Hoofdcategorieën
Home » Forum » Stamcafé » [500] Week #3
[500] Week #3
MoonRocker zei op 10 sep 2015 - 23:48:
P R O M P T 5
Wacht! Personage A wacht op personage(s) B/C/D/etc.
P R O M P T 5
Wacht! Personage A wacht op personage(s) B/C/D/etc.
Bodine zei op 10 sep 2015 - 23:49:
Hehehehehehe
Hehehehehehehe
Hehehehehehehehe
Hehehehehehehehehe
Hehehehehehehehehehe
Hehehehehehehehehe
Hehehehehehehehe
Hehehehehehehe
Hehehehehehe
Hehehehehehe
Hehehehehehehe
Hehehehehehehehe
Hehehehehehehehehe
Hehehehehehehehehehe
Hehehehehehehehehe
Hehehehehehehehe
Hehehehehehehe
Hehehehehehe
Bodine zei op 11 sep 2015 - 11:26:
Top 3 van gisteren:
- Elise, want ik vond het, ondanks mijn beperkte ervaring met DW, erg leuk en sprekend en glitterig
- Juul, omdat ze het zo fijn puur bij de haast hield en er niets groots van maakte
- Kay omdat fuck you
Top 3 van gisteren:
- Elise, want ik vond het, ondanks mijn beperkte ervaring met DW, erg leuk en sprekend en glitterig
- Juul, omdat ze het zo fijn puur bij de haast hield en er niets groots van maakte
- Kay omdat fuck you
1Dzayn zei op 11 sep 2015 - 11:40:
Ik ga deze nu met de hand schrijven want tussenuur en verveling so
Ik ga deze nu met de hand schrijven want tussenuur en verveling so
Bodine zei op 11 sep 2015 - 16:21:
Ik kan geen ander idee bedenken dan die eerste seksscène van Justin en Brian in Queer As Folk, waarin Brians telefoon gaat omdat die ene chick is bevallen en Justin moet wachten maar daar hopeloos in faalt. Maar ik heb niet zo heel veel zin om een hele explicit scène te gaan schrijven en een scène die al bestaat (twee keer; Amerikaans en Brits) at that. I cry.
Ik kan geen ander idee bedenken dan die eerste seksscène van Justin en Brian in Queer As Folk, waarin Brians telefoon gaat omdat die ene chick is bevallen en Justin moet wachten maar daar hopeloos in faalt. Maar ik heb niet zo heel veel zin om een hele explicit scène te gaan schrijven en een scène die al bestaat (twee keer; Amerikaans en Brits) at that. I cry.
Bodine zei op 11 sep 2015 - 17:48:
in principe spoilers voor iedereen die A Storm of Swords niet gelezen heeft, maar ik weet niet of je überhaupt snapt over wie het gaat als je 't niet gelezen hebt. Alas.
[Oh, en 500 woorden.]
“Wacht.”
Ik moet nog even mijn jas dicht knopen, mijn broek aantrekken, mijn ontbijt opeten of opruimen. Mijn schoen zit niet lekker, ik ben iets vergeten, ik wil nog niet weg. Wacht even. Wat vertellen we aan Thormund? Wacht, wacht, wacht.
Wacht.
Een stemmetje in mijn achterhoofd toen ik je voor het eerst zag; toen ik op het punt stond om je te doorboren met een dolk. Later, toen ik onder het breken van mijn Eed vandaan probeerde te komen. Wacht, het is te koud. Wacht, iedereen kijkt en luistert en ruikt en weet. Wacht, ik wil niet, ik durf niet, ik kan niet – woorden die ik nooit hardop gezegd heb, maar die jij wel degelijk hoorde, voelde, proefde.
Wacht.
Wacht, we kunnen deze onschuldige man niet zomaar vermoorden. We kunnen hem laten gaan en dan kan hij geen kwaad doen, toch? Wacht, ik heb mijn Eed aan de Wacht al verbroken, ik wil niet ook nog de eer die mijn vader me heeft meegegeven besmeuren. Ik wil niet, ik kan niet –
Wacht, wacht, wacht.
Als ik terugga, kan je mee. Ik smokkel je mee, breng je onder in één van de leegstaande forten van de Wacht; je kunt een leven opbouwen als Speervrouw, je zult door iedereen behandeld worden als een gelijke. Je zult niet hoeven knielen, je zult alleen hoeven werken, hoeven accepteren dat je je Broeders en Zusters niet kunt vermoorden, hoeven, kunnen –
Wacht.
Wacht, ik wil je nog zo veel laten zien. Ik zal je meenemen naar Winterfel, waar ik opgegroeid ben. Ik zal je laten zien in welke kamer ik sliep, in welke kamer ik altijd lachte met Arya, in welke tuin ik heb leren zwaardvechten en in welke zaal ik altijd at. Ik zal je de keuken laten zien, waar ik met Sansa altijd citroencakejes stal. Ik zal je laten zien waar mijn vader zijn belangrijke gasten ontving en waar zijn vrouw meestal zat. Ik zal je vertellen dat ik die kamer altijd ontliep omdat ze mij niet mocht en ik zal je laten zien waar ik buiten speelde met Robb en waar ik de wolvenpups gevonden heb in het bos.
Wacht, ik wil je nog zo veel laten zien.
Wacht, ik wil nog zo veel met je delen.
Wacht, ik zal je naar de maester brengen. Hij zal weten wat hij moet doen en hij zal je helpen zodat ik je mee kan nemen naar Winterfel. Misschien zullen we op een dag zelfs Koningslanding bezoeken, jij aan mijn arm als mijn prinses, ik aan jouw arm als jouw prins. Ik wil weten hoe je eruit ziet in zwart leer, met zwarte laarzen en een zwarte band in je haar. Ik wil zien hoe we samen verdwijnen in de zwarte schaduwen waar de kleur van je kleding vervaagt tot triviale achtergrondinformatie.
“Wacht,” zeg ik met brekende stem, terwijl mijn eerste traan op je wang kapot spat.
De goden schudden hun hoofden en weigeren mijn gebed aan te horen, lachen me uit.
Je wacht niet.
in principe spoilers voor iedereen die A Storm of Swords niet gelezen heeft, maar ik weet niet of je überhaupt snapt over wie het gaat als je 't niet gelezen hebt. Alas.
[Oh, en 500 woorden.]
“Wacht.”
Ik moet nog even mijn jas dicht knopen, mijn broek aantrekken, mijn ontbijt opeten of opruimen. Mijn schoen zit niet lekker, ik ben iets vergeten, ik wil nog niet weg. Wacht even. Wat vertellen we aan Thormund? Wacht, wacht, wacht.
