt neer, probeert de stukken bij elkaar te rapen.
Haar vader staat in een oogwenk naast haar. Hij gaat op zijn knieën op de grond zitten zitten en legt een hand op haar schouder. “Loena.”
“Sorry sorry sorry sorry!”
Ze huilt. Ze weet niet wanneer of waarom ze is begonnen, maar als ze eenmaal doorheeft dat ze huilt, lijken de sluizen nog iets verder open te gaan. De tranen verblinden haar.
“Loena, stop eens. Straks doe je jezelf nog pijn.” Zijn handen trekken die van haar bij de scherven weg. Hij trekt de stukjes die ze al vast heeft uit haar handen en legt ze weer op de vloer.
“Sorry,” mompelt ze nog eens. Ze wrijft in haar ogen.
“Het geeft niet, lieverd.” Xenofilius pakt zijn stok uit zijn riem. Hij zwaait eens kort. De scherven vliegen weer op hun plaats. De vaas is weer zo goed als nieuw. “Kijk eens. Hij is weer heel.” Hij aait Loena over haar haren.
“Maar het is niet hetzelfde,” fluistert Loena.
Xenofilius zegt niets, trekt haar alleen maar tegen zich aan.
“Was mama maar een vaas,” zucht ze tegen zijn schouder. “Dan konden we haar ook weer heel maken.”
Kayley zei op 17 sep 2015 - 23:43:
Op de tegels van de keukenvloer ligt de koffiebeker in scherven, vergeten. Nochtans begon daar de ruzie om.
Grijs langs de buitenkant, wit vanbinnen; aan elkaar gelijmd zouden de zwarte letters weer “goedemorgen zonnestraal” uitspellen.
Eén misplaatste elleboog, een niet gecalculeerde uitzwaai van een arm, zorgde voor genoeg momentum voor de beker om te beginnen tollen ter plekke en dan, op het allerlaatste moment, zich aan de zwaartekracht over te geven en het aanrecht voorbij te kantelen.
Het gesprek was stilgevallen toen het keramieken voorwerp in duizend stukken uiteen spatte.
Daarna waren de twee jongens ontploft.
Al dagen hadden ze om elkaar heen gedanst. Een jaar waren ze al samen en sinds die verjaardag was alles veranderd. De ergernissen worden niet langer weggeschoven, vervelende eigenschappen lijken niet langer schattig. Harry schopt Draco's schoenen nu weg na er voor de duizendste keer over gestruikeld te zijn in plaats van een grapje te maken over op sokken over de vloer glijden. Draco doet niet langer alsof hij het oké vindt dat Harry altijd veel langer op kantoor blijft dan hij zou moeten.
De ruzie begon over de koffiebeker, Harry’s allerfavorietste koffiebeker!, maar het geschreeuw gaat daar al lang niet meer over.
De passief-agressieve mentaliteit van de afgelopen weken is omgeslagen in verwijten, verwensingen en vervloekingen. De twee toverstokken liggen gelukkig ver weg van de wild gebarende handen, maar ook zij voelen de spanning in de lucht—Harry’s stok braakt groene en rode sterretjes uit.
De buren horen niet vaak lawaai komen uit hun appartement. Buiten de enkele keer dat ze vergaten hun slaapkamer geluidsdicht te maken, valt er niet te klagen over geluidsoverlast van de twee jongens. Dat er nu geschreeuw opklinkt vanachter de deur met de bewegende welkomsmat is hoogst ongebruikelijk.
Nog vreemder vinden ze het dat de ruzie even plots weer stil valt. Draco schreeuwde net nog, “Misschien moeten we—”, nu is het doodstil.
Zij horen niet de, “Waarom kijk je zo?” die hij er zachtjes achteraan prevelt.
Zij horen niet de, “Ik wil geen ruzie meer met je maken, Draco,” die Harry terugfluistert.
Zij zien niet dat de twee de afstand overbruggen, voorzichtig over de brokken heen stappend. Zij zien niet—
Harry begraaft zijn hoofd in de nek van zijn vriend en ademt de geur van zijn appelzeep diep in. Draco kust zijn vriend net achter zijn oor en laat zijn handen over zijn rug glijden.
Vingers ballen in de stof van een trui. Oogleden knijpen toe.