Wacht.
Een stemmetje in mijn achterhoofd toen ik je voor het eerst zag; toen ik op het punt stond om je te doorboren met een dolk. Later, toen ik onder het breken van mijn Eed vandaan probeerde te komen. Wacht, het is te koud. Wacht, iedereen kijkt en luistert en ruikt en weet. Wacht, ik wil niet, ik durf niet, ik kan niet – woorden die ik nooit hardop gezegd heb, maar die jij wel degelijk hoorde, voelde, proefde.
Wacht.
Wacht, we kunnen deze onschuldige man niet zomaar vermoorden. We kunnen hem laten gaan en dan kan hij geen kwaad doen, toch? Wacht, ik heb mijn Eed aan de Wacht al verbroken, ik wil niet ook nog de eer die mijn vader me heeft meegegeven besmeuren. Ik wil niet, ik kan niet –
Wacht, wacht, wacht.
Als ik terugga, kan je mee. Ik smokkel je mee, breng je onder in één van de leegstaande forten van de Wacht; je kunt een leven opbouwen als Speervrouw, je zult door iedereen behandeld worden als een gelijke. Je zult niet hoeven knielen, je zult alleen hoeven werken, hoeven accepteren dat je je Broeders en Zusters niet kunt vermoorden, hoeven, kunnen –
Wacht.
Wacht, ik wil je nog zo veel laten zien. Ik zal je meenemen naar Winterfel, waar ik opgegroeid ben. Ik zal je laten zien in welke kamer ik sliep, in welke kamer ik altijd lachte met Arya, in welke tuin ik heb leren zwaardvechten en in welke zaal ik altijd at. Ik zal je de keuken laten zien, waar ik met Sansa altijd citroencakejes stal. Ik zal je laten zien waar mijn vader zijn belangrijke gasten ontving en waar zijn vrouw meestal zat. Ik zal je vertellen dat ik die kamer altijd ontliep omdat ze mij niet mocht en ik zal je laten zien waar ik buiten speelde met Robb en waar ik de wolvenpups gevonden heb in het bos.
Wacht, ik wil je nog zo veel laten zien.
Wacht, ik wil nog zo veel met je delen.
Wacht, ik zal je naar de maester brengen. Hij zal weten wat hij moet doen en hij zal je helpen zodat ik je mee kan nemen naar Winterfel. Misschien zullen we op een dag zelfs Koningslanding bezoeken, jij aan mijn arm als mijn prinses, ik aan jouw arm als jouw prins. Ik wil weten hoe je eruit ziet in zwart leer, met zwarte laarzen en een zwarte band in je haar. Ik wil zien hoe we samen verdwijnen in de zwarte schaduwen waar de kleur van je kleding vervaagt tot triviale achtergrondinformatie.
“Wacht,” zeg ik met brekende stem, terwijl mijn eerste traan op je wang kapot spat.
De goden schudden hun hoofden en weigeren mijn gebed aan te horen, lachen me uit.
Je wacht niet.
Eliros zei op 11 sep 2015 - 18:03:
[500 woorden. en een vervolg op gisteren want als ik weinig tijd heb dat schrijft Doctor Who het snelst want onzin galore.]
Negen zit zuchtend en steunend op de trap. De TARDIS heeft het, in de vijf minuten nadat de handleiding een zwart gat in werd gezogen, voor elkaar gekregen om hem twintig keer naar de verkeerde New York te brengen. Hij heeft het zo onderhand opgegeven om vandaag—in ieder geval voordat de kip klaar is—naar de opening te gaan.
Hij zit nog steeds onder de glitter. Nog meer zelfs dan voorheen. (Zodra hij weer was gaan zitten werd hij beloond met een nieuwe glitterkots over zich heen.)
De dokter heeft besloten dat hij dan maar op de kip en op de kuren van de reactor moet wachten totdat hij aan zijn uitje kan beginnen.
“Zet die sirenes in ieder geval stop! In al mijn negenhonderd jaren heb ik nog nooit zulk gejank moeten doorstaan! Houd eens op!”
Maar ze houdt niet op, want de TARDIS zou de TARDIS niet zijn als ze hem nu zijn zin zou gaan geven.
Uit pure wanhoop graait hij in de zakken van zin leren jas tot zijn vingers rond zijn supersonische schroevendraaier sluiten. Hij trekt hem eruit en wijst richting de speaker. Dat het kastje er rondom van hout is ziet hij pas later, wanneer hij de schroevendraaier vloekend en tierend in een hoek smijt omdat het geluid aan blijft houden. “Hout! Wie bouwt er nou een houten kast om een speaker! In een TARDIS nog wel! Welke onbenul vond dit een goed idee!”
Hij staat op en begint met gebalde vuisten op het paneel te bonken.
“Houd! Je! Kop!” Ieder woord gaat gepaard met een nieuwe vuistslag. Als antwoord wordt hij door een nieuwe wolk glitter van het plateau geblazen. Hij komt vlak voor de deur in een hoopje op de grond te liggen. Hij hoest en niest in dezelfde tien seconden, blaast daarmee een tiende van de kilo glitter die hij ingeslikt heeft uit zijn lichaam.
“Oké.” Hij niest nog eens en tilt beide handen op in overgave. Meer kan hij niet zeggen. De glitter hoopt zich op in zijn keel met ieder woord dat zijn lippen verlaat.
Als hij na vijf minuten een aardig hoopje heeft opgehoest gaat hij langzaam overeind zitten. “Prima. Ik wacht wel.”
De sirenes gaan iets zachter kermen.
“Ik wacht tot de kip klaar is en tot de glitter weg is en dán pas ga ik naar de opening.”
Het is volledig toeval dat op dat moment zijn ovenwekker begint te piepen om aan te geven dat zijn eten klaar is.
Negen kruipt de trap op en de trap af, de meest linker hal in en neemt de vijfde deur van rechts. In plaats van de keuken komt hij in de bibliotheek terecht. Hij bromt, gaat de hal weer in, en neemt één deur verder.
Als hij eindelijk in de keuken terecht komt, rukt hij snel de ovendeur open en haalt de kip er met twee gehaakte ovenhandjes uit. De kip belandt met een klap op het aanrecht.
Ondanks de glitter smaakt alles prima.
[500 woorden. en een vervolg op gisteren want als ik weinig tijd heb dat schrijft Doctor Who het snelst want onzin galore.]
Negen zit zuchtend en steunend op de trap. De TARDIS heeft het, in de vijf minuten nadat de handleiding een zwart gat in werd gezogen, voor elkaar gekregen om hem twintig keer naar de verkeerde New York te brengen. Hij heeft het zo onderhand opgegeven om vandaag—in ieder geval voordat de kip klaar is—naar de opening te gaan.