Draco haalt scherp adem en tilt dan Harry’s hoofd op met zijn vingers. “Het spijt me echt van je beker. Morgen koop ik je een nieuwe.”
“Ik hoef geen nieuwe, we hebben er zat. Het was gewoon…”
“De druppel?”
“Ja. Maar ik wil geen ruzie meer.”
De blonde jongen geeft zijn glimlach door via een kus, duwt de zwartharige jongen tegen het aanrecht. “Straks praten we over… alles.”
“Straks,” beaamt Harry.
Boven het lijk van wat Draco’s eerste cadeautje aan hem was, verzorgen de twee voor een verlengstuk van hun geluidsoverlast.
[x]—Scherven—[x]
Op de tegels van de keukenvloer ligt de koffiebeker in scherven, vergeten. Nochtans begon daar de ruzie om.
Grijs langs de buitenkant, wit vanbinnen; aan elkaar gelijmd zouden de zwarte letters weer “goedemorgen zonnestraal” uitspellen.
Eén misplaatste elleboog, een niet gecalculeerde uitzwaai van een arm, zorgde voor genoeg momentum voor de beker om te beginnen tollen ter plekke en dan, op het allerlaatste moment, zich aan de zwaartekracht over te geven en het aanrecht voorbij te kantelen.
Het gesprek was stilgevallen toen het keramieken voorwerp in duizend stukken uiteen spatte.
Daarna waren de twee jongens ontploft.
Al dagen hadden ze om elkaar heen gedanst. Een jaar waren ze al samen en sinds die verjaardag was alles veranderd. De ergernissen worden niet langer weggeschoven, vervelende eigenschappen lijken niet langer schattig. Harry schopt Draco's schoenen nu weg na er voor de duizendste keer over gestruikeld te zijn in plaats van een grapje te maken over op sokken over de vloer glijden. Draco doet niet langer alsof hij het oké vindt dat Harry altijd veel langer op kantoor blijft dan hij zou moeten.
De ruzie begon over de koffiebeker, Harry’s allerfavorietste koffiebeker!, maar het geschreeuw gaat daar al lang niet meer over.
De passief-agressieve mentaliteit van de afgelopen weken is omgeslagen in verwijten, verwensingen en vervloekingen. De twee toverstokken liggen gelukkig ver weg van de wild gebarende handen, maar ook zij voelen de spanning in de lucht—Harry’s stok braakt groene en rode sterretjes uit.
De buren horen niet vaak lawaai komen uit hun appartement. Buiten de enkele keer dat ze vergaten hun slaapkamer geluidsdicht te maken, valt er niet te klagen over geluidsoverlast van de twee jongens. Dat er nu geschreeuw opklinkt vanachter de deur met de bewegende welkomsmat is hoogst ongebruikelijk.
Nog vreemder vinden ze het dat de ruzie even plots weer stil valt. Draco schreeuwde net nog, “Misschien moeten we—”, nu is het doodstil.
Zij horen niet de, “Waarom kijk je zo?” die hij er zachtjes achteraan prevelt.
Zij horen niet de, “Ik wil geen ruzie meer met je maken, Draco,” die Harry terugfluistert.
Zij zien niet dat de twee de afstand overbruggen, voorzichtig over de brokken heen stappend. Zij zien niet—
Harry begraaft zijn hoofd in de nek van zijn vriend en ademt de geur van zijn appelzeep diep in. Draco kust zijn vriend net achter zijn oor en laat zijn handen over zijn rug glijden.
Vingers ballen in de stof van een trui. Oogleden knijpen toe.
Draco haalt scherp adem en tilt dan Harry’s hoofd op met zijn vingers. “Het spijt me echt van je beker. Morgen koop ik je een nieuwe.”
“Ik hoef geen nieuwe, we hebben er zat. Het was gewoon…”
“De druppel?”
“Ja. Maar ik wil geen ruzie meer.”
De blonde jongen geeft zijn glimlach door via een kus, duwt de zwartharige jongen tegen het aanrecht. “Straks praten we over… alles.”
“Straks,” beaamt Harry.
Boven het lijk van wat Draco’s eerste cadeautje aan hem was, verzorgen de twee voor een verlengstuk van hun geluidsoverlast.