Hij zit nog steeds onder de glitter. Nog meer zelfs dan voorheen. (Zodra hij weer was gaan zitten werd hij beloond met een nieuwe glitterkots over zich heen.)
De dokter heeft besloten dat hij dan maar op de kip en op de kuren van de reactor moet wachten totdat hij aan zijn uitje kan beginnen.
“Zet die sirenes in ieder geval stop! In al mijn negenhonderd jaren heb ik nog nooit zulk gejank moeten doorstaan! Houd eens op!”
Maar ze houdt niet op, want de TARDIS zou de TARDIS niet zijn als ze hem nu zijn zin zou gaan geven.
Uit pure wanhoop graait hij in de zakken van zin leren jas tot zijn vingers rond zijn supersonische schroevendraaier sluiten. Hij trekt hem eruit en wijst richting de speaker. Dat het kastje er rondom van hout is ziet hij pas later, wanneer hij de schroevendraaier vloekend en tierend in een hoek smijt omdat het geluid aan blijft houden. “Hout! Wie bouwt er nou een houten kast om een speaker! In een TARDIS nog wel! Welke onbenul vond dit een goed idee!”
Hij staat op en begint met gebalde vuisten op het paneel te bonken.
“Houd! Je! Kop!” Ieder woord gaat gepaard met een nieuwe vuistslag. Als antwoord wordt hij door een nieuwe wolk glitter van het plateau geblazen. Hij komt vlak voor de deur in een hoopje op de grond te liggen. Hij hoest en niest in dezelfde tien seconden, blaast daarmee een tiende van de kilo glitter die hij ingeslikt heeft uit zijn lichaam.
“Oké.” Hij niest nog eens en tilt beide handen op in overgave. Meer kan hij niet zeggen. De glitter hoopt zich op in zijn keel met ieder woord dat zijn lippen verlaat.
Als hij na vijf minuten een aardig hoopje heeft opgehoest gaat hij langzaam overeind zitten. “Prima. Ik wacht wel.”
De sirenes gaan iets zachter kermen.
“Ik wacht tot de kip klaar is en tot de glitter weg is en dán pas ga ik naar de opening.”
Het is volledig toeval dat op dat moment zijn ovenwekker begint te piepen om aan te geven dat zijn eten klaar is.
Negen kruipt de trap op en de trap af, de meest linker hal in en neemt de vijfde deur van rechts. In plaats van de keuken komt hij in de bibliotheek terecht. Hij bromt, gaat de hal weer in, en neemt één deur verder.
Als hij eindelijk in de keuken terecht komt, rukt hij snel de ovendeur open en haalt de kip er met twee gehaakte ovenhandjes uit. De kip belandt met een klap op het aanrecht.
Ondanks de glitter smaakt alles prima.
xNadezhda zei op 11 sep 2015 - 18:35:
Weer 500 precies.
Soms heeft hij het gevoel dat zijn leven wordt bepaald door wachten. Als hij terugkijkt naar de omslagpunten van zijn bestaan, ziet hij alleen stilte, rust, een pot thee die langzaam afkoelt. Zeshonderd dagen wachten voor de muren van Ba Sing Se. Uren wachten op zekerheid over het lot van Lu Ten. Dagen wachten tot de geschokte verdoving uit hem wegtrok. Nog meer uren, gezeten op een oncomfortabel krukje naast Zuko’s bed, wachtend tot de verbrande linkerhelft van diens gezicht genoeg was aangesterkt en de jongen beide ogen kon openen. Drie jaar wachten tot Zuko iets begreep van de adviezen die hij kreeg – en eigenlijk wacht hij daar nog steeds op.
Net als zoveel jaren eerder breekt Iroh een gat open in de buitenste muur van Ba Sing Se. Deze keer wordt hij omringd door de Orde van de Witte Lotus, vrienden en bondgenoten die hij lang niet gezien heeft, aan wie hij desondanks geen seconde twijfelt. Ze rukken de wapperende vlag van de Vuurnatie van de toren en slaan aan de voet van de muur hun kamp op. Net als zoveel jaren eerder moet hij wachten voordat hij de stad kan betreden. Deze keer zit er geen ongeduld in hem. Hij trekt zich terug in zijn tent en zet een nieuwe pot thee, drinkt die kopje na kopje leeg en rolt zich op in zijn deken.
Er gaan een paar dagen voorbij. Iroh wacht. De komeet komt dichterbij, hij ziet het aan de horizon. Het kamp bouwt zich elke dag een stukje verder uit, meer leden van de Witte Lotus sluiten zich bij hen aan. Koning Bumi arriveert vanuit Omashu, meester Pakku tot ieders verrassing vanuit de Zuidpool; meester Piandao brengt nieuws over de Avatar en zijn vrienden. Al is het een tijd geleden dat ze bij hem waren en al spreekt hij niet over Zuko, Iroh voelt zich gesterkt door het bericht. Het sust hem nog beter in slaap dan jasmijnthee.
Als hij wakker wordt, merkt hij direct dat er een tweede persoon in de ruimte is. Hij hoort aan de ademhaling al wie het is – alsof hij niet drie jaar heeft gewijd aan die ademhaling, aan het trainen en op gang houden van die ademhaling. Er welt vreugde op in zijn hart, opluchting, warmte. Desondanks draait hij zich niet om. Hij wacht.
‘Oom,’ fluistert Zuko achter hem. Hij klinkt klein, angstig zelfs, op het randje van tranen. ‘Ik weet dat u er vast gemengde gevoelens over heeft om me weer te zien…’
Bijna valt Iroh hem in de rede. Geen gemengde gevoelens, wil hij zeggen, alleen liefde – maar hij wacht.
‘… maar ik wil dat u weet… Het spijt me, het spijt me zo, oom. Het spijt me zo en ik schaam me verschrikkelijk voor wat ik gedaan heb. Ik weet niet wat ik kan doen om het goed te maken, maar –’
Zijn stem breekt en Iroh kan niet meer wachten. Hij draait zich om, strekt zijn handen uit en trekt de jongen in een omhelzing.
Weer 500 precies.
Soms heeft hij het gevoel dat zijn leven wordt bepaald door wachten. Als hij terugkijkt naar de omslagpunten van zijn bestaan, ziet hij alleen stilte, rust, een pot thee die langzaam afkoelt. Zeshonderd dagen wachten voor de muren van Ba Sing Se. Uren wachten op zekerheid over het lot van Lu Ten. Dagen wachten tot de geschokte verdoving uit hem wegtrok. Nog meer uren, gezeten op een oncomfortabel krukje naast Zuko’s bed, wachtend tot de verbrande linkerhelft van diens gezicht genoeg was aangesterkt en de jongen beide ogen kon openen. Drie jaar wachten tot Zuko iets begreep van de adviezen die hij kreeg – en eigenlijk wacht hij daar nog steeds op.