[x]—500 woorden—[x]
Eliros zei op 18 sep 2015 - 0:08:
P R O M P T 5
Kies één van je favoriete liedjes (of die van één van de personage's) uit. (En dit hoeft absoluut niet je all-time fave te zijn. Hell, al heb je het maar één keer gehoord. Dus. Kies een liedje uit. Dat niet je fave hoeft te zijn. Ja.) Baseer je stukje op de tekst/clip/gevoel erachter/whatevs. Have fun.
(Optional: vermeld er misschien bij welk liedje je hebt gebruikt en waarom en waarop je hem gebaseerd hebt.)
P R O M P T 5
Kies één van je favoriete liedjes (of die van één van de personage's) uit. (En dit hoeft absoluut niet je all-time fave te zijn. Hell, al heb je het maar één keer gehoord. Dus. Kies een liedje uit. Dat niet je fave hoeft te zijn. Ja.) Baseer je stukje op de tekst/clip/gevoel erachter/whatevs. Have fun.
(Optional: vermeld er misschien bij welk liedje je hebt gebruikt en waarom en waarop je hem gebaseerd hebt.)
1Dzayn zei op 18 sep 2015 - 19:50:
500 woorden
Quand C’est- Stromae: gebaseerd op de basic boodschap. Kanker is verschrikkelijk en pakt iedereen
Hij heeft zich nog nooit zo verschrikkelijk gevoeld. Zijn lichaam doet pijn, wilt niet meer. Zijn hoofd voelt te glad aan, hij wil zijn haar weer terug. Hij staart met lege ogen in de spiegel en schuift de hoofddoek over zijn hoofd en maakt het met een stevige knoop vast. Dan staat hij voorzichtig op en loopt richting de woonkamer. Zijn vriendje staat al te wachten, glimlacht lichtjes.
‘Klaar om te gaan?’
‘Wat denk je zelf?’ Het komt er hard uit, maar zijn vriendje reageert er niet op, pakt enkel zijn hand. De jongen glimlacht licht en geeft zijn vriendje een kneepje in zijn hand.
‘Laten weg gaan.’ Zijn vriendje trekt hem mee naar buiten, sluit de deur en doet hem op slot. De jongen loopt met langzame passen met zijn vriendje mee naar beneden en stapt dan in de auto. Zij spenderen de rit in stilte, hun handen verstrengeld.
Wanneer ze in het ziekenhuis aankomen, nemen ze plaats in de wachtkamer. Ze zijn echter niet alleen. Er zit een klein meisje, brede glimlach op haar gezicht en een vergelijkbaar hoofdoekje op haar hoofd. Ze zwaait haar beentjes heen en weer en leest een kinderboek. Aan de andere kant van de wachtkamer zit een oude man, hoofddoekje op, handen bibberend waar ze worden vastgehouden door zijn al even oude begeleidende vrouw. De jongen zucht, kijkt naar zijn vriendje.
‘Louis, wat als-’
Zijn vriendje onderbreekt hem meteen. ‘Nee, nee waag het niet het te zeggen, Harry. Waag het niet.’
Harry sluit zijn mond weer en trekt zijn hand uit die van Louis. Louis pakt hem echter vastberaden weer vast.
‘Het komt goed. Dat weet ik zeker.’
Een kwartiertje later wordt zijn naam geroepen door een voor hem bekende zuster.
‘Meneer Styles?’
Harry staat op en loopt richting de zuster. ‘Hi, Marie.’
‘Harry.’ Ze glimlacht en Harry kijkt haar even aan. Ze draait zich alleen maar om en leidt hem naar het kantoor van de dokter. Louis loopt langzaam achter hen aan, steekt zijn trillende handen diep in zijn zakken. Marie opent de deur naar het kantoor, glimlacht weer. ‘De dokter zal zo bij u zijn.’
Harry en Louis knikken en nemen plaats in de twee stoelen voor het bureau. Louis pakt Harry’s hand weer.
‘Wil je je hoofddoekje af?’
Harry lijkt even te twijfelen, knikt dan. Louis staat op, gaat achter Harry staan en maakt de knoop langzaam los. Dan haalt hij het hoofddoekje van Harry’s hoofd, strijkt even over de hoofdhuid en plaatst er een kus op. ‘Het komt wel weer terug. Echt.’