Net als zoveel jaren eerder breekt Iroh een gat open in de buitenste muur van Ba Sing Se. Deze keer wordt hij omringd door de Orde van de Witte Lotus, vrienden en bondgenoten die hij lang niet gezien heeft, aan wie hij desondanks geen seconde twijfelt. Ze rukken de wapperende vlag van de Vuurnatie van de toren en slaan aan de voet van de muur hun kamp op. Net als zoveel jaren eerder moet hij wachten voordat hij de stad kan betreden. Deze keer zit er geen ongeduld in hem. Hij trekt zich terug in zijn tent en zet een nieuwe pot thee, drinkt die kopje na kopje leeg en rolt zich op in zijn deken.
Er gaan een paar dagen voorbij. Iroh wacht. De komeet komt dichterbij, hij ziet het aan de horizon. Het kamp bouwt zich elke dag een stukje verder uit, meer leden van de Witte Lotus sluiten zich bij hen aan. Koning Bumi arriveert vanuit Omashu, meester Pakku tot ieders verrassing vanuit de Zuidpool; meester Piandao brengt nieuws over de Avatar en zijn vrienden. Al is het een tijd geleden dat ze bij hem waren en al spreekt hij niet over Zuko, Iroh voelt zich gesterkt door het bericht. Het sust hem nog beter in slaap dan jasmijnthee.
Als hij wakker wordt, merkt hij direct dat er een tweede persoon in de ruimte is. Hij hoort aan de ademhaling al wie het is – alsof hij niet drie jaar heeft gewijd aan die ademhaling, aan het trainen en op gang houden van die ademhaling. Er welt vreugde op in zijn hart, opluchting, warmte. Desondanks draait hij zich niet om. Hij wacht.
‘Oom,’ fluistert Zuko achter hem. Hij klinkt klein, angstig zelfs, op het randje van tranen. ‘Ik weet dat u er vast gemengde gevoelens over heeft om me weer te zien…’
Bijna valt Iroh hem in de rede. Geen gemengde gevoelens, wil hij zeggen, alleen liefde – maar hij wacht.
‘… maar ik wil dat u weet… Het spijt me, het spijt me zo, oom. Het spijt me zo en ik schaam me verschrikkelijk voor wat ik gedaan heb. Ik weet niet wat ik kan doen om het goed te maken, maar –’
Zijn stem breekt en Iroh kan niet meer wachten. Hij draait zich om, strekt zijn handen uit en trekt de jongen in een omhelzing.
1Dzayn zei op 11 sep 2015 - 18:49:
500 woorden
Het duurt hem allemaal veel te lang Met dichtvallende ogen staart de jongen nar de klok. Tik tok. De tijd gaat te langzaam voorbij en hij kan het niet langer meer aan. Snel wrijft hij in zijn ogen en springt dan op. Tik tok. Het tikken werkt hem op de zenuwen en hij vlucht richting de keuken. Daar opent hij de koelkast en pakt een blikje Redbull uit de groentela. Hij neemt een slok, schudt zijn hoofd en loopt weer terug naar de woonkamer. Tik tok. Hij onderdrukt de neiging om de klok te slaan. Hij heeft hem nog nodig.
Hoe laat kwam hij ook alweer aan? De jongen pakt het blad met de vluchtinformatie en leest de woorden snel. Acht uur zesenvijftig. Hij kijkt op de klok. Negen uur. Het vliegtuig is dus, als het goed is, geland. De jongen ademt diep in en blaast het dan luid uit. Nog een uur, maximaal, dan zal hij wel thuiskomen. De klok tikt door. De jongen gaat weer zitten en knijpt het blikje tussen zijn handen fijn. Zijn telefoon rinkelt.
Hey, Louis. Thuis binnen een half uur. Love you. xoxo
Louis glundert en springt weer op. Nog een half uur. Een half uur, dat kan hij wel volhouden, toch?
Het blijkt dat hij het niet volhouden kan. Na tien minuten ijsbeert hij alweer door de kamer en schieten zijn gedachten alle kanten op. Een half jaar hebben ze elkaar niet gezien, omdat ze dachten dat het beter was voor hun relatie. Nu komt hij weer terug en Louis kan niet wachten om hem te zien. Hij houdt nog steeds zielsveel van hem en kan niet wachten hem weer aan te raken. Tik tok. Hij balt zijn vuisten en haalt diep adem. Niet slaan, Louis. De klok is je dierbaar. Louis haalt weer diep adem en gaat opnieuw op de bank zitten.
Dan klinkt er een sleutel in het slot. Louis schiet overeind en draait zich richting de deur van de gang. Hij hoort hoe zijn vriendje (ex?) binnen stapt, hoort hoe tassen worden neergegooid. Vervolgens opent de deur en staan ze oog in oog.
‘Louis.’
Louis barst in huilen uit en zijn vriendje snelt naar hem toe. Louis wordt omhelsd door twee sterke armen en huilend verbergt hij zijn gezicht.
‘Zayn, oh Zayn. Ik heb je zo gemist,’ huilt Louis luid. Zayn sust hem, strijkt over zijn rug.
‘Ik weet het, ik weet het. Het spijt me zo, we hadden dit nooit moeten doen.’
Louis knikt en drukt zich dichter tegen Zayn aan. ‘Ik hou van je.’
‘Ik hou ook van jou,’ antwoordt Zayn.
Nadat beiden gekalmeerd zijn, trekt Louis zich terug uit de omhelsing. Hij bekijkt zijn vriendje, ziet hoe hij bruiner is geworden. Tegelijkertijd ziet hij hoe Zayn hem opneemt. Louis glimlacht en Zayn volgt snel.
‘Je ziet er goed uit.’
‘Jij ook, Louis.’
Louis glimlach en gaat op zijn tenen staan. Hij slaat zijn armen rond Zayn’s nek en geeft hem een kus op zijn lippen.
‘Welkom thuis.’
500 woorden
Het duurt hem allemaal veel te lang Met dichtvallende ogen staart de jongen nar de klok. Tik tok. De tijd gaat te langzaam voorbij en hij kan het niet langer meer aan. Snel wrijft hij in zijn ogen en springt dan op. Tik tok. Het tikken werkt hem op de zenuwen en hij vlucht richting de keuken. Daar opent hij de koelkast en pakt een blikje Redbull uit de groentela. Hij neemt een slok, schudt zijn hoofd en loopt weer terug naar de woonkamer. Tik tok. Hij onderdrukt de neiging om de klok te slaan. Hij heeft hem nog nodig.