Harry glimlacht. ‘Dank je wel, Lou.’
Louis gaat weer zitten en zij wachten in stilte op de dokter.
De dokter komt zo’n vijf minuten later binnen, gaat achter het bureau zitten nadat hij Louis en Harry de hand heeft geschud.
‘Ik ga hier heel kort over zijn, Harry. Ik weet hoe nerveus je bent.’ Hij kijkt ze even aan en kijkt dan naar het dossier over Harry zijn voortgang.
‘Je bent clean, Harry. De kanker is weg.’
500 woorden
Quand C’est- Stromae: gebaseerd op de basic boodschap. Kanker is verschrikkelijk en pakt iedereen
Hij heeft zich nog nooit zo verschrikkelijk gevoeld. Zijn lichaam doet pijn, wilt niet meer. Zijn hoofd voelt te glad aan, hij wil zijn haar weer terug. Hij staart met lege ogen in de spiegel en schuift de hoofddoek over zijn hoofd en maakt het met een stevige knoop vast. Dan staat hij voorzichtig op en loopt richting de woonkamer. Zijn vriendje staat al te wachten, glimlacht lichtjes.
‘Klaar om te gaan?’
‘Wat denk je zelf?’ Het komt er hard uit, maar zijn vriendje reageert er niet op, pakt enkel zijn hand. De jongen glimlacht licht en geeft zijn vriendje een kneepje in zijn hand.
‘Laten weg gaan.’ Zijn vriendje trekt hem mee naar buiten, sluit de deur en doet hem op slot. De jongen loopt met langzame passen met zijn vriendje mee naar beneden en stapt dan in de auto. Zij spenderen de rit in stilte, hun handen verstrengeld.
Wanneer ze in het ziekenhuis aankomen, nemen ze plaats in de wachtkamer. Ze zijn echter niet alleen. Er zit een klein meisje, brede glimlach op haar gezicht en een vergelijkbaar hoofdoekje op haar hoofd. Ze zwaait haar beentjes heen en weer en leest een kinderboek. Aan de andere kant van de wachtkamer zit een oude man, hoofddoekje op, handen bibberend waar ze worden vastgehouden door zijn al even oude begeleidende vrouw. De jongen zucht, kijkt naar zijn vriendje.
‘Louis, wat als-’
Zijn vriendje onderbreekt hem meteen. ‘Nee, nee waag het niet het te zeggen, Harry. Waag het niet.’
Harry sluit zijn mond weer en trekt zijn hand uit die van Louis. Louis pakt hem echter vastberaden weer vast.
‘Het komt goed. Dat weet ik zeker.’
Een kwartiertje later wordt zijn naam geroepen door een voor hem bekende zuster.
‘Meneer Styles?’
Harry staat op en loopt richting de zuster. ‘Hi, Marie.’
‘Harry.’ Ze glimlacht en Harry kijkt haar even aan. Ze draait zich alleen maar om en leidt hem naar het kantoor van de dokter. Louis loopt langzaam achter hen aan, steekt zijn trillende handen diep in zijn zakken. Marie opent de deur naar het kantoor, glimlacht weer. ‘De dokter zal zo bij u zijn.’
Harry en Louis knikken en nemen plaats in de twee stoelen voor het bureau. Louis pakt Harry’s hand weer.
‘Wil je je hoofddoekje af?’
Harry lijkt even te twijfelen, knikt dan. Louis staat op, gaat achter Harry staan en maakt de knoop langzaam los. Dan haalt hij het hoofddoekje van Harry’s hoofd, strijkt even over de hoofdhuid en plaatst er een kus op. ‘Het komt wel weer terug. Echt.’
Harry glimlacht. ‘Dank je wel, Lou.’
Louis gaat weer zitten en zij wachten in stilte op de dokter.
De dokter komt zo’n vijf minuten later binnen, gaat achter het bureau zitten nadat hij Louis en Harry de hand heeft geschud.
‘Ik ga hier heel kort over zijn, Harry. Ik weet hoe nerveus je bent.’ Hij kijkt ze even aan en kijkt dan naar het dossier over Harry zijn voortgang.