Hoe laat kwam hij ook alweer aan? De jongen pakt het blad met de vluchtinformatie en leest de woorden snel. Acht uur zesenvijftig. Hij kijkt op de klok. Negen uur. Het vliegtuig is dus, als het goed is, geland. De jongen ademt diep in en blaast het dan luid uit. Nog een uur, maximaal, dan zal hij wel thuiskomen. De klok tikt door. De jongen gaat weer zitten en knijpt het blikje tussen zijn handen fijn. Zijn telefoon rinkelt.
Hey, Louis. Thuis binnen een half uur. Love you. xoxo
Louis glundert en springt weer op. Nog een half uur. Een half uur, dat kan hij wel volhouden, toch?
Het blijkt dat hij het niet volhouden kan. Na tien minuten ijsbeert hij alweer door de kamer en schieten zijn gedachten alle kanten op. Een half jaar hebben ze elkaar niet gezien, omdat ze dachten dat het beter was voor hun relatie. Nu komt hij weer terug en Louis kan niet wachten om hem te zien. Hij houdt nog steeds zielsveel van hem en kan niet wachten hem weer aan te raken. Tik tok. Hij balt zijn vuisten en haalt diep adem. Niet slaan, Louis. De klok is je dierbaar. Louis haalt weer diep adem en gaat opnieuw op de bank zitten.
Dan klinkt er een sleutel in het slot. Louis schiet overeind en draait zich richting de deur van de gang. Hij hoort hoe zijn vriendje (ex?) binnen stapt, hoort hoe tassen worden neergegooid. Vervolgens opent de deur en staan ze oog in oog.
‘Louis.’
Louis barst in huilen uit en zijn vriendje snelt naar hem toe. Louis wordt omhelsd door twee sterke armen en huilend verbergt hij zijn gezicht.
‘Zayn, oh Zayn. Ik heb je zo gemist,’ huilt Louis luid. Zayn sust hem, strijkt over zijn rug.
‘Ik weet het, ik weet het. Het spijt me zo, we hadden dit nooit moeten doen.’
Louis knikt en drukt zich dichter tegen Zayn aan. ‘Ik hou van je.’
‘Ik hou ook van jou,’ antwoordt Zayn.
Nadat beiden gekalmeerd zijn, trekt Louis zich terug uit de omhelsing. Hij bekijkt zijn vriendje, ziet hoe hij bruiner is geworden. Tegelijkertijd ziet hij hoe Zayn hem opneemt. Louis glimlacht en Zayn volgt snel.
‘Je ziet er goed uit.’
‘Jij ook, Louis.’
Louis glimlach en gaat op zijn tenen staan. Hij slaat zijn armen rond Zayn’s nek en geeft hem een kus op zijn lippen.
‘Welkom thuis.’
Rebella zei op 11 sep 2015 - 22:24:
500
SPOILER: Zij die (mijn ff) Rebella Jales Potter meelezen, beware dit speelt zich in de 'toekomst' af.
Niet meer wachten
“Mama, wacht!”
Maar mama wacht niet, dat doet ze nooit. Zwarte haren wapperen terwijl ze naar beneden loopt. Het kleine meisje houdt ze niet bij en volgt langzaam.
“Nayla, schiet op!”
Ik kan niet sneller, denkt ze. Mama wacht niet meer, als ze beneden komt zit ze al in de auto. Ze kruipt achterin en nog voordat ze de gordel om heeft rijdt mama al weg. De kijkt op de digitale klok van de auto en ziet dat het half zes is.
Als ze bij het station aankomen stappen ze uit. Mama sluit af en wacht niet op haar dochter.
“Mama, wacht!” Ze kan niet sneller, ze is nu eenmaal niet zo groot, zelfs nu ze elf is niet. Maar mama wacht niet. Niet op haar, mama wacht op iemand anders.
Zij ook. Als ze het dranghek door zijn, zien ze dat de trein er nog niet is.
Dus wachten ze.
Haar veter is los, mama strikt hem en kust op haar hoofd. Ze is blij, zenuwachtig en opgelucht dat ze op tijd was. De trein komt binnen gereden. Ze blijven staan wachten totdat hij uit de massa tevoorschijn komt met zijn hutkoffer en uil.
Ze rent op haar broer af en vliegt hem om de hals. Mensen lachen, maar zij glimlachen alleen maar naar elkaar, zes maanden elkaar niet zien is veel te lang. Ze wachten tot mama bij hen is.
“Hoe was school?”
“Fantastisch!” De zoon grijnst en slaat een arm om zijn één jaar jongere zusje heen, gezamenlijk lopen ze door het dranghek. Afscheid is genomen, brieven schrijven was de belofte, tot één september.
Gedrieën lopen ze terug naar de wachtende auto, en terwijl zij achterin kruipt en wacht tot de bagage is ingeladen voelt ze een kriebel opkomen, over twee maanden mag zij ook gaan!
Nog acht weken wachten!
Ze rijden rustig terug naar huis. Als ze voor een stoplicht wachten vertel hij over de lessen, over de leerlingen, over het kasteel, over avonturen. Zijn favoriete les is bezweringen en zijn minst favoriete is Geschiedenis van de Toverkunst.
De auto zal wachten om hen opnieuw naar het station te brengen. Ze wachten op de lift die hen naar de derde verdieping brengen zal.
“Mama, wacht!” Ze zal de zin een jaar lang niet hoeven roepen om op tijd op school te komen, om naar beneden te lopen, om iets te zeggen wat voor haar belangrijk is. Zal zij ook kunnen wachten?
Wachten tot ze naar de toverschool mag? Wachten tot ze eindelijk achttien is? Wachten tot ze eindelijk haar echte achternaam mag gebruiken? Tot ze groter is?
Ze hoopt het.
Mama hoopt ook.
Hij niet, hij heeft gewacht en opgegeven, wat komt, dat komt. Hij geeft haar een foto van het kasteel, eentje waar hij er ook een van heeft. Mama wacht met het eten, terwijl ze de foto's boven hun voeteneinde hangen.
Voor hem is het thuis.
Voor haar wacht het kasteel als een trouw huis.
Voor Rebella Potter was het thuis.
Wachten is voorbij.
500
SPOILER: Zij die (mijn ff) Rebella Jales Potter meelezen, beware dit speelt zich in de 'toekomst' af.
Niet meer wachten
“Mama, wacht!”
Maar mama wacht niet, dat doet ze nooit. Zwarte haren wapperen terwijl ze naar beneden loopt. Het kleine meisje houdt ze niet bij en volgt langzaam.
“Nayla, schiet op!”
Ik kan niet sneller, denkt ze. Mama wacht niet meer, als ze beneden komt zit ze al in de auto. Ze kruipt achterin en nog voordat ze de gordel om heeft rijdt mama al weg. De kijkt op de digitale klok van de auto en ziet dat het half zes is.
Als ze bij het station aankomen stappen ze uit. Mama sluit af en wacht niet op haar dochter.
“Mama, wacht!” Ze kan niet sneller, ze is nu eenmaal niet zo groot, zelfs nu ze elf is niet. Maar mama wacht niet. Niet op haar, mama wacht op iemand anders.
Zij ook. Als ze het dranghek door zijn, zien ze dat de trein er nog niet is.
Dus wachten ze.
Haar veter is los, mama strikt hem en kust op haar hoofd. Ze is blij, zenuwachtig en opgelucht dat ze op tijd was. De trein komt binnen gereden. Ze blijven staan wachten totdat hij uit de massa tevoorschijn komt met zijn hutkoffer en uil.
Ze rent op haar broer af en vliegt hem om de hals. Mensen lachen, maar zij glimlachen alleen maar naar elkaar, zes maanden elkaar niet zien is veel te lang. Ze wachten tot mama bij hen is.
“Hoe was school?”
“Fantastisch!” De zoon grijnst en slaat een arm om zijn één jaar jongere zusje heen, gezamenlijk lopen ze door het dranghek. Afscheid is genomen, brieven schrijven was de belofte, tot één september.
Gedrieën lopen ze terug naar de wachtende auto, en terwijl zij achterin kruipt en wacht tot de bagage is ingeladen voelt ze een kriebel opkomen, over twee maanden mag zij ook gaan!
Nog acht weken wachten!
Ze rijden rustig terug naar huis. Als ze voor een stoplicht wachten vertel hij over de lessen, over de leerlingen, over het kasteel, over avonturen. Zijn favoriete les is bezweringen en zijn minst favoriete is Geschiedenis van de Toverkunst.
De auto zal wachten om hen opnieuw naar het station te brengen. Ze wachten op de lift die hen naar de derde verdieping brengen zal.
“Mama, wacht!” Ze zal de zin een jaar lang niet hoeven roepen om op tijd op school te komen, om naar beneden te lopen, om iets te zeggen wat voor haar belangrijk is. Zal zij ook kunnen wachten?
Wachten tot ze naar de toverschool mag? Wachten tot ze eindelijk achttien is? Wachten tot ze eindelijk haar echte achternaam mag gebruiken? Tot ze groter is?
Ze hoopt het.
Mama hoopt ook.
Hij niet, hij heeft gewacht en opgegeven, wat komt, dat komt. Hij geeft haar een foto van het kasteel, eentje waar hij er ook een van heeft. Mama wacht met het eten, terwijl ze de foto's boven hun voeteneinde hangen.
Voor hem is het thuis.
Voor haar wacht het kasteel als een trouw huis.
Voor Rebella Potter was het thuis.
Wachten is voorbij.
MoonRocker zei op 11 sep 2015 - 23:38:
Stilte voor de storm
Zenuwachtig ijsbeerde Penelope Garcia voor het enorme computerscherm in de vergaderkamer langs. Af en toe wierp ze een blik op de afschuwelijke beelden van vandaag, maar niet te lang, zodat filmpjes puppy’s en kittens de schade nog zouden kunnen herstellen. Toen ze voetstappen in de hal hoorde, keek ze op en duwde haar bril wat steviger op haar neus. De man die de vergaderruimte binnenstapte, herkende ze niet. Zonder een woord te reppen begon hij te rommelen in een stapel dossiers die Penelope klaar had gelegd. Ze kuchte, toen het erop leek dat hij zonder toestemming met een van de dossiers naar buiten zou wandelen.
‘Excuses,’ sprak hij, ‘Penelope Garcia, toch?’
Verbaasd knikte ze.
‘Hoe – wie bent u?’ stamelde ze.
‘Ik ben Samuel Carter,’ zei hij en stak zijn hand naar haar uit, ‘jullie nieuwe afdelingshoofd.’
‘Oh!’ riep Penelope beschaamd uit. ‘Aangenaam.’
De man lachte zijn tanden bloot en liep voor een tweede keer naar de deur. Penelope schoof de afstandsbediening van het scherm heen en weer in haar handen.
‘Schuift u niet aan?’ flapte ze eruit.
Samuel Carter draaide zich om en schoof zijn stropdas recht.
‘Hoe laat is het team er?’ vroeg hij.
Penelope glimlachte.
‘Ze zijn onderweg.’
Na tien minuten was er nog altijd niemand bijgekomen, hoewel alle teamleden in de buurt van het kantoor woonden. Penelope Garcia zuchtte duidelijk ongemakkelijk. Nieuwe mensen waren altijd moeilijk voor haar, en wat moest ze deze man nou vertellen? Haar praatje wilde ze niet al houden, want dan zou ze twee keer de feiten over de verschrikkelijke moordzaak over haar lippen moeten krijgen en nog twee keer naar de afschuwelijke beelden moeten kijken. De anderen moesten haar maar van de stilte bevrijden.
Net toen Penelope bedacht dat ze hem ook naar simpele dingen kon vragen – hoe oud zou hij zijn? – liep Derek Morgan de vergaderkamer binnen. Hij glimlachte naar haar, gaf Samuel Carter beleefd een hand – wist hij hier wel van? – en ging met twee bekertjes koffie naast haar aan tafel zitten. Met een nieuwe brede glimlach schoof hij een van de bekertjes naar haar toe.
‘Hotch sms’te me al een deel van de details – ik dacht dat je deze wel kon gebruiken,’ zei hij zacht.
Carter kuchte.
‘Zijn jullie –’
‘Oh, nee!’ riep Penelope. ‘Ik bedoel – nee.’
Morgan lachte.
‘Gewoon vrienden,’ besloot hij.
Penelope bloosde en kreeg het warm, maar werd gered door doctor Spencer Reid. Hij stak zijn hand op naar agent Carter, waarmee hij zijn uitgestoken hand beleefd afwees, en stelde zich voor. Direct na hem stapte ook teamleider Aaron Hotchner met een frons de ruimte binnen. Na een beleefd knikje naar het afdelingshoofd nam hij plaats naast Reid.
‘Waar zijn JJ en Rossi?’ bromde hij.