‘Je bent clean, Harry. De kanker is weg.’
Eliros zei op 18 sep 2015 - 20:27:
[500. en ik heb silver van the gray havens gebruikt. en 't heeft niets met de tekst te maken of de clipdie niet bestaat maar meer met het feit dat ik 'm ooit ben tegengekomen in een cosplay video op youtube waar iedereen dronken was en nu kan ik alleen nog maar dat voor me zien als ik dat luister en ik wilde iets dat heel erg lui overkwam en dit was het resultaat. idek.]
De muren draaien rond en de lichtjes dansen voor haar ogen. In één hoek van de kamer drukt Draco Harry tegen een muur. Zijn handen zitten verstopt onder diens shirt. Meer kan Loena niet zien.
In een andere hoek zitten Ginny en Hermelien. Hermelien zit op de bank. Ginny zit op Hermelien. Loena ziet alleen maar een hoop handen.
Fred en George staan in de hal. Leo staat daarboven, op de overloop. Hij bungelt over de reling. Ze gooien iets over en weer. Loena denkt dat het een vaas is, maar het had ook een kat kunnen zijn, of een huiself. Haar ogen willen niet genoeg focussen om onderscheid te maken. (Als ze iets hoort breken mompelt ze: “Toch een vaas,” en knikt langzaam.)
Als ze zich vanaf haar plekje omdraait en de tuin inkijkt ziet ze Ron en de Patils en Belinda en Marcel en Benno en Patty en een hoop andere gezichten wiens namen haar op het moment ontglipt zijn. Ze zitten in een cirkel op de grond en leunen om beurten naar voren om iets te doen dat Loena niet kan zien, om vervolgens naar voren te kruipen en iemand anders uit de cirkel te zoenen. (Ron en Benno en Belinda en Parvati en Padma en Angelique en Marcel en Patty en nog eens Marcel maar dan met Hannah en Simon en Cho en... na een tijdje kan ze het niet meer bijhouden, maar ze kijkt gefascineerd toe en vraagt zich af wat het doel van het spel is.)
Loena draait zich weer om, leunt naar voren om haar flesje bier te pakken, mist en stoot haar bier om. Voordat het flesje genoeg kan kantelen om een plas alcohol achter te laten, schiet er een reddende hand uit.
Daan komt naar haar zitten, flesje nog in zijn hand. Ze steekt de hare uit om hem weer te ontvangen, maar hij schudt zijn hoofd en zet haar bier weg.
Nu Loena niet meer bij haar drinken kan, kijkt ze hem met een pruillip aan. “Ik had nog.”
“Je bent dronken.”
Ze weet niet zo goed of dat een vraag is of niet. Loena begint te lachen en schudt uiteindelijk haar hoofd. “Nee.” Ze probeert om hem heen te leunen en het flesje weer te bemachtigen.
Daan duwt haar alleen maar weer terug met verrassend weinig moeite.
“Je bent sterk.”
Nu begint hij te lachen.
“Ben jij ook dronken?” vraagt ze. Ze glimlacht (en haar ogen vallen vanzelf dicht, want ze knijpt ze zo erg samen dat het makkelijker is om ze helemaal dicht te doen. En als ze dan eenmaal dicht zijn is het eigenlijk best wel fijn).
Hij lacht nog steeds. “Nee.”
“Oh. Dan moet jij 't maar doen.” Ze wijst naar haar flesje.
“Wat moet ik doen?” Hij kijkt haar geamuseerd aan.
“Opdrinken. Mijn bier.”
Hij schudt alleen maar zijn hoofd. “Ik hoef geen bier.”
“Hm. Mag ik je schouder als kussen gebruiken?”
Ze wacht niet op zijn antwoord.
[500. en ik heb silver van the gray havens gebruikt. en 't heeft niets met de tekst te maken of de clip
De muren draaien rond en de lichtjes dansen voor haar ogen. In één hoek van de kamer drukt Draco Harry tegen een muur. Zijn handen zitten verstopt onder diens shirt. Meer kan Loena niet zien.
In een andere hoek zitten Ginny en Hermelien. Hermelien zit op de bank. Ginny zit op Hermelien. Loena ziet alleen maar een hoop handen.
Fred en George staan in de hal. Leo staat daarboven, op de overloop. Hij bungelt over de reling. Ze gooien iets over en weer. Loena denkt dat het een vaas is, maar het had ook een kat kunnen zijn, of een huiself. Haar ogen willen niet genoeg focussen om onderscheid te maken. (Als ze iets hoort breken mompelt ze: “Toch een vaas,” en knikt langzaam.)
Als ze zich vanaf haar plekje omdraait en de tuin inkijkt ziet ze Ron en de Patils en Belinda en Marcel en Benno en Patty en een hoop andere gezichten wiens namen haar op het moment ontglipt zijn. Ze zitten in een cirkel op de grond en leunen om beurten naar voren om iets te doen dat Loena niet kan zien, om vervolgens naar voren te kruipen en iemand anders uit de cirkel te zoenen. (Ron en Benno en Belinda en Parvati en Padma en Angelique en Marcel en Patty en nog eens Marcel maar dan met Hannah en Simon en Cho en... na een tijdje kan ze het niet meer bijhouden, maar ze kijkt gefascineerd toe en vraagt zich af wat het doel van het spel is.)
Loena draait zich weer om, leunt naar voren om haar flesje bier te pakken, mist en stoot haar bier om. Voordat het flesje genoeg kan kantelen om een plas alcohol achter te laten, schiet er een reddende hand uit.
Daan komt naar haar zitten, flesje nog in zijn hand. Ze steekt de hare uit om hem weer te ontvangen, maar hij schudt zijn hoofd en zet haar bier weg.
Nu Loena niet meer bij haar drinken kan, kijkt ze hem met een pruillip aan. “Ik had nog.”
“Je bent dronken.”
Ze weet niet zo goed of dat een vraag is of niet. Loena begint te lachen en schudt uiteindelijk haar hoofd. “Nee.” Ze probeert om hem heen te leunen en het flesje weer te bemachtigen.
Daan duwt haar alleen maar weer terug met verrassend weinig moeite.
“Je bent sterk.”
Nu begint hij te lachen.
“Ben jij ook dronken?” vraagt ze. Ze glimlacht (en haar ogen vallen vanzelf dicht, want ze knijpt ze zo erg samen dat het makkelijker is om ze helemaal dicht te doen. En als ze dan eenmaal dicht zijn is het eigenlijk best wel fijn).
Hij lacht nog steeds. “Nee.”
“Oh. Dan moet jij 't maar doen.” Ze wijst naar haar flesje.
“Wat moet ik doen?” Hij kijkt haar geamuseerd aan.
“Opdrinken. Mijn bier.”
Hij schudt alleen maar zijn hoofd. “Ik hoef geen bier.”
“Hm. Mag ik je schouder als kussen gebruiken?”
Ze wacht niet op zijn antwoord.
Welkom bij de 500 Challenge! Week vier. We zitten bijna op een maand! *\0/*
B E L A N G R I J K
- Post de stukjes die je schrijft (tussen de 450 en 550 woorden) in dit topic. Anders telt het niet.
[- Als je niet online kunt komen maar wel iets geschreven hebt, stuur dan een foto via Whatsapp of zo, in pb kun je om nummers vragen.]
- Heb heel erg veel plezier.
P R O M P T S
- maandag: personage B is A's favoriet. Hoe laat A dat aan B weten?
- dinsdag: verwerk je favoriete kleur (of die van één van de personage's) in het stuk.
- woensdag: personage A probeert B van zijn/haar favoriet te overtuigen.
- donderdag: personage A heeft personage B's favoriete … gestolen/stuk gemaakt/verloren.
- vrijdag: kies één van je favoriete liedjes (of die van één van de personage's) uit. Baseer je stukje op de tekst/clip/gevoel erachter/whatevs.
- zaterdag: wat is je favoriete 500-stuk dat je tot nu toe hebt geschreven? Schrijf een prequel/vervolg.
- zondag: personage A is B's favoriet niet. Hoe gaat A daarmee om?
T U S S E N S T A N D
1. Bo - 9,7
1. Elise - 9,7
3. Kay - 9,6
3. Daan - 9,6
5. Iv - 4,4
6. Roos - 3,3
7. Juul - 2,2
8. Dezh - 2,1
9. Tessa - 1