‘Onderweg, meneer,’ antwoordde Penelope vlug. ‘Moet ik alvast beginnen?’
Hotch wierp een vlugge blik op zijn horloge, schudde zijn hoofd en gaf toe aan een voorzichtige glimlach.
‘Wacht nog maar even,’ antwoordde hij.
Penelope knikte, nam een slok van haar koffie en drukte haar bril nog eens beter op haar neus.
[500 woorden]
Stilte voor de storm
Zenuwachtig ijsbeerde Penelope Garcia voor het enorme computerscherm in de vergaderkamer langs. Af en toe wierp ze een blik op de afschuwelijke beelden van vandaag, maar niet te lang, zodat filmpjes puppy’s en kittens de schade nog zouden kunnen herstellen. Toen ze voetstappen in de hal hoorde, keek ze op en duwde haar bril wat steviger op haar neus. De man die de vergaderruimte binnenstapte, herkende ze niet. Zonder een woord te reppen begon hij te rommelen in een stapel dossiers die Penelope klaar had gelegd. Ze kuchte, toen het erop leek dat hij zonder toestemming met een van de dossiers naar buiten zou wandelen.
‘Excuses,’ sprak hij, ‘Penelope Garcia, toch?’
Verbaasd knikte ze.
‘Hoe – wie bent u?’ stamelde ze.
‘Ik ben Samuel Carter,’ zei hij en stak zijn hand naar haar uit, ‘jullie nieuwe afdelingshoofd.’
‘Oh!’ riep Penelope beschaamd uit. ‘Aangenaam.’
De man lachte zijn tanden bloot en liep voor een tweede keer naar de deur. Penelope schoof de afstandsbediening van het scherm heen en weer in haar handen.
‘Schuift u niet aan?’ flapte ze eruit.
Samuel Carter draaide zich om en schoof zijn stropdas recht.
‘Hoe laat is het team er?’ vroeg hij.
Penelope glimlachte.
‘Ze zijn onderweg.’
Na tien minuten was er nog altijd niemand bijgekomen, hoewel alle teamleden in de buurt van het kantoor woonden. Penelope Garcia zuchtte duidelijk ongemakkelijk. Nieuwe mensen waren altijd moeilijk voor haar, en wat moest ze deze man nou vertellen? Haar praatje wilde ze niet al houden, want dan zou ze twee keer de feiten over de verschrikkelijke moordzaak over haar lippen moeten krijgen en nog twee keer naar de afschuwelijke beelden moeten kijken. De anderen moesten haar maar van de stilte bevrijden.
Net toen Penelope bedacht dat ze hem ook naar simpele dingen kon vragen – hoe oud zou hij zijn? – liep Derek Morgan de vergaderkamer binnen. Hij glimlachte naar haar, gaf Samuel Carter beleefd een hand – wist hij hier wel van? – en ging met twee bekertjes koffie naast haar aan tafel zitten. Met een nieuwe brede glimlach schoof hij een van de bekertjes naar haar toe.
‘Hotch sms’te me al een deel van de details – ik dacht dat je deze wel kon gebruiken,’ zei hij zacht.
Carter kuchte.
‘Zijn jullie –’
‘Oh, nee!’ riep Penelope. ‘Ik bedoel – nee.’
Morgan lachte.
‘Gewoon vrienden,’ besloot hij.
Penelope bloosde en kreeg het warm, maar werd gered door doctor Spencer Reid. Hij stak zijn hand op naar agent Carter, waarmee hij zijn uitgestoken hand beleefd afwees, en stelde zich voor. Direct na hem stapte ook teamleider Aaron Hotchner met een frons de ruimte binnen. Na een beleefd knikje naar het afdelingshoofd nam hij plaats naast Reid.
‘Waar zijn JJ en Rossi?’ bromde hij.
‘Onderweg, meneer,’ antwoordde Penelope vlug. ‘Moet ik alvast beginnen?’
Hotch wierp een vlugge blik op zijn horloge, schudde zijn hoofd en gaf toe aan een voorzichtige glimlach.
‘Wacht nog maar even,’ antwoordde hij.
Penelope knikte, nam een slok van haar koffie en drukte haar bril nog eens beter op haar neus.
[500 woorden]
xDevilBitch zei op 11 sep 2015 - 23:54:
Mijn ding ging ineens een hele andere kant op, maar ik heb geen tijd meer voor iets anders.
Gapend gat
Hij was gewoon wakker geworden met een gat in zijn geheugen. Weet het aan teveel drank, het zou niet de eerste keer zijn. Gewoon doorgaan, dan zou hij zich vanzelf weer kiplekker gaan voelen en misschien het gapende gat ook wel op kunnen dichten.
Grantaire gooide zijn benen dus maar over de rand van het bed en begon zonder er al te veel over na te denken aan zijn ochtendroutine. Koffie werd gezet, brood ging in de toaster en hij poetste zijn tanden mechanisch voor de badkamerspiegel.
Eigenlijk had hij niet eens iets vreemds aan hemzelf opgemerkt.
Zoals op de meeste dagen deed hij niet veel bijzonders. Hij controleerde snel of hij niets te doen had. Zijn agenda bleek leeg te zijn. Mooi, dan kon hij zijn hele dag lekker besteden aan een langgerekt nietsdoen.
Zo kwam het ook dat hij pas ‘s avonds doorhad dat er iets niet helemaal in de haak was.
Hij had het eerder kunnen weten. Een paar keer had hij overwogen Enjolras een berichtje te sturen, maar iets had hem ervan weerhouden. Als leider van de partij was zijn vriend bizar druk, en hoe graag hij hem ook pestte met commentaar op zijn plannen en andere flauwe opmerkingen, viel hij hem liever niet lastig met inhoudsloos gezwets en ik-mis-je’s. Dat was inmiddels toch algemeen bekende informatie.
Maar aangezien hij Enjolras geen bericht had gestuurd, was hij de hele dag niet bij zijn telefoon in de buurt geweest. Hij was te lui. Bovendien zou hij hem eerst moeten zoeken (zijn irritante gewoonte om dat ding in een dronken bui te verstoppen was misschien wel zijn slechtste eigenschap) en daarna ook nog de oplader. Veel te veel moeite.
Had hij dat wel gedaan, dan had hij de tientallen onbeantwoorde oproepen, wanhopige voicemails en van ongeloof doorspekte berichtjes niet kunnen missen.
De tv was vanzelf bij het nieuws aanbeland. Vroeger zou Grantaire er niet eens op gelet hebben, en hoewel hij het nog steeds grote tijdsverspilling vond (wat kon je er immers aan doen?), kon hij er met zijn positie binnen de partij nog moeilijk om heen. Hij bleef dus maar verveeld naar het scherm staren.
Die verveling duurde niet lang. In zijn onoplettendheid had hij de eerste zin van het item gemist, maar de tweede bleef nog minutenlang in zijn hoofd nagalmen “sinds de moord op de partner van presidentskandidaat Enjolras, gisteravond.”
Het was alsof de wereld om hem heen in elkaar stortte. Alles leek ineen te zakken alsof het van gortdroog zand gemaakt was, terwijl hij het was die zijn verbinding verloor met de realisatie dat het gat in zijn geheugen kwam doordat hij dood was.
Maar niet helemaal.
Er was geen engelengezang, geen wit licht en hij steeg al helemaal niet omhoog. Het nieuws was hard aangekomen, maar had hem niet uit de wereld geslagen. Daarvoor wilde hij te wanhopig graag de dag meemaken dat Enjolras zijn droom zou waarmaken. Daar had hij alles immers voor gedaan.
Hij was dood, maar hij wachtte.
500 woorden
Mijn ding ging ineens een hele andere kant op, maar ik heb geen tijd meer voor iets anders.
Gapend gat
Hij was gewoon wakker geworden met een gat in zijn geheugen. Weet het aan teveel drank, het zou niet de eerste keer zijn. Gewoon doorgaan, dan zou hij zich vanzelf weer kiplekker gaan voelen en misschien het gapende gat ook wel op kunnen dichten.
Grantaire gooide zijn benen dus maar over de rand van het bed en begon zonder er al te veel over na te denken aan zijn ochtendroutine. Koffie werd gezet, brood ging in de toaster en hij poetste zijn tanden mechanisch voor de badkamerspiegel.
Eigenlijk had hij niet eens iets vreemds aan hemzelf opgemerkt.
Zoals op de meeste dagen deed hij niet veel bijzonders. Hij controleerde snel of hij niets te doen had. Zijn agenda bleek leeg te zijn. Mooi, dan kon hij zijn hele dag lekker besteden aan een langgerekt nietsdoen.
Zo kwam het ook dat hij pas ‘s avonds doorhad dat er iets niet helemaal in de haak was.
Hij had het eerder kunnen weten. Een paar keer had hij overwogen Enjolras een berichtje te sturen, maar iets had hem ervan weerhouden. Als leider van de partij was zijn vriend bizar druk, en hoe graag hij hem ook pestte met commentaar op zijn plannen en andere flauwe opmerkingen, viel hij hem liever niet lastig met inhoudsloos gezwets en ik-mis-je’s. Dat was inmiddels toch algemeen bekende informatie.
Maar aangezien hij Enjolras geen bericht had gestuurd, was hij de hele dag niet bij zijn telefoon in de buurt geweest. Hij was te lui. Bovendien zou hij hem eerst moeten zoeken (zijn irritante gewoonte om dat ding in een dronken bui te verstoppen was misschien wel zijn slechtste eigenschap) en daarna ook nog de oplader. Veel te veel moeite.
Had hij dat wel gedaan, dan had hij de tientallen onbeantwoorde oproepen, wanhopige voicemails en van ongeloof doorspekte berichtjes niet kunnen missen.
De tv was vanzelf bij het nieuws aanbeland. Vroeger zou Grantaire er niet eens op gelet hebben, en hoewel hij het nog steeds grote tijdsverspilling vond (wat kon je er immers aan doen?), kon hij er met zijn positie binnen de partij nog moeilijk om heen. Hij bleef dus maar verveeld naar het scherm staren.
Die verveling duurde niet lang. In zijn onoplettendheid had hij de eerste zin van het item gemist, maar de tweede bleef nog minutenlang in zijn hoofd nagalmen “sinds de moord op de partner van presidentskandidaat Enjolras, gisteravond.”
Het was alsof de wereld om hem heen in elkaar stortte. Alles leek ineen te zakken alsof het van gortdroog zand gemaakt was, terwijl hij het was die zijn verbinding verloor met de realisatie dat het gat in zijn geheugen kwam doordat hij dood was.
Maar niet helemaal.
Er was geen engelengezang, geen wit licht en hij steeg al helemaal niet omhoog. Het nieuws was hard aangekomen, maar had hem niet uit de wereld geslagen. Daarvoor wilde hij te wanhopig graag de dag meemaken dat Enjolras zijn droom zou waarmaken. Daar had hij alles immers voor gedaan.
Hij was dood, maar hij wachtte.
500 woorden
MoonRocker zei op 11 sep 2015 - 23:56:
Kay heeft foto's gestuurd.
Vergeet je niet je stuk van eerder deze week nog in te typen, Daan? (of doe je dat zondag?) :]
Kay heeft foto's gestuurd.
Vergeet je niet je stuk van eerder deze week nog in te typen, Daan? (of doe je dat zondag?) :]
MoonRocker zei op 11 sep 2015 - 23:58:
P R O M P T 6
Bedtijd! Personage(s) A/B/C/etc. is/zijn ’s nachts nog buiten.
P R O M P T 6
Bedtijd! Personage(s) A/B/C/etc. is/zijn ’s nachts nog buiten.
Welkom bij de 500 Challenge! Week 3 inmiddels, so let's go!
B E L A N G R I J K
- Post de stukjes die je schrijft (tussen de 450 en 550 woorden) in dit topic. Anders telt het niet.
[- Als je niet online kunt komen maar wel iets geschreven hebt, stuur dan een foto via Whatsapp of zo, in pb kun je om nummers vragen.]
- Heb heel erg veel plezier.
P R O M P T S
- maandag: time warp! Personage(s) A/B/C/etc. gaat/gaan (figuurlijk) tijdreizen.
- dinsdag: snel! Wat doet/doen personage(s) A/B/C/etc. in slechts tien minuten?
- woensdag: gebruik de zin: “Het is tijd.”
- donderdag: haast! Personage A heeft geen tijd voor… wie/wat? En waarom?
- vrijdag: wacht! Personage A wacht op personage(s) B/C/D/etc.
- zaterdag: bedtijd! Personage(s) A/B/C/etc. is/zijn ’s nachts nog buiten.
- zondag: personage A denkt te kunnen genieten van een rustige zondagmiddag. Personage(s) B/C/D/etc. komt/komen zijn/haar rust verstoren.
T U S S E N S T A N D
1. Bo - 9,7
1. Daan - 9,7
1. Elise - 9,7
1. Julia - 9,7
5. Dezh - 9,6
5. Kayley - 9,6
7. Roos - 6,6
8. Iv - 4,4
9. Merula - 3,3
10. Kirsten - 1,